Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26200-XIV nr. 62 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26200-XIV nr. 62 |
Vastgesteld 21 juni 1999
De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 2 juni 1999 overleg gevoerd met staatssecretaris Faber van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over:
– de brief d.d. 28 april 1999 van de staatssecretaris van LNV inzake I&R (26 200-XIV, nr. 54);
– de brief d.d. 3 maart 1999 van de staatssecretaris van LNV inzake ontheffing entplicht IBR (LNV-99–273);
– de brief d.d. 23 april 1999 van de staatssecretaris van LNV inzake overtredingen Natuurbeschermingswet (LNV-99–412).
Van het overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Brief d.d. 28 april 1999 van de staatssecretaris van LNV inzake I&R (26 200-XIV, nr. 54)
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA) constateerde dat van het huidige I&R-systeem momenteel maar heel weinig deugt. Eigenlijk kun je niet van een systeem spreken. In feite is nu sprake van het begin van een traject, waarbinnen moet worden gekomen tot een deugdelijk aan- en afmeldingssysteem. Daartoe worden in de audit goede voorstellen gedaan. Hoe staat het met het vervolg op de offerte van de Gezondheidsdienst voor dieren over het doen van onderzoek naar een nieuw geautomatiseerd I&R-systeem? Zo'n systeem is namelijk essentieel voor het inpassen van de keten in een sluitende aanpak. Wellicht is deze audit een alternatief, maar dat wilde zij dan wel horen. Gaat datgene wat er nu ligt in de richting van een nieuw geautomatiseerd systeem? Het auditrapport gaat eigenlijk vooral over de procedures, de afspraken en de systematiek. Klopt het dat sprake is van twee trajecten, dat van de automatisering en dat van de systematiek? Mevrouw Van Ardenne vond dat op dat laatste traject een onafhankelijke regiegroep moet worden gezet. In de brief staat wel dat het de bedoeling is het traject van de verbeterde aanpak te begeleiden, maar het wordt niet duidelijk of daarvoor zo'n regiegroep wordt aangesteld. Wat haar betreft mag die overigens uit vrouwen bestaan, want de mannen hebben tot nu toe heel weinig resultaten geboekt, terwijl het om een belangrijke kwestie gaat. Wellicht kan de staatssecretaris zelf de regie nemen.
Mevrouw Van Ardenne was voorstander van alternatieven om het systeem betrouwbaar te laten blijven. Ook principiële oormerkweigeraars moeten een alternatief voor hun runderen kunnen introduceren, bijvoorbeeld de DNA-test. Wellicht is het ook mogelijk op een geheel nieuw systeem over te gaan. Hoe staat het, gelet op de verantwoordelijkheidsverdeling, met de uitvoering van de motie van het CDA over het eigen beheer met betrekking tot het diergezondheidsfonds? De verantwoordelijkheden moeten in ieder geval daar worden gelegd waar ze thuishoren. Als de sector dat fonds zelf kan beheren, dan hoeft de overheid zich daar niet mee te bemoeien.
Met het oog op de vermeende fraude van oormerken was mevrouw Van Ardenne ook benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris op het artikel uit De Boerderij, waarin de vorige hoogste ambtenaar veterinaire zaken meldt dat hij allang op de hoogte was van de ondeugdelijkheid van het systeem. De staatssecretaris heeft eerder gemeld dat dit probleem laag in de organisatie is blijven hangen, op het uitvoerende niveau, en dat het niet op beleidsniveau is besproken. Is de Kamer wat dat betreft wederom op het verkeerde been gezet? Wanneer worden de gevraagde stukken overgelegd?
De heer Waalkens (PvdA) vond een sluitend I&R-systeem een onmisbare pijler voor de gezondheids- en kwaliteitsbewaking van de Nederlandse veestapel en de daaruit voortvloeiende producten. Er zijn twee knelpunten. Er is geen duidelijk eigenaarschap en doordat sprake is van verschillende actoren is er geen gemeenschappelijke visie op de toekomst van het systeem. Worden de aanbevelingen in de audit gevolgd, ook wat betreft de scheiding in verantwoordelijkheden tussen beleid en uitvoering en die tussen private en publieke taken? In de brief staat dat het systeem per eind september weer zodanig operationeel is dat ermee kan worden verder gewerkt. Bij controle en administratieve checks is dan sprake van een feilloze terugtracering. Neemt de staatssecretaris de regie van dit traject op zich? Daarmee wordt tegelijkertijd een uitspraak over het eigenaarschap gedaan.
Het is een groot manco dat de destructiebedrijven nog niet verplicht zijn om te melden. Is het mogelijk deze bij voorrang te verplichten om mee te doen? Hij vond dat wat dat betreft een ontoelaatbare obstructie door deze bedrijven heeft plaatsgevonden. Een bedrijf dat slordig omgaat met het systeem, of een bedrijf dat obstructie of fraude pleegt, moet worden afgerekend op dat gedrag, ook in strafrechtelijke zin. Controle en sancties zijn dus van essentieel belang.
Hoe staat het met de doorkijk naar andere diersoorten? Zijn daar ook problemen te verwachten? Zo ja, wordt daar nog een audit uitgevoerd? De DNA-techniek is een heel betrouwbare mogelijkheid om gewetensbezwaarden en oormerkweigeraars tegemoet te komen. Wat vindt de staatssecretaris daarvan?
