26 200 XV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 1999

nr. 89
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 7 september 1999

Het regeerakkoord bevat het voornemen om de arbeidsmobiliteit tussen de publieke en de marktsector te bevorderen door, vooruitlopend op de invoering van OOW, de mogelijkheid te creëren om opgebouwde WW-rechten van de ene naar de andere sector mee te nemen (Kamerstukken II 1997/98, 26 024, nr. 10, blz. 32). Hoewel gewerkte weken en het opgebouwde arbeidsverleden in de ene sector meetellen voor een recht op uitkering in de andere sector, komt het – in een gering aantal gevallen – voor dat een WW-gerechtigde die werk hervat in de publieke sector, na afloop daarvan een kortere uitkeringsduur verkrijgt dan waarop hij in de marktsector nog aanspraak zou kunnen maken. Een wetswijziging is geconcipieerd om aan deze situatie een eind te maken.

Bij zijn uitvoeringstechnisch commentaar op het concept wetsvoorstel pleit het Lisv voor een invoeringsdatum niet eerder dan 1 april 2000. De wetswijziging leidt tot systeemwijzigingen die in verband met de aanpak van het millenniumprobleem niet rond 1 januari 2000 kunnen worden doorgevoerd. Bij een inwerkingtreding op 1 april 2000 zou de maatregel echter slechts 9 maanden effect sorteren, nu de WW immers per 1 januari 2001 op overheidswerknemers van toepassing wordt. Gelet op het geringe aantal werknemers dat bij de wetswijziging zou zijn gebaat en de met de wetswijziging gepaard gaande uitvoerings- en voorlichtingskosten, heb ik alsnog besloten van deze wetswijziging af te zien en de structurele oplossing in de OOW af te wachten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Naar boven