Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26200-XIV nr. 68 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26200-XIV nr. 68 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 15 september 1999
Hierbij doe ik u de voortgangsrapportage betreffende de controle op het gebruik van illegale groeibevorderaars in de rundveehouderij, het zogenaamde hormonendossier, toekomen.
VOORTGANGSRAPPORTAGE HORMONENDOSSIER
Deze voortgangsrapportage beoogt inzicht te geven in de acties die door de Nederlandse overheid zijn ondernomen om de controle op het illegaal gebruik van groeibevorderaars te verbeteren, sinds oktober 1997 (de datum waarop het rapport van de Algemene Rekenkamer «Keuring van Vleeskalveren» is verschenen). In deel I van de rapportage wordt kort ingegaan op de conclusies en aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer en van een Europese Inspectie terzake, in deel II wordt ingegaan op de stand van zaken.
I. Conclusies en aanbevelingen
I.1 Rapport Algemene Rekenkamer
In oktober 1997 bracht de Algemene Rekenkamer (AR) het rapport «Keuring van Vleeskalveren» uit, dat inging op de opzet en de uitvoering van de keuring van vleeskalveren op het gebruik van verboden stoffen.
De belangrijkste conclusies van de AR hadden betrekking op de invulling door LNV van de controle op verboden stoffen, en op tekortkomingen in de controles door de stichting SKV (Stichting Kwaliteitsgarantie Vleeskalversector).
De Rekenkamer gaf de minister van LNV de aanbeveling om op bovengenoemde onderdelen verbeteringen door te voeren en ook in andere sectoren en bij diergeneesmiddelen de gang van zaken door te lichten.
De minister van LNV nam alle aanbevelingen van het rapport van de AR gericht op de kalversector over, al bracht hij enkele nuanceringen aan op het gebied van de monsternametechniek, de actiegrenzen, het Nationaal Plan en de keuring bij de slacht.
In oktober 1998 vond een inspectie door de Europese Commissie plaats, gericht op het Nederlandse systeem van controle van residuen in levende dieren en dierlijke produkten (Nationaal Plan Hormonen en Overige Stoffen). De Europese inspectie trok de volgende in dit verband meest relevante conclusies: een aantal keuringstaken in slachterijen wordt door keurmeesters uitgevoerd in plaats van door dierenartsen zelf, de inspectie concludeerde dat sprake was van een tekort aan dierenartsen in slachterijen waardoor het overheidstoezicht daar onvoldoende werd beschouwd, de bemonstering door de overheid op de boerderij en de analyses in de laboratoria werden adequaat ervaren, de actiegrenzen lagen over het algemeen boven de detectiegrenzen.
De Europese Commissie gaf de aanbeveling het aantal dierenartsen in slachterijen te doen toenemen, de ontwikkeling van nieuwe analysemethoden voort te zetten, de actiegrenzen voor een aantal stoffen te verlagen en de verantwoordelijkheid voor het Nationaal Plan en de nationale Referentie Laboratoria bij 1 overheidsdienst neer te leggen (nu bij zowel diensten van VWS als LNV).
Relatie LNV/private zelfcontrolesystemen
De verantwoordelijkheidsverdeling tussen LNV en bedrijfsleven inzake de controle op het gebruik van hormonen is verhelderd conform de lijn van het Beleidsbesluit Diergezondheid, dat in december 1998 naar de Tweede Kamer is gestuurd. Dit Besluit gaat onder andere in op private zelfcontrolesystemen en het toezicht van de overheid daarop. De volgende acties zijn in dit verband ondernomen:
• LNV is uit het bestuur van de SKV gestapt (waar LNV als adviserend lid zitting in had).
