Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26200-XV nr. 87 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26200-XV nr. 87 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 6 september 1999
Bij brief van 3 juli 1998 (kenmerk TZ/TBO/98/14281) heeft mijn ambtsvoorganger u de Tweede vervolgrapportage ontvlechting van het Ctsv aangeboden. In reactie op signalen van het Ctsv over de (on-)toereikendheid van het toezichtsinstrumentarium is u gemeld, dat bezien zal worden of het mogelijk is om de bevoegdheden van het Ctsv uit te breiden. In aansluiting op de brief van mijn ambtsvoorganger, en naar aanleiding van een discussie die ik met het Ctsv heb gevoerd over aanpassing van de bevoegdheden van het Ctsv, wil ik u informeren over een aantal voornemens op dit terrein.
Deze brief is mede een reactie op de motie van het Lid Schimmel (Kamerstuknummer 26 200 XV, nr. 39). In die motie is het kabinet verzocht om alles in het werk te stellen om de ongewenste ontwikkelingen rondom machtsconcentraties tussen uitvoeringsinstellingen en bank/verzekeraars te voorkomen, en de Kamer te informeren over de te nemen stappen.
Deze brief sluit tenslotte aan bij mijn brief aan de Eerste Kamer, d.d. 8 juni 1999, naar aanleiding van een motie van het lid Jaarsma (Kamerstuknummer I, 24 877, 145g) en mijn brief van 28 juni 1999, betreffende een nadere reactie op de Augustusrapportage handhaving 1998 van het Ctsv. In beide brieven heb ik aangegeven dat ik het voornemen heb om het toezichtsinstrumentarium van het Ctsv aan te passen.
Bij de totstandkoming van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (Osv 1997) is het uitgangspunt geweest, dat het Ctsv over voldoende bevoegdheden diende te beschikken om zijn toezichttaak goed uit te kunnen oefenen. Kort na de inwerkingtreding van de Osv 1997 heeft mijn ambtsvoorganger, in vervolg op de toezegging tijdens de plenaire behandeling van de Osv 1997 in de Eerste Kamer, hierover overlegd met het Ctsv. Het Ctsv heeft destijds laten weten dat het toezichtsinstrumentarium, zoals dat is vastgelegd in de wet- en regelgeving, op dat moment aan het Ctsv voldoende mogelijkheden bood om de wettelijke taak uit te voeren. Bij brief van 23 september 1997 bent u hierover geïnformeerd.
Nu echter, na een paar jaar werken in de praktijk, is gebleken dat uitbreiding van het toezichtsinstrumentarium toch gewenst is. Daartoe uitgenodigd heeft het Ctsv mij begin dit jaar voorstellen gedaan, die ik inmiddels met het Ctsv besproken heb. Dit heeft geleid tot de volgende voornemens.
In het Besluit voorwaarden erkenning uitvoeringsinstellingen (Staatsblad 1997, 803) is bepaald, dat de houdstermaatschappij waar een uitvoeringsinstelling deel van uitmaakt, er voor zorg draagt dat een andere accountant dan de accountant van de houdstermaatschappij een verklaring afgeeft, waaruit blijkt dat:
– geboekte resultaten in de uitvoeringsinstelling respectievelijk in de andere rechtspersonen waarin de houdstermaatschappij aandelen houdt, deugdelijk onderscheiden zijn geadministreerd;
– de toerekening van kosten en baten met betrekking tot de uitvoering van de wettelijke taken is geschied met inachtneming van de terzake vastgestelde regels.
Deze verplichting staat in de praktijk bekend als de «artikel 18-accountant». Gebleken is dat deze verklaring onvoldoende inzicht biedt in de gewenste scheiding tussen publiek en privaat. Daarom heb ik het voornemen om de verplichting met betrekking tot de artikel 18 accountant te laten vervallen. Hiervoor in plaats wil ik regelen dat het Ctsv een meer directe rol krijgt:
– de holdingbesturen worden verplicht om aan het Ctsv verantwoording af te leggen over de scheiding publiek-privaat en de kostentoedeling binnen de holding;
– het Ctsv krijgt de bevoegdheid om door middel van richtlijnen en controleprotocollen nader te bepalen waaraan deze verantwoording moet voldoen;
– de eigen accountants van de holdings moeten een verklaring afgeven bij deze verantwoording. De verplichting om een andere accountant voor dit onderzoek in te schakelen komt te vervallen.
