nr. 110
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 1 september 1999
Hierbij doe ik u de ziekteverzuimcijfers van het onderwijspersoneel over
1998 toekomen1. Deze gegevens zijn opgenomen in
een tussenrapportage die door het onderzoeksbureau is uitgebracht.
Het definitieve eindrapport «Ziekteverzuim 1998», waar deze
cijfers, voorzien van een nadere analyse, in worden opgenomen, wordt de eerste
week van november verwacht.
Het ziekteverzuimonderzoek is uitgevoerd door B&A/TNO arbeid, in opdracht
van het Ministerie van OCenW en de Stichting Vervangingsfonds/BGZ. De cijfers
hebben betrekking op gegevens geregistreerd in de periode van 1 januari tot
en met 31 december 1998.
Uit een vergelijking van de ziekteverzuimcijfers onderwijzend personeel
van kalenderjaar 1997 met kalenderjaar 1998 blijkt het volgende: er is sprake
van een stijging in het basisonderwijs van 6,88 procent naar 7,77 procent,
een (verwaarloosbare) stijging in het (voortgezet) speciaal onderwijs van
8,33 procent naar 8,36 procent en een (statistisch niet significante) stijging
in het voortgezet onderwijs van 6,67 naar naar 7,02 procent.
Ten aanzien van de gemiddelde ziekmeldingsfrequentie wordt in alle drie
de onderwijssectoren een zeer geringe daling gevonden tussen de beide kalenderjaren.
Daarentegen is de gemiddelde verzuimduur voor alle drie de onderwijssectoren
gestegen. Het onderwijspersoneel verzuimt derhalve gemiddeld niet vaker, maar
gemiddeld wel langer.
Op dit moment worden de verzuimcijfers nader geanalyseerd. Deze analyses
zullen een plaats krijgen in het eindrapport. Bekeken wordt onder andere of
de stijging van het verzuim wordt veroorzaakt door een stijging van
het aantal langdurig zieken. Ook wordt bekeken of de opbouw van het personeelsbestand
van invloed is geweest op de hoogte van het verzuim.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
L. M. L. H. A. Hermans