• De RVV heeft voor een overgangsperiode een gedetailleerde werkinstructie opgesteld voor de monsternames in het kader van het Nationaal Plan, verricht door medewerkers van SKV en KCR (Kwaliteits Controle Runderen) als onbezoldigd RVV-ambtenaar. Sinds 1 augustus 1999 worden deze monsters niet meer door SKV- en KCR-medewerkers genomen maar door eigen controleurs van de RVV. Het Nationaal Plan 1998 en de bijbehorende resultaten, die ik u hierbij toestuur, geven een overzicht van de aantallen en typen monsters die in 1998 voor de overheid zijn genomen. In het kader van het Nationaal Plan zijn op runderbedrijven 3310 dieren onderzocht op residuen van verboden stoffen, en in slachterijen 3119; hierbij werden 2 positieven aangetroffen. Hier bovenop werden door de RVV nog eens ruim 6000 onderzoeken op verboden stoffen verricht in de slachterij; hierbij werden 9 positieven aangetroffen.
• De RVV werkt daarnaast sinds mei 1999 aan de invulling van toezicht op toezicht inhoudend dat een systeemcontrole wordt opgezet die zal worden uitgevoerd op de privaatrechtelijke SKV- en KCR-controles; dit toezicht op toezicht zal naar verwachting eind 1999 in werking treden. Sinds de oprichting van SKV en KCR wordt de kwaliteitscontrole van het laboratoriumonderzoek overigens geborgd door het RIVM. De SKV heeft in 1998 ongeveer 17 000 bezoeken afgelegd op kalverbedrijven, daarbij zijn 2000 koppels bemonsterd, waarbij 1 positief kalf werd aangetroffen. De KCR heeft in 1998 ongeveer 17 000 bezoeken afgelegd op runderbedrijven (anders dan kalverbedrijven), op 3000 bedrijven werden monsters genomen, waarbij 19 positieven werden aangetroffen. Volgens deze methodiek zijn zeer recentelijk door de KCR-controles een aantal dieren op twee runderbedrijven positief bevonden op residuen van illegale groeibevorderaars.
LNV heeft na het verschijnen van het rapport van de AR een grondige analyse uitgevoerd van het hele systeem van controle op het gebruik van illegale groeibevorderaars; deze analyse werd in oktober 1998 afgerond. Op grond van deze analyse werden acties bepaald, met name ten aanzien van de wijze van monstername, de gehanteerde analysemethoden, de coördinatie tussen de betrokken diensten en de samenwerking met de private zelfcontrolesystemen.
In december 1998 is de interdepartementale Task Force Hormonen in het leven geroepen om uitvoering te geven aan de aanbevelingen van bovengenoemde analyse en de samenwerking tussen de betrokken overheidsdiensten te optimaliseren. In deze Task Force zijn vertegenwoordigd de relevante beleidsdirecties van VWS en LNV, de betrokken uitvoerende diensten RVV, Inspectie W&V en AID, en de onderzoeksinstituten RIKILT en (sinds zomer 1999) RIVM; langs deze weg worden op een eenduidige wijze alle betrokken diensten aangestuurd en invulling gegeven aan de aanbeveling van de Europese Commissie om vanuit één punt de controleactiviteiten aan te sturen. Ten algemene wordt in de Task Force gestreefd naar een optimaal gebruik van alle bestaande juridische, wetenschappelijke en praktische mogelijkheden, en worden waar mogelijk en gewenst aanvullende maatregelen getroffen.
De monsternamestrategie op de boerderij (monsters voor het Nationaal Plan Hormonen) is in het kader van de Task Force Hormonen ingrijpend gewijzigd; deze strategie wordt momenteel door de RVV geïmplementeerd. De monsters worden niet langer aselect genomen, maar gericht, op grond van aanwijzingen voor gebruik van illegale groeibevorderaars.
Daarnaast worden nieuwe typen monsters genomen, zoals haren en haarswabs; de AID heeft hier inmiddels ervaring mee opgedaan, de RVV zal deze nieuwe typen monsters op korte termijn in de werkzaamheden doorvoeren.
De lijst van te onderzoeken verboden stoffen in het Nationaal Plan Hormonen is in 1999 uitgebreid; ook is ten algemene besloten voortaan zo spoedig mogelijk alle stoffen aan het Nationaal Plan toe te voegen waar een geschikte analysemethode voor is.