De heer Oplaat (VVD) steunde de lijn om fundamenteler naar het I&R-systeem te kijken. De problemen met de registratie van de import is inmiddels grotendeels opgelost. Ook bij de incorrecte slachtmeldingen is er sprake van verbeteringen, hoewel dit probleem nog niet helemaal is weggewerkt. Een stevige vinger aan de pols blijft noodzakelijk. De koppeling tussen de kadavermelding en de I&R-doodmelding is prima, maar waarom is die insteek niet vanaf het begin gekozen? Er was 40 mln. beschikbaar. Kon daarvan geen f 100 000 worden gebruikt om die koppeling te realiseren? Hoe staat het met de dubbele melding? Als de enkele melding al niet goed werkt, werkt een dubbele melding niet dubbel zo slecht?
De heer Ter Veer (D66) vond dat de monopoliepositie van de destructors nog steeds roet in het eten gooit. Daar moet eens goed naar worden gekeken. Gaat de volkstelling voor runderen door? Is daar al een planning voor? Met behulp daarvan kan namelijk weer met een schone lei worden begonnen als het I&R-systeem van zijn feilen is bevrijd.
Het antwoord van de staatssecretaris
De staatssecretaris wees erop dat het traject van fundamentele verbeteringen inmiddels is ingezet. Uit de audit blijkt dat er niet alleen sprake is van technische onvolkomenheden, maar ook van fundamentele gebreken. Die hebben betrekking op het systeem zelf, maar ook op het management en de handhaving. Met het oog daarop is een regiegroep, onder leiding van de secretaris-generaal en bestaande uit deskundige vertegenwoordigers vanuit de verschillende sectoren, inmiddels bezig met het, zoveel mogelijk vanuit een onafhankelijke manier van denken, opstellen van een plan van aanpak om de grootste lacunes weg te werken. De suggestie om meer onafhankelijke personen in deze regiegroep op te nemen, dan wel zelf de regie te nemen, zou de staatssecretaris meenemen. Er komt nog een model.
De bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden van LNV, het bedrijfsleven en de uitvoerende en controlerende diensten staan weliswaar omschreven in de regelgeving, maar toch leidt een en ander tot misverstanden. Daarom worden deze zaken opnieuw opgeschreven. Er vindt een herschikking plaats van een aantal verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Ook wordt een procedure ontwikkeld om fouten te voorkomen bij het aanmelden van importrunderen. De koppeling van de kadavermelding aan de I&R-doodmelding is de oplossing voor de nu nog ontbrekende meldingen. Voorts wordt gekomen tot een verhoging van de melddiscipline door een uitbreiding van de controle en een verbetering van de informatie-uitwisseling tussen de verschillende diensten. Daarnaast wordt de kwetsbaarheid van de sector verder ingeperkt.
Het is de bedoeling deze oplossingen voor de grootste lacunes de komende maanden te implementeren. De aanbevelingen van de Europese Commissie over een aanpassing van de opdruk van de cijfers op het oormerk en de verbetering van de controlesystematiek worden meegenomen. De staatssecretaris ging ervan uit, omdat er sprake is van een nogal ambitieus traject, dat dit een tot anderhalf jaar in beslag neemt. Wellicht gaat het sneller. In het najaar wordt in ieder geval met een voortgangsrapportage gekomen. Ongeveer een halfjaar na de invoering van de maatregelen, na de vervolmaking van het systeem, vindt de nulmeting plaats. Dan wordt duidelijk hoe men ervoor staat. Daar kan op worden voortgeborduurd. Het is nog niet duidelijk hoe de nulmeting zal plaatsvinden, maar het bureau dat de audit heeft uitgevoerd, wordt erbij betrokken. De opschoning van het huidige bestand heeft pas zin als de verbeteringen zijn doorgevoerd, want anders vervuilt het bestand opnieuw. De EC heeft inderdaad vrij positief over het huidige systeem geoordeeld – als haar aanbevelingen per 1 oktober a.s. zijn doorgevoerd, dan wordt het systeem goedgekeurd – maar dat heeft waarschijnlijk te maken met de criteria in de richtlijn. Daar komt bij dat het in de rest van Europa nog minder goed is geregeld. Dat blijkt ook wel uit de importproblematiek. De kritiek in de audit blijft echter overeind, want ondanks dat het systeem misschien kennelijk zo slecht nog niet is, met de uitvoering ervan is het niet goed gesteld. Dat blijkt heel duidelijk uit de audit. Daarom moet het plan van aanpak van de regiegroep gewoon worden uitgevoerd. De betrokken actoren werken overigens heel goed mee. Dat geldt ook voor de Gezondheidsdienst voor dieren.
