Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26200-V nr. 89 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26200-V nr. 89 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 20 augustus 1999
Sinds 1 januari 1999 zijn de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken alsmede de op deze kaderwet gebaseerde Subsidieregeling van kracht. Met het oog op deze regelgeving ben ik ertoe overgegaan voor de landen/gebieden waar gedurende reeds langere tijd het grootste gedeelte van de noodhulpfondsen ten laste van begrotingsartikel 09.04 Noodhulp naar toe gaat, beleidskaders op te stellen. Deze zgn. brandhaard – c.q. wederopbouwbeleidskaders dienen in eerste instantie om het door Nederland te voeren humanitair hulpbeleid in specifieke crisissituaties (zo veel als in dergelijke vaak fluide situaties mogelijk is) schriftelijk vast te leggen en publiekelijk toegankelijk te maken. Hiermee wordt de onderbouwing van beslissingen inzake subsidie vergemakkelijkt. Ik ben daarnaast voornemens de documenten te gebruiken voor (strategische) donorcoördinatie en informatieuitwisseling.
Bij de opstelling van deze kaders hebben pragmatisme en praktische bruikbaarheid voorop gestaan. Immers in steeds veranderende, vaak fragiele situaties moet de mogelijkheid blijven bestaan om flexibel en snel te reageren. Niet alle crisissituaties, hetzij veroorzaakt door natuurrampen hetzij door mensen gemaakt, worden overigens door de kaders gedekt. Zo ontbreken in deze reeks documenten kaders voor de vrij recent uitgebarsten (nieuwe) crises in b.v. Angola, Kosovo, Ethiopië en Eritrea. Voor deze categorie biedt afdeling 9 van de Subsidieregeling voldoende mogelijkheden om de eerste maanden adekwaat te kunnen reageren.
Zoals ook in voorafgaande jaren wordt een deel van de noodhulpbegroting aangewend voor (reguliere) bijdragen aan wereldwijde programma's van onder meer de Rode Kruisfamilie, OCHA (ten behoeve van algemene coördinatie humanitaire hulp) en noodhulpinzetten van PSO. Daarnaast worden de beschikbare middelen aangewend voor opvang van vluchtelingen en ontheemden in gebieden buiten die beschreven in de brandhaard- c.q. wederopbouwbeleidskaders.
Voor een snelle reactie bij natuurrampen en epidemieën is een voorziening getroffen waardoor Ambassades in staat worden gesteld om voor een bedrag van maximaal NLG 100 000 per ramp snel te reageren ter leniging van acute noden. Voor natuurrampen van grote omvang (zoals vorig jaar in China, Bangladesh en Midden Amerika) kunnen ook middelen uit de categorie «overig» worden aangewend. Elk jaar doe ik U een overzicht toekomen van besteding van noodhulpfondsen.
U treft hierbij aan de concluderende samenvattingen van de kaders voor Somalië, Soedan, Burundi, Rwanda, DR Congo, Sierra Leone, Irak, de Kaukasische republieken en Bosnië (binnenkort op te nemen in een veelomvattender Balkan-aanpak) alsmede een thematisch kader inzake humanitair ontmijnen.
Het is mijn voornemen om aan het begin van elk kalenderjaar zowel bijgewerkte versies als – op basis van veranderende situaties – nieuwe kaders uit te brengen.
Zoals het er nu naar uitziet zullen in het «pakket» voor 2000 ook Afghanistan en Angola opgenomen worden.
De integrale tekst van deze kaders is ten behoeve van organisaties en geïnteresseerd publiek in de BZ-bibliotheek ter inzage gelegd en zal binnenkort te raadplegen zijn op de BZ-internetsite. Kaders dienen gelezen te worden in samenhang met in eerste paragraaf van deze brief genoemde weten regelgeving.