Met de voorgestelde aanpassing wordt bevorderd dat betere en meer uniforme verantwoordingen worden opgesteld. Op basis van deze verantwoordingen kan het Ctsv over de scheiding tussen publiek en privaat een verslag uitbrengen, vergelijkbaar met de rechtmatigheidsverklaring. Met de voorgenomen aanpassing wordt beoogd de kwaliteit van de verantwoording over de scheiding tussen publiek en privaat te verhogen. Deze verantwoording dient evenals nu het geval is, voorzien te zijn van een accountants-verklaring.
2. Aanpassing Regeling voorlegging besluiten
In de Osv 1997 is gekozen voor een zodanige verantwoordelijkheidsverdeling tussen uitvoering en toezichthouder dat het Ctsv zo min mogelijk vooraf toetst hoe Lisv en SVb met de eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden omgaan. De gedachte hierbij is dat een repressieve rol de objectiviteit en onafhankelijkheid van de oordeelsvorming van het Ctsv ten goede komt. Om deze reden is in de Regeling voorlegging besluiten ex artikel 13 van de Osv 1997 (Staatscourant 1997, nr. 41) een beperkt aantal besluiten aangewezen, dat vooraf ter kennisneming of ter goedkeuring aan het Ctsv moet worden voorgelegd.
Besluiten van het Lisv waarin aan een uitvoeringsinstelling toestemming wordt verleend voor de uitbesteding van bepaalde werkzaamheden, vallen tot nu toe nog niet onder de werking van de Regeling voorlegging besluiten. Dit betekent dat het Ctsv pas achteraf, nadat de uitbestedingscontracten zijn afgesloten, zijn oordeel kan geven. Het nadeel hiervan is dat het risico bestaat dat, als het Ctsv van mening is dat een uitbesteding waarvoor het Lisv toestemming heeft verleend, in strijd is met de eisen van rechtmatigheid en/of doelmatigheid, het terugdraaien van de uitbesteding gepaard gaat met hoge kosten. Om dit te voorkomen heb ik het voornemen om de Regeling voorlegging besluiten op korte termijn zo aan te passen, dat besluiten van het Lisv inzake uitbestedingen van werkzaamheden door uitvoeringsinstellingen, ter kennis van het Ctsv moeten worden gebracht vóór dat zij in werking treden.
3. Toetsing projectkosten van de uvi's
In de Osv 1997 is voor het Ctsv op het punt van de uitvoeringskosten een zekere preventieve rol weggelegd. Het Lisv is immers verplicht om de concept-jaarovereenkomsten met de uitvoeringsinstellingen aan het Ctsv voor te leggen. Het Ctsv beoordeelt op macro-niveau de uitvoeringskosten die in de concept-overeenkomsten worden afgesproken. Het Ctsv heeft door deze in de Osv 1997 voorgeschreven macro-toetsing van de concept-jaarovereenkomsten de mogelijkheid om zich vooraf uit te spreken over de hoogte van de contractskosten. Daarnaast stelt het Ctsv het budget van het Lisv en de sectorraden vast. De projectkosten, dat wil zeggen de kosten van de uitvoeringsinstellingen voor incidentele projecten, maken geen deel uit van het budget van het Lisv noch van de concept-jaarovereenkomsten met de uitvoeringsinstellingen. Het gaat dan om bijvoorbeeld kosten in verband met doelmatigheidsprojecten en de invoering van nieuwe wet- en regelgeving. Deze kosten worden door het Lisv vergoed naast de reguliere uitvoeringskosten. Over de omvang van de verwachte projectkosten krijgt het Ctsv wel informatie. Het Lisv rapporteert hierover immers in de fondsennota's, in het plan van werkzaamheden en in de uitvoeringskostenrapportage. Ook krijgt het Ctsv inzicht in alle door het Lisv genomen besluiten omtrent de financiering van de projecten. Maar het Ctsv kan zich niet vooraf uitspreken over alle projectkosten. Keerzijde van de medaille is dat een (negatief) oordeel van het Ctsv er toe zou kunnen leiden dat het Lisv opnieuw met de uitvoeringsinstellingen zou moeten onderhandelen over de contracten en/of projecten. Dit blijkt, gegeven de ervaringen van het Lisv en de uitvoeringsinstellingen ten aanzien van contractonderhandelingen, nauwelijks realiseerbaar te zijn. Gelet op de preventieve rol van het Ctsv op het punt van de uitvoeringskosten, hecht ik eraan dat het Ctsv op macroniveau zich kan blijven uitspreken over de hoogte van alle uitvoeringskosten (contractkosten én projectkosten).