De staatssecretaris had in de brief van december jl. al aangegeven dat de problemen met het systeem niet die prominente plaats hebben gekregen die ze hadden moeten krijgen. Ze zijn destijds wel op technisch niveau besproken, maar ze hadden ook op het hogere, beleidsmatige niveau aan de orde moeten komen. Dat is niet gebeurd. Het artikel in De Boerderij gaat echter puur en alleen – dat had de staatssecretaris nagevraagd – over het niet melden door de destructiebedrijven. Dat was echter al bekend, want op grond van EU-regelgeving zijn deze bedrijven niet verplicht om te melden. Wel is destijds geprobeerd om de bedrijven op vrijwillige basis te laten meewerken, maar dat is niet gelukt. Overheid en bedrijfsleven hebben vervolgens samen geconcludeerd dat, ook al was melding door destructiebedrijven wel gewenst, dit niet noodzakelijk was voor het sluitend maken van het systeem. De redenering was dat het systeem in principe toch wel sluitend zou zijn, omdat veehouders dode runderen, als ze die afvoerden, ook moesten melden. Het gestelde in het artikel in De Boerderij dat er daardoor van het begin af aan sprake was van een gat is dus niet juist. Toen was echter nog niet bekend dat ook de melddiscipline van veehouders te wensen over zou laten, vooral op het punt van de melding van dode dieren. Ook dat heeft geleid tot de problematiek van de zwevende runderen, al heeft die vooral te maken met de importcontroles. Inmiddels wordt opnieuw met de destructiebedrijven onderhandeld. Ze zijn nu wel bereid om te melden. Er is al afgesproken dat deze bedrijven kadavers gaan melden bij het I&R-systeem. Dan kunnen de gegevens worden gekoppeld aan die over het doodmelden van runderen door veehouders. Dan is het twee keer goed.
Sanctiemogelijkheden zijn er wel degelijk. Er kan strafrechtelijk worden opgetreden. Dat kan leiden tot maximaal zes maanden hechtenis en een boete van f 25 000. Het is echter ook mogelijk een bedrijf stil te leggen. Voorts kan het PVV op basis van de EU-verordening maatregelen nemen tegen een bedrijf wanneer de I&R-voorschriften niet worden nageleefd. Deze variëren van het opleggen van een verplaatsingsbeperking van niet volledig I&R-geregistreerde dieren tot vernietiging van dieren als aan geen enkele I&R-verplichting is voldaan. Er is inmiddels afgesproken actiever om te gaan met de sanctiemogelijkheden. Dat zal ook in het plan van aanpak aan de orde komen.
Ook de staatssecretaris vond dat er mogelijkheden voor gewetensbezwaarden moeten zijn, maar een dergelijk systeem moet wel voldoen aan de richtlijnen van de Europese Commissie. De EC moet er ook toestemming voor geven. Het overleg dat momenteel plaatsvindt, ziet er hoopgevend uit.
Er wordt prioriteit gegeven aan de oplossing van de I&R-runderenproblematiek. Daarna wordt de I&R voor varkens doorgelicht. Voor schapen en geiten is er vooralsnog sprake van een rudimentair systeem. Daarvoor moet eerst een program van eisen worden geformuleerd. Over het diergezondheidsfonds komt binnenkort een brief naar de Kamer.
Brief d.d. 23 maart 1999 van de staatssecretaris van LNV inzake ontheffing entplicht IBR (LNV-99–273)
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Ter Veer (D66) wees erop dat hij zich bij een eerder AO over IBR heeft geschaard aan de zijde van degenen die vinden dat IBR-enting verplicht moet worden. Pas dan kun je de ziekte goed bestrijden. Pas dan kun je Nederland IBR-vrij maken. Kijkend naar het IBR-drama dat zich momenteel voltrekt, vond hij het echter terecht dat is besloten het entingsprogramma te stoppen en eerst de problemen op te lossen. Dat houdt onder andere in dat de gedupeerden tegemoet moet worden gekomen. Ook zij moeten, als deze kwestie achter de rug is, met tevredenheid kunnen terugkijken. Daarna moet worden bekeken hoe verder wordt gegaan met het IBR-vrij maken van Nederland.
De heer Oplaat (VVD) constateerde dat het draagvlak onder de veehouders voor IBR-bestrijding via enting inmiddels tot een dieptepunt is gedaald door de massale veesterfte. Is er al zicht op de totale omvang van het probleem? De schade betreft een privaatrechtelijk geschil. Een eventuele schadeclaim is een zaak van de individuele ondernemers en Bayer. De overheid moet daarbuiten blijven. Wel zou een tijdelijke voorziening kunnen worden getroffen, bijvoorbeeld via de BBZ. Daarmee zouden veehouders die in acute liquiditeitsproblemen komen bij de aanschaf van nieuw vee, in combinatie met eventuele opbrengstderving, kunnen worden geholpen.
Er is inmiddels een besluit genomen over de IBR-bestrijding. Daar moet niet op worden teruggekomen, maar wel geldt het principe van gelijke monniken, gelijke kappen. Dat wil zeggen dat in de Oostvaardersplassen ook moet worden geënt tegen IBR.
De heer Waalkens (PvdA) wees erop dat de overheid, toen is besloten om te komen tot een vrijwillig bestrijdingsprogramma, een aantal vaccins heeft verboden. Ook al is er sprake van een privaatrechtelijke procedure, is de overheid er nu niet in bepaalde mate bij betrokken? Zijn naast Bayer en Hoechst nog andere leveranciers betrokken bij het vervuilde vaccin en het entprogramma? Is in het buitenland ook schade veroorzaakt? Is er een relatie tussen het vervuilde vaccin en een mysterieuze andere koeienziekte? Daarbij speelt ook het inzetten van markervaccins, wat overigens een strijdpunt in Europa is. Niet gemarkerde vaccins zijn verboden.
