26 200 X
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1999

nr. 37
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 18 juni 1999

Mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bericht ik u inzake de procedure voor de wijziging van de omvang van het luchtvaartterrein van het Marinevliegkamp De Kooy, het volgende.

Als gevolg van de toegenomen luchtvaartgebonden civiele bedrijvigheid bestaat er behoefte aan een uitbreiding van het grondgebied van het aangewezen luchtvaartterrein. Het gaat hierbij om een uitbreiding ten behoeve van stallings- en werkplaatsruimten, platformsystemen en onderhoudsfaciliteiten. Uitdrukkelijk wordt hierbij vermeld dat deze voorliggende wijziging geen uitbreiding van het aantal vliegtuigbewegingen, noch een wijziging van start- en/of landingsbanen tot doel heeft. Ook de reeds vastgestelde geluidszone verandert niet.

Vorig jaar is een begin gemaakt met de procedure tot wijziging op grond van artikel 27 van de Luchtvaartwet (LVW). De Rijksplanologische Commissie en de Rijksmilieuhygiënische Commissie hebben (positief) geadviseerd over het ontwerp-wijzigingsbesluit. Er heeft bestuurlijk overleg plaatsgehad. Voorts heeft het ontwerp-besluit met de bijbehorende bescheiden ter inzage gelegen, en vervolgens heeft de commissie genoemd in artikel 21 LVW haar advies aan mij bekendgesteld.

Het advies van de «artikel 21-commissie» is in juni van het vorige jaar ontvangen. Op grond van het eerste lid van artikel 24 van deze wet had de beslissing omtrent de aanwijzing derhalve december 1998 moeten zijn genomen.

Dit is niet gebeurd in afwachting van de voortgang rond de Wet rechtskracht diverse planologische kernbeslissingen. Deze wet is een gevolg van de rechterlijke uitspraak inzake het luchtvaartterrein Maastricht (Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 08-01-1998, AB 1998, nr. 194), waarin ten aanzien van de verlenging van het Structuurschema Burgerluchtvaartterreinen (SBL) is geoordeeld dat deze niet rechtsgeldig is geschied, met als gevolg dat het SBL niet meer vigeerde. Ook het Structuurschema Militaire Terreinen (SMT) was op dezelfde wijze verlengd. Hierdoor had de voornoemde uitspraak ook voor het SMT hetzelfde gevolg. Voor de onderhavige procedure betekende dit dat niet langer werd voldaan aan de in artikel 27 lid 2 onder c van de LVW gestelde voorwaarde van «een van kracht zijnd plan als bedoeld in artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening».

Inmiddels is de bovengenoemde wet met ingang van 30 december 1998 geldig geworden (Staatsblad 1998, nr. 721). Hiermee is het SMT gaan «herleven», zodat de procedure van de wijziging van het luchtvaartterrein van het marinevliegkamp De Kooy kan worden voortgezet, waarbij het uiteindelijke besluit omtrent de wijziging van de aanwijzing, conform artikel 24a LVW binnen zes maanden zal zijn genomen.

Ik ga ervan uit u hiermede volledig te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Naar boven