Met de Europese Commissie is in april 1999 een plan afgesproken om het aantal dierenartsen in slachterijen op zo kort mogelijke termijn te doen toenemen.
In de slachterijen is in mei 1999 een speciale actie gehouden gericht op buitenlandse runderen; hierbij zijn ook 35 Belgische runderen bemonsterd op o.a. residuen van illegale groeibevorderaars (beta-agonisten en niet-natuurlijke hormonen). In de bemonsterde buitenlandse runderen werden overigens geen residuen van groeibevorderaars aangetroffen.
De ontwikkeling van nieuwe en verbeterde analysemethoden is sinds het verschijnen van het rapport van de AR geïntensiveerd; dit betreft met name onderzoek uitgevoerd door het RIKILT-DLO. Het RIKILT heeft hierover een aantal rapporten uitgebracht. Er is o.a. meer aandacht gekomen voor het onderzoek van zogenaamde preparaten (met een nieuwe aanpak en technologie om cocktails beter te ontrafelen), voor het onderzoek van nieuwe monstermaterialen (haar, haarswabs, ogen, gal), voor het gebruik van natuurlijke hormonen als groeibevorderaar, en voor het aan elkaar relateren van resultaten van verschillende monstertypen om te komen tot een betere opsporing van behandelde dieren. De nieuwe analysemethoden en -technieken worden in het kader van de Task Force Hormonen geïmplementeerd in de praktijk.
Afstemmingsoverleg tussen de vier betrokken Nederlandse laboratoria (RIKILT, RIVM, CLRVV en TNO) vindt regelmatig plaats. Hierbij worden ook de ontwikkelingen besproken die voortvloeien uit het zogenaamde Benelux-overleg (overleg overheidslaboratoria België, Nederland en Luxemburg) en uit de RIVM-functie als communautair referentielaboratorium voor de hormoonproblematiek.
De minister van VWS heeft de Vleeskeuringswet (Onderzoekingsregulatief en Keuringsregulatief) in mei 1999 gewijzigd, waarbij actualiseringen zijn doorgevoerd op het gebied van monstername (gericht), monstertype (beta-agonisten), onderzoeksmethode en keuringsbeslissing. LNV bestudeert momenteel in samenwerking met VWS de mogelijkheden om de actiegrenzen aan te passen en op de meest geschikte wijze in te bedden. Hierbij speelt een rol, dat een verdachte het recht heeft op contra-expertise bij een ander laboratorium. In de huidige werkwijze zijn tussen de vier laboratoria die hiervoor zijn aangewezen (RIVM, RIKILT, CLRVV en TNO) stricte kwaliteitsafspraken gemaakt om te bereiken dat in geval contra-expertise wordt gevraagd, de oorspronkelijke positieve uitslag daadwerkelijk kan worden bevestigd. Door het toepassen van gelijkwaardige technologieën wordt door de laboratoria vrijwel altijd een gelijk resultaat bereikt. Voor een aantal ongunstige stof-matrix combinaties kunnen de resultaten tussen laboratoria echter onderling verschillen. Momenteel wordt door de diverse laboratoria actie ondernomen om per (te onderzoeken) stof te komen tot een zodanige toedeling dat optimaal gebruik gemaakt wordt van expertise en toerusting. Op grond hiervan zullen de actiegrenzen voor specifieke stof-matrix combinaties naar verwachting kunnen worden verlaagd.
Het systeem van administratieve vastlegging en voortgangsbewaking van de AID is na het verschijnen van het rapport van de AR verbeterd; de planning van de activiteiten van de AID terzake is eveneens verbeterd. De lijnen binnen de organisatie, tussen de RVV en de AID en tussen deze uitvoerende diensten en de zelfcontrolesystemen zijn korter geworden en er zijn permanent AID-medewerkers stand-by voor de controle op illegale groeibevorderaars. In het kader van de Task Force Hormonen is aan de afstemming tussen de aktiviteiten van de AID en die van andere betrokken diensten verder vorm gegeven. In de komende periode zal worden geëxperimenteerd met het betrekken van de laboratorium-experts op het gebied van verboden groeibevorderaars bij concrete AID-activiteiten.