De heer Atsma (CDA) vond dat er geen sprake is van een op zichzelf staand incident, want met name in melkveehouderij voltrekt zich een tragedie. Tot op heden hebben ongeveer 5400 boeren zich gemeld. Het gaat om meer dan een miljoen dieren. Waarom is de staatssecretaris daar, ondanks het verzoek van deze commissie, nog niet nader op ingegaan? Gedupeerden kunnen zich tot volgende week vrijdag melden, maar nog dagelijks doen zich nieuwe gevallen voor. Zelfs dieren die vorig jaar november nog zijn geënt, vertonen ziekteverschijnselen. Wat vindt de staatssecretaris van die uiterste datum? Het is weliswaar een zaak van de sector en de Gezondheidsdienst, maar de heer Atsma vond die termijn erg kort.
De schade is enorm. Het probleem is evenwel dat het erg moeilijk is een directe relatie aan te tonen tussen de entstof die is gebruikt en de ziekte. Dat levert een dilemma op als het gaat om de aansprakelijkheid, want wie moet je aansprakelijk stellen? Klopt het dat het onderzoek volledig op slot zit? De kernvraag is of een aantoonbare oorzaak valt aan te geven. Als je iets eist, dan moet je ook bewijzen hebben. Als je die niet hebt, dan is het nog maar de vraag of je iets kunt eisen. In de praktijk is dat erg moeilijk. Hierover moet zo snel mogelijk duidelijkheid komen. Is het juist dat indertijd bij de veldproeven al negatieve ervaringen met de entstof zijn opgedaan? Is de stof voldoende getest? Op grond van welke rapportages hebben de Europese Commissie en Nederland deze stof toegelaten? Wie kan er aansprakelijk worden gesteld? IBR is geen veewetziekte. De overheid kan niet worden aangesproken, maar wie dan wel? Zijn dat de instituten die betrokken zijn geweest bij de testen en bij de goedkeuring, of is het misschien toch de nationale overheid? Er is namelijk wel sprake van een toegelaten entstof en een verplichte enting, althans een enting waarvoor inmiddels een wettelijk kader bestaat. Duidelijk is in ieder geval dat de gedupeerde veehouders niet in de kou mogen blijven staan. Zij mogen niet het slachtoffer worden van een jarenlang juridisch steekspel. Nu al dreigen faillissementen. Dat kan toch niet! Kan de staatssecretaris daar iets aan doen? De Gezondheidsdienst voor dieren heeft in maart al aangedrongen op nader onderzoek. Klopt het dat het ministerie pas deze week een aanzet tot dat onderzoek heeft gegeven?
Het aantal meldingen is langzaam op gang gekomen. Dan kan duiden op een drempel. Is de staatssecretaris bereid om te komen tot een centraal meldpunt voor klachten over diergezondheid in het algemeen? De LTO heeft voorgesteld om een soort ombudsfunctie in het leven te roepen – dat is een goede suggestie – maar dat moet wel een onafhankelijke functie zijn.
Het antwoord van de staatssecretaris
De staatssecretaris vond ook dat er sprake is van een drama, vooral omdat nog steeds niet helemaal duidelijk is waar de ziekteverschijnselen door zijn veroorzaakt. De vraag of er sprake is van een directe relatie tussen oorzaak en gevolg is ook nog niet beantwoord. Toen duidelijk werd dat een IBR-entstof verontreinigd bleek te zijn met het agressieve type BVD-virus is snel ingegrepen. Daardoor is de toepassing van die entstof beperkt gebleven tot de twaalf bedrijven. Sinds de start van de vaccinatieplicht zijn bij het Bureau bijwerkingen diergeneesmiddelen van het ministerie van LNV 60 gevallen gemeld, waarbij er mogelijk sprake is van een bijwerking van het IBR-vaccin. Deze gevallen waren afgelopen februari nog in behandeling. Er is ook onderzocht, vanwege de gebeurtenissen met het levende IBR-vaccin, of het dode IBR-vaccin wel zuiver is. De resultaten daarvan zijn nog niet bekend.
Bayer is als producent van de entstof aansprakelijk voor de veroorzaakte schade door het gebruik van het middel. De producent moet elke partij zelf controleren. De eisen waaraan moet worden voldaan, staan heel nauwkeurig omschreven en worden tijdens de registratie vastgelegd. Er is sprake van een uitgebreide controle in het bedrijf. Daarbij worden onder andere dierproeven uitgevoerd. Die controle biedt in combinatie met de kwaliteitsborging, in principe een hoge mate van garantie. Het vaccin waar het nu om gaat, wordt in Duitsland geproduceerd. De controle door de Duitse overheid vindt plaats via het checken van de gegevens van het bedrijf over de uitgevoerde controles. Dat gebeurt zeer grondig. Daarnaast doet de Duitse overheid selectief één of meerdere controles over in een overheidslaboratorium. Als geen onregelmatigheden worden aangetroffen, dan mag de partij in Duitsland op de markt worden gebracht. Wil men die partij ook in Nederland op de markt brengen, dan controleert het ID-DLO de gegevens over de door het bedrijf uitgevoerde controles en het Duitse vrijgiftecertificaat. Dat gebeurt administratief. Als geen onregelmatigheden worden aangetroffen, dan mag de partij in Nederland op de markt worden gebracht. De controle biedt in de praktijk echter nooit 100% garantie, want vaccins worden nu eenmaal bereid uit biologische grondstoffen. Die zijn per definitie variabel. Het testen van vaccins op dieren geeft ook geen absolute garantie, want ook dieren zijn nooit hetzelfde. Het beleid in Europa is er voorts op gericht zo weinig mogelijk proefdieren te gebruiken bij de kwaliteitscontroles van vaccins. Daardoor blijft een zeker risico bestaan. Kijkend naar de situatie die zich nu Nederland voordoet, moet daar wellicht opnieuw over worden nagedacht. In die zin dwingt de crisis tot bezinning. Met het oog daarop zijn ambtenaren van LNV flink in gesprek met de Europese Commissie en een aantal lidstaten over dit onderwerp. Er wordt gestreefd naar Europese afspraken over het harmoniseren van een partijkeuring. Dat biedt meer garanties in de toekomst.