Gelet op het feit dat het bij de projectkosten onder meer gaat om kosten van doelmatigheidsprojecten, en gelet op het feit dat sinds 1 juli 1999 geen indiening van nieuwe doelmatigheidsprojecten meer wordt verwacht, stel ik nu voor aan deze problematiek met de volgende procedure-afspraak tussen het Lisv en het Ctsv tegemoet te komen. Het Lisv zal het Ctsv 2 keer per jaar informeren over het meerjarig beeld van alle uitvoeringskosten (inclusief de projectkosten), op basis waarvan het Ctsv dan tot een integrale oordeelsvorming kan komen. De grondslag voor het meerjarig beeld zal worden gevormd door een Lisv-nota waarin de voorgenomen kostenreductie (met 25%) is vastgelegd.
Het Lisv zal 2 keer per jaar een actualisatie van de ontwikkeling van de uitvoeringskosten aan het Ctsv geven.
Wellicht ten overvloede meld ik dat voornoemde procedure-afspraak niets afdoet aan het uitgangspunt dat het Lisv besluiten die niet dan tegen hoge (maatschappelijke) kosten kunnen worden teruggedraaid, eigener beweging aan het Ctsv voorlegt.
Het Ctsv heeft geconstateerd dat het beleid van uitvoeringstellingen in belangrijke mate bepaald wordt door de directieleden van de uitvoeringsinstellingen. Daarnaast is gebleken dat de holdings waarvan de uitvoeringsinstellingen deel uitmaken, in toenemende mate allianties aangaan met private partijen. Gelet hierop ben ik evenals het Ctsv van mening dat introductie van een toets op de integriteit, betrouwbaarheid en deskundigheid van het management van de uitvoeringsinstellingen wenselijk is. Deze integriteitstoets dient zich te richten op het topmanagement van de uitvoeringsinstellingen. Over de (wettelijke) vormgeving van een dergelijke toets wil ik mij nog beraden. Ik ga ervan uit dat in dat kader aangesloten kan worden bij de kennis en infrastructuur van de Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.
Het Ctsv heeft ook aandacht gevraagd voor het toezicht op gebruik van werknemersgegevens door private rechtspersonen aan wie de uitvoeringsinstellingen gegevens hebben verstrekt (zoals pensioenfondsen). Ook heeft het Ctsv aandacht gevraagd voor het feit dat het minder goed mogelijk is om na te gaan of zogenoemde B-poot-ondernemingen voor diensten aan een uitvoeringsinstelling de juiste prijs in rekening brengen. Om de vereiste marktconformiteit te kunnen vaststellen, zou het Ctsv willen onderzoeken of een B-poot onderneming niet aan prijsdiscriminatie doet. Op beide punten wil ik hier mijn visie geven.
Over het toezicht op gebruik van werknemersgegevens door private rechtspersonen aan wie de uitvoeringsinstellingen gegevens hebben verstrekt, heb ik eerder al mijn standpunt aan het Ctsv kenbaar gemaakt. Naar mijn mening behoort het niet tot de taak van het Ctsv om toezicht te houden op de rechtmatigheid van het gegevensgebruik door private rechts-personen. Dat is een taak van de Registratiekamer. Het toezicht van het Ctsv dient zich te richten op de uitvoeringsinstellingen en beperkt zich wat dat onderwerp betreft tot de vraag of de uitvoeringsinstellingen zich aan de voorschriften inzake gegevensverstrekking houden.
Ten aanzien van het toezicht op rechtspersonen die werkzaamheden voor een uitvoerings-instelling verrichten ben ik van mening dat de bestaande bevoegdheden voldoende zijn. Indien een uitvoeringsinstelling bepaalde werkzaamheden uitbesteedt aan een andere rechtspersoon, hetzij aan een commerciële instelling die deel uit maakt van de holding waarvan de uitvoeringsinstelling ook deel uitmaakt, hetzij aan een commerciële instelling buiten de holding, kan het Ctsv op grond van artikel 88, tweede lid, van de Osv 1997, onderzoek verrichten met betrekking tot deze werkzaamheden die zijn uitbesteed. Een uitbreiding van de bevoegdheden naast de eerder voorgestelde aanpassing van artikel 18 accountant is dan ook niet nodig.
Ik ga ervan uit dat met bovengenoemde uitbreiding van het toezichtsinstrumentarium het Ctsv op een afdoende wijze zijn taken kan uitoefenen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26200-XV-87.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.