In november 1998 is overleg gevoerd met het Belgische Ministerie van Landbouw over de bestrijding van het gebruik van illegale groeibevorderaars; op werkvloerniveau bestonden voor die tijd reeds contacten tussen LNV en VWS en Belgische autoriteiten. De AID werkt sinds maart 1999, op projectbasis in het kader van de informatie-uitwisseling nauw samen met Belgische collega's.
Ik zal op korte termijn samen met mijn collega van VWS met de verantwoordelijke Belgische bewindslieden overleg voeren over de hormonen problematiek. Tijdens de bijeenkomst zullen afspraken worden gemaakt over verdere mogelijkheden tot samenwerking op het vlak van de bestrijding van de grensoverschrijdende criminaliteit op dit gebied.
Teneinde de verschillende in de wet- en regelgeving opgenomen mogelijkheden tot optreden bij geconstateerd illegaal gebruik van groeibevorderaars ten volle in te zetten, zijn afspraken gemaakt met de onderscheidende uitvoerende diensten. De door hen te treffen maatregelen hebben betrekking op: het in rekening brengen van kosten van analyses en vervolgonderzoeken bij geconstateerde overtreding; het gaat hier om aanzienlijke bedragen.
• het gedurende het vervolgonderzoek onder toezicht plaatsen van bedrijven waar een overtreding is begaan, en het vervolgens onder verscherpte controle houden van deze bedrijven gedurende een periode van tenminste 1 jaar.
• het standaard in de slachterij in onderzoek nemen van runderkarkassen zwaarder dan 600 kg.
• het doorgeven aan RVV-ambtenaren belast met de keuring bij de slacht en bij de export, van de I&R-gegevens van dieren die op de boerderij staan in afwachting van de uitslag van laboratoriumanalyses. De Diergeneesmiddelenwet zal worden gewijzigd; één van de wijzigingen zal betrekking hebben op het op het boerenbedrijf houden van dieren die via het normale monitoringsprogramma in onderzoek worden genomen.
Tenslotte is een verhoging van de strafmaat bij het ministerie van Justitie aan de orde gesteld.
Naast bovenstaande maatregelen zal in specifiek verband overleg gevoerd worden met het Openbaar Ministerie, teneinde handhaving en vervolging zo effectief mogelijk in praktijk te kunnen brengen.
Ik verwacht dat door dit pakket aan maatregelen de aansluiting bij de Belgische praktijk verbeterd wordt.
De Task Force Hormonen zal zijn werkzaamheden komend jaar onverminderd voortzetten. De toepassing in de praktijk van opgelegde maatregelen, de verlaging van de actiegrenzen voor een aantal stof-matrix combinaties en de aanpak van de grensoverschrijdende fraude zullen daarbij als prioriteit gelden. Voorts worden de activiteiten uitgebreid naar andere dierlijke sectoren en naar de controle op het illegale gebruik van diergeneesmiddelen. Op deze manier worden de overheidscontroles op het gebruik van illegale groeibevorderaars (en het illegale gebruik van diergeneesmiddelen) verder geoptimaliseerd.
De Europese hormoonrichtlijnen voorzien – naast het Nationaal Plan Hormonen en de overige door de overheid uit te voeren controles – tevens in de mogelijkheid van een systeem van zelfcontrole van het bedrijfsleven. Dit systeem, dat voortbouwt op het reeds hier te lande bestaande systeem, zal per 1 januari 2000 ingaan. De overheid zal toezicht op toezicht uitoefenen op dit systeem. Voor ondernemers in de rundveehouderij wordt het gebruik van illegale groeibevorderaars door in werking treding hiervan verder ontmoedigd.
Over de resultaten en voortgang zal ik mij periodiek laten informeren. Over een jaar zal een nieuwe voortgangsrapportage worden opgesteld ten behoeve van uw Kamer.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26200-XIV-68.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.