Doordat de Nederlandse overheid formeel moet toestaan dat een bepaalde partij hier op de markt wordt gebracht, is het ook deze overheid die de toelating en het gebruik van een partij formeel schorst. Dat is in dit geval gebeurd. Het ID-DLO heeft op verzoek van de gezondheidsdienst onderzoek gedaan naar alle eerder op de markt gebracht vaccinpartijen. Diverse partijen bleken vervuild, sommige met het agressieve type virus – dat was de partij van februari – andere met een milder virus. De toelating van die partijen is geschorst. Het vaccin mag pas weer op de markt worden gebracht als zeker is dat het veilig is. Het spreekt vanzelf dat de partijen voortaan nog nadrukkelijker aan laboratoriumonderzoek zullen worden onderworpen.
De LTO heeft een algemeen meldpunt ingesteld voor het melden van gezondheidsklachten die mogelijk te wijten zijn aan een IBR-vaccinatie. De staatssecretaris had geen behoefte aan een soort ombudsfunctie, want de sector heeft het vooralsnog zelf heel goed geregeld. Gaat het niet goed, dan moet de LTO andere prioriteiten stellen, want daar hoort een en ander thuis. Er zijn inmiddels ruim 5000 meldingen binnen. Deze worden beoordeeld, ook via bedrijfsbezoeken. De gezondheidsdienst coördineert deze inventarisatie. Een aantal bedrijven is inmiddels in de problemen geraakt. Met enkele zal het ministerie contact opnemen. Van systematische problemen is geen sprake. Er wordt voorts bekeken in hoeverre een relatie, een causaal verband, kan worden gelegd tussen het gebruik van de entstof en de klachten. Wordt dat verband aangetoond, dan kan de getroffen veehouder een schadeclaim bij de producent indienen. Doen zich problemen voor, dan kan gebruik worden gemaakt van het bestaande instrumentarium, de borgstellingsregeling en de BBZ. Vooralsnog vond de staatssecretaris die mogelijkheid voldoende in de huidige fase, want er is nog niet gebleken dat een aanvullende regeling nodig is. Als toch blijkt, in overleg met de LTO, dat er meer moet gebeuren, dan wordt daarnaar gekeken. De getroffen dieren vertonen vaak een chronisch ziektebeeld, met verschijnselen als minder melkgift en vermagering. Uit het onderzoek door de gezondheidsdienst, de faculteit diergeneeskunde en het ID-DLO is nog geen oorzaak voor de verschijnselen gevonden. Het ID-DLO is al enige tijd bezig met een nader onderzoek. De coördinatie daarvan doet het ID-DLO ook. De ruimte en de middelen daarvoor zijn beschikbaar. De LTO heeft LNV eind april geïnformeerd over de nieuwe gezondheidsproblemen die hoogstwaarschijnlijk niet samenhangen met BVD. Er is geen melding gemaakt van eventuele problemen terzake met het ID-DLO. Er is later, in aanwezigheid van de ID-DLO, ook overleg gevoerd met de LTO. Er zijn wat dat betreft dus geen problemen.
Vaccintoewijzing vindt plaats door de overheid, in goed overleg met het bedrijfsleven. Er waren de staatssecretaris wat dat betreft geen verschillen van inzicht bekend. Er is uiteraard sprake van intensief overleg met het bedrijfsleven en van een gezamenlijke coördinatie als het gaat om de beoordeling van de nieuwe ziekte. Daarvoor is een werkgroep in het leven geroepen. Het ID-DLO doet daar ook heel goed aan mee.
De heer Atsma (CDA) wilde weten, als het causale verband tussen het gebruik van de entstof en de ziekteverschijnselen niet is aan te tonen – daar ziet het steeds meer naar uit – wat er dan gebeurt. Als Bayer vanwege het ontbreken van die relatie, niet thuis geeft, wat dan? Heeft de overheid dan nog een rol, bijvoorbeeld via de verplichte enting?
De staatssecretaris herhaalde dat het onderzoek naar de relatie tussen de ziekteverschijnselen en de entstof nog steeds gaande is. Er wordt alles in het werk gesteld om daar duidelijkheid over te krijgen. Pas dan kunnen vervolgstappen worden gezet. De staatssecretaris zegde toe om op enig moment met een voortgangsrapportage over de stand van zaken te komen.
Brief d.d. 23 april 1999 van de staatssecretaris van LNV inzake overtredingen Natuurbeschermingswet (LNV-99–412)
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Passtoors (VVD), ook sprekend namens de fractie van de RPF, betreurde het standpunt van de staatssecretaris, want de verantwoordelijkheid voor het in de gaten houden van de dieren, het geven van zorg en het voorkomen van leed, geldt voor elke veehouder en dus net zo goed voor Staatsbosbeheer. Vanwege de natuurdoelstelling van Staatsbosbeheer, als gevolg waarvan zo min mogelijk wordt ingegrepen – daardoor wordt ook niet bijgevoederd – is een effectieve doding ter plaatse nodig om leed te voorkomen. De vereniging Dierenbescherming onderschrijft dit standpunt. Daar komt bij dat het gaat om gehouden dieren. Die mogen niet aan dierenmishandeling worden blootgesteld. De staatssecretaris nuanceert de honger als doodsoorzaak, maar ook de veterinaire begeleidingscommissie heeft bevestigd dat honger de doodsoorzaak is. De indirecte doodsoorzaak is natuurlijk de sociale rangorde en het ontbreken van voldoende territorium voor de stieren. Voor echte vrije natuur in Nederland is eigenlijk geen ruimte. Populatiebeheer is derhalve noodzakelijk.
Welke waarde heeft het advies van de dierenarts in de organisatie van Staatsbosbeheer? Heeft de inspectiedienst een taak binnen grote natuurgebieden? Is de staatssecretaris bereid het beheer van in het wild levende grote grazers en van andere ingebrachte en gehouden diersoorten te garanderen, ook als misschien nadere regelgeving noodzakelijk is? Wil de staatssecretaris maatregelen treffen om het dierenwelzijn en de diergezondheid binnen en buiten het gebied te garanderen? In dat kader is enten tegen IBR van groot belang, ook voor deze gehouden dieren.
Wat betreft de brief van de staatssecretaris inzake het schrijven van de heer Wevers uit Brunssum vond de heer Passtoors dat klachten over het illegaal storten van bijvoorbeeld niet-schone grond serieus moeten worden genomen en dat overtreders moeten worden aangepakt als de klacht gegrond is. Als voor een storting geen vergunning is of wordt verleend, dan zal de situatie moeten worden hersteld. Kennelijk is dat in dit geval nog niet gebeurd, maar heeft de provincie al een uitspraak in dezen gedaan? Hoe staat het met de samenwerking tussen terreinbeherende instanties en andere grondgebruikers? Kijkend naar de correspondentie is die samenwerking er nog niet, of onvoldoende, als het gaat om de Brunssummerheide. Als een vorm van recreatie moet worden verplaatst, dan moeten redelijke alternatieven of compensatie worden geboden.
De heer Atsma (CDA) vond ook dat wat betreft de Nederlandse natuurgebieden, gelet op de beperkte ruimte, er altijd sprake moet zijn van beheer. Staatsbosbeheer en andere natuurbeheersorganisaties hebben wel degelijk een bepaalde verantwoordelijkheid voor het beheer van het vee of het wild. Wat in de Oostvaardersplassen is gebeurd, mag niet nog eens plaatsvinden. Onnodig leed moet worden voorkomen, maar is dat in dit geval gebeurd? Het leek hem zinnig dat de verantwoordelijke bewindslieden een stevig gesprek met Staatsbosbeheer daarover voeren. Ook al is er in de Oostvaardersplassen sprake van zogenaamd wild, er mag niet voorbij worden gegaan aan de geldende dierenwelzijnsnormen. Dat geldt ook voor de preventie- en gezondheidsaspecten.
De heer Waalkens (PvdA) zou graag zien dat nog eens goed wordt gekeken naar de afspraken met de terreinbeheerders over de zelfregulerende natuurgebieden, ook als het gaat om de zorgplicht voor deze gebieden. Ook al wordt men geconfronteerd met sterfte in natuurgebieden onder grote grazers of kleinere dieren, dat wil niet zeggen dat men het natuurlijke proces niet voor een groot deel zijn gang kan laten gaan. Als echter disproportionele sterfte plaatsvindt, onder andere door menselijk ingrijpen – daarvan was mogelijkerwijs sprake in de Oostvaardersplassen – dan kun je niet meer spreken van een zelfregulerend gebied. Hij was voorts benieuwd naar de rol van de AID. Hoe worden de zelfregulerende gebieden gemonitord wat de veterinaire en volksgezondheidsaspecten betreft? Als er risico's ontstaan voor buitengebieden, dan moeten die aspecten beter in kaart worden gebracht. Hij had overigens de indruk dat natuurgebieden meer bedreigd worden door de activiteiten van de omliggende veehouderijbedrijven dan andersom.
De heer Ter Veer (D66) stelde vast dat men in de Oostvaardersplassen door het evenwichtspunt is geschoten. Heckrunderen zijn gefokte huisdieren. Een heckrund is winterhard, mits goed gevoerd. Daar ontbrak het deze winter aan, ook al is er sprake van een zorgplicht vanuit de dierenwelzijnszorg. Het leek hem goed om aan het eind van het groeiseizoen, voordat het winter wordt, een schatting te maken van de totale runderpopulatie. Op basis van die schatting kan een voorspelling worden gedaan over welk deel door de winter heen zal komen. Vervolgens kan, nog steeds in de herfst, door middel van afschieten worden gekomen tot het op niveau brengen van de runderpopulatie. Op die manier laat je de populatie zoveel mogelijk «natuurlijk» voortbestaan, terwijl je onnodig dierenleed voorkomt. Daarmee kan een zekere regulering worden toegepast. Die is overigens onontkoombaar, want men leeft nu eenmaal niet meer in de oersituatie.
De veterinaire discussie speelt al heel lang. De afstand met het buitengebied is nu 750 meter, maar voor de verspreiding van dierziekten is dat een geringe afstand. De heer Ter Veer vond dat hierover nieuwe afspraken moeten worden gemaakt, gelet op de veterinaire status van deze kudden.
Het antwoord van de staatssecretaris
De staatssecretaris deelde mee dat de brochure van het Wereldnatuurfonds over natuurlijke begrazing en de tien grote misverstanden terzake nog aan de leden wordt toegestuurd.
Staatsbosbeheer beheert de Oostvaardersplassen, in overeenstemming met de natuurdoelen van LNV. Het gaat om de ontwikkeling van een zo natuurlijk mogelijk ecosysteem met zo min mogelijk menselijk ingrijpen. De begeleiding van het beheer in de Oostvaardersplassen vindt plaats door de veterinaire begeleidingscommissie Oostvaardersplassen, onder voorzitterschap van Staatsbosbeheer. In de commissie zitten onder andere ook vertegenwoordigers van de Gezondheidsdienst voor dieren en van LNV. De begeleidende dierenarts van Staatsbosbeheer maakt er ook deel van uit. Voor het totale landelijke beleid wordt deze commissie begeleid door de veterinaire begeleidingscommissie natuur. Dat is de landelijke commissie. Hierin participeren onder andere twee directies van LNV en VWS, de LTO, de Gezondheidsdienst voor dieren, de vereniging Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, de dierenbescherming en het ID-DLO.
De kudde heckrunderen in de Oostvaardersplassen bestaat uit ongeveer 500 dieren. In een evenwichtig samengestelde kudde zal jaarlijks zo'n 10% sterven. Dat zijn ongeveer 50 dieren. Die sterfte vindt niet verspreid over het gehele jaar plaats, maar is meestal geconcentreerd in de maand, waarin het voedselaanbod het minst is. Dat is de maand maart. De afgelopen winter zijn 52 oudere stieren binnen ongeveer tien dagen doodgegaan. Deze dieren hebben inderdaad te weinig voedsel tot zich kunnen nemen. Dat kwam niet door een gebrek aan voedsel, maar vooral door de sociale structuur onder de dieren. Oudere dieren, die hun werk als het ware hebben gedaan, krijgen een andere plek binnen de kudde. Ze gaan daardoor meer in afzondering leven en komen in een gebied terecht met een kwalitatief slechte voedselsituatie. Daar eten de stieren vooral riet, boombast en twijgen. Door dat te vezelrijke voedsel gaat de pens steeds minder goed werken. Dat leidt uiteindelijk tot de dood. Als wel wordt bijgevoederd, dan gaan de jonge stieren op dat voedsel af. De oudere stieren komen er waarschijnlijk niet eens bij, tenzij daar op een onnatuurlijke wijze voor wordt gezorgd. Dat is weer die sociale structuur. Bijvoederen leidt er dus alleen maar toe dat jongere dieren te veel eten. Dat heeft ook nadelen, want dan wordt het evenwicht in de groep verstoord. De grootte van het terrein heeft daar niet zoveel mee te maken. Ook in grote, aaneengesloten natuurgebieden doen deze processen zich voor. Oudere stieren gedragen zich nu eenmaal, zoals ze zich gedragen. Ook dan komen deze beesten, als ze ouder worden, uiteindelijk terecht in een gebied met naar verhouding een kwalitatief slechte voedselsituatie. De voedselsituatie in de Oostvaardersplassen was dus voldoende, maar het plaatsgebonden gedrag van de oude stieren zorgde ervoor dat ze het voedsel niet opzochten.
Wel speelt in dit geval een complicerende factor. Door het extra natte weer is een groter deel van de Oostvaardersplassen onder water komen te staan. Voorts heeft Staatsbosbeheer bepaalde inrichtingsmaatregelen genomen. Deze hebben het proces, zoals dat zich heeft voorgedaan, versterkt. Je kunt je afvragen of deze maatregelen wel op dat moment hadden moeten worden genomen. Daar heeft Staatsbosbeheer van geleerd.
Als een dier uitzichtloos en ernstig lijdt – de veterinaire commissie en dierenarts spelen daarbij een belangrijke rol – dan grijpt de beheerder in. Het dier wordt dan pijnloos gedood. In die zin is er, juist vanwege de strenge veterinaire controle, wel degelijk sprake van natuurbeheer in Nederland, ook in de Oostvaardersplassen. Het ministerie werkt momenteel aan een leidraad hoe om te gaan met de grote grazers in natuurgebieden en de natuurlijke begrazing in het algemeen. Deze verschijnt nog dit jaar. Daarin wordt ingegaan op de diergezondheid, het dierenwelzijn, het natuurbeheer in het algemeen. Er wordt ook specifiek ingegaan op de situatie in de Oostvaardersplassen en de slikken van Flakkee. De gedachte over een soort van evenwichtsdenken tussen het houden van landbouwhuisdieren en het in stand houden van het natuurlijk ecosysteem wordt er ook bij betrokken. De leidraad wordt besproken met alle betrokken organisaties en uiteraard ook met de Kamer.
De klachten van de heer Wevers over overtredingen van de Natuurbeschermingswet door de vereniging Natuurmonumenten zijn door Limburg onderzocht. Gebleken is dat Natuurmonumenten op de Brunssummerheide grond heeft gestort zonder vergunning. Inmiddels heeft Natuurmonumenten een vergunning aangevraagd. Die is momenteel in behandeling. De heer Wevers heeft ook problemen met het nieuwe beheersplan voor de Brunssummerheide, waarmee Natuurmonumenten bezig is. Met het oog daarop wordt binnenkort een gesprek georganiseerd tussen de heer Wevers, Natuurmonumenten en de provincie. Hopelijk kan de onvrede dan worden weggenomen.
Er is bij het PVV een ontheffingsaanvraag aangevraagd voor de IBR-entverplichting voor de Oostvaardersplassen. De afhandeling daarvan is vertraagd door de gebeurtenissen met het besmette IBR-vaccin. Afgesproken is dat LNV door het ID-DLO een risicoanalyse zal laten uitvoeren. Deze is gericht op het analyseren van de risico's van de uitsleep van dierziekten, waaronder IBR, uit natuurterreinen. Ook de huidige afstand van 750 meter wordt meegenomen. De voorwaarden, waaronder een eventuele ontheffing kan worden verleend, worden ook nog nader besproken.
De heer Passtoors (VVD) wilde nog weten of de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren rechtstreeks van toepassing is op dit soort gehouden dieren, ook gelet op het feit dat een uitzondering via de Destructiewet niet is toegestaan. Wellicht kan de IBR-aanvraag in dat licht worden bezien. Worden de desbetreffende dieren nu vooraf, dus in de herfst, of achteraf, als blijkt dat er iets niet goed is, uit hun lijden verlost, kijkend naar de draagkracht en de omvang van het gebied? Staatsbosbeheer stelde in 1996 al dat de druk qua populatie zich de eerste twee jaar niet zou voordoen. Hoe staat het met het gestelde in de Flora- en faunawet dat de eigenaar van het natuurgebied, als een ander beleid wordt gevoerd dan normaal gesproken het geval is, aansprakelijk is voor schade buiten dat gebied? Als een stier ontsnapt, wie is dan aansprakelijk voor de schade? Is dat Staatsbosbeheer?
De heer Atsma (CDA) vond dat aanvullende maatregelen moeten worden getroffen om onnodig lijden te voorkomen. Er moet scherper worden gelet op de volksgezondheids- en de welzijnseisen.
De heer Waalkens (PvdA) vroeg nogmaals of de afspraken terzake zijn nagekomen, gelet op het causale verband tussen menselijk ingrijpen, als gevolg van graafwerkzaamheden, en de sterfte van de stieren. Heeft de AID maatregelen genomen?
De heer Ter Veer (D66) zou graag op papier krijgen hoe het mogelijk is dat die 52 stieren in tien dagen konden sterven.
De staatssecretaris beloofde schriftelijk terug te komen op de sterfte van de 52 stieren. De elementen draagkracht en omvang worden in de leidraad meegenomen, want die horen ook thuis in het stelsel van beheer van het natuurgebied, net als het evenwichtsdenken. Zij herhaalde dat de voedselsituatie in de Oostvaardersplassen voldoende was voor de kudde. Er vindt een permanente controle plaats door de Gezondheidsdienst op ziekten. Als het nodig is, dan worden dieren geschoten. De gezondheidsstatus van de heckrunderen is overigens in 1998 nog vastgesteld. De draagkracht wordt ook continu in de gaten gehouden. Als die door een calamiteit te laag is voor de dieren die op een bepaald moment in een gebied rondlopen, dan wordt de noodvoorraad voedsel ingezet, dan wordt bijgevoerd. Bijvoeren was in dit geval echter niet nodig, omdat er voldoende voedsel was.
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Poppe (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Duivesteijn (PvdA), Stellingwerf (RPF), M. B. Vos (GroenLinks), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Hermann (GroenLinks), Geluk (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Schoenmakers (PvdA), Waalkens (PvdA), Udo (VVD) en Herrebrugh (PvdA).
Plv. leden: Van Vliet (D66), Van Zuijlen (PvdA), Ravestein (D66), Zijlstra (PvdA), Albayrak (PvdA), Kant (SP), Mosterd (CDA), Bos (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Van der Steenhoven (GroenLinks), Scheltema-de Nie (D66), Verbugt (VVD), Te Veldhuis (VVD), Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Rietkerk (CDA), Karimi (GroenLinks), Kamp (VVD), Reitsma (CDA), Van Wijmen (CDA), Patijn (VVD), Dijksma (PvdA), Belinfante (PvdA), Voorhoeve (VVD) en De Boer (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26200-XIV-62.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.