Humanitair Ontmijnen Concluderende samenvatting
Nederland subsidieert ontmijningsprogramma's die voldoen aan de criteria van de «Mine action guidelines» van UNMAS (United Nations Mine Action Service). Deze omvatten de landelijke gecoördineerde programmering van de volgende componenten:
– bevordering van de bewustwording van de aanwezigheid van mijnen en UXO's en het verminderen van de risico's tijdens de interactie tussen bewoners/ gebruikers van het gebied en de mijnen;
– het onderzoek naar de locatie en omvang van mijnenvelden, hun markering en ruiming;
– hulpverlening aan slachtoffers van ongevallen met mijnen en UXO's, hun rehabilitatie en reïntegratie;
– advocacy ter stigmatisering van het gebruik van landmijnen en het steunen van het streven naar een totale ban op landmijnen;
– lokale capaciteitsvergroting door educatie en training die kan leiden tot overdracht van de ontmijningstaak aan een nationale instantie;
– kwaliteitsbewaking op de hier boven genoemde activiteiten.
In principe komen slechts landen die de Ottawa-conventie hebben ondertekend in aanmerking voor Nederlandse steun. Ook dient er sprake te zijn van een constructief klimaat van de lokale overheid inzake mijnopruiming. In uitzonderlijke gevallen kunnen toch NL-subsidies worden verstrekt aan ontmijningsprogramma's in landen die niet voldoen aan de eis dat de Ottawa-conventie dient te zijn ondertekend. Bijvoorbeeld wanneer er sprake is van activiteiten in landen waar erkend centraal gezag ontbreekt, doch er wel een dringende noodzaak is voor ontmijningpro- gramma's en er hiertoe een positieve attitude van de lokale autoriteit is geconstateerd. Het leggen van mijnen in de betreffende gebieden dient uiteraard wel te zijn gestaakt.
In een subsidie-aanvraag dient expliciet vermeld te staan hoe de voorgestelde activiteiten zich verhouden tot de andere noodzakelijke componenten van «Mine-Action». Er kan in dit verband worden volstaan door te vermelden hoe de coördinatie is geregeld en hoe de onderlinge taakverdeling tot stand is gekomen en welke counterparts de componenten dekken die niet in de betreffende aanvraag zijn opgenomen. Tevens dient er blijk te worden gegeven van afstemming met de integrale planning voor socio-economische rehabilitatie van de post-conflict-gemeenschap (bijv. m.b.t. gezondheidszorg, terugkeer van vluchtelingen en ontheemden, onderwijs, etc). Hiervoor ligt toetsing aan het betreffende VN-Consolidated Appeal het meest voor de hand.
Nederlandse prioriteitssectoren
Nederlandse prioriteiten betreffen de hoger genoemde componenten van Mine Action onder uitsluiting van activiteiten betreffende «Research & Development» en de organisatie van conferenties, die niet voor subsidie in aanmerking komen. Daadwerkelijke ontmijningsprojecten (clearance) hebben de hoogste prioriteit bij de toekenning van subsidies. Ook zal voorrang gegeven worden aan de voortzetting van reeds eerder gesubsidieerde programma's boven nieuwe activiteiten, teneinde o.m. gedane investeringen zo goed mogelijk te benutten.
Nederland streeft naar een zo spoedig mogelijke overdracht van ontmijningstaken aan de nationale overheid van het betreffende land. Capaciteitsversterking en training wordt prioritair geacht. Nederland levert hieraan eveneens een bijdrage door militaire instructeurs uit te zenden voor het opzetten of ondersteunen van opleidingsfaciliteiten in diverse landen.
Met de volgende organisaties zijn in het recente verleden goede resultaten behaald waardoor zij opnieuw voor subsidies in aanmerking zullen kunnen komen:
– de diverse VN-Mine Action Centres (bijvoorbeeld in Bosnië)
– Cambodian Mine Action Centre (CMAC)
– Mines Advisory Group (MAG)
– Handicap International (HI)
– Halo-Trust (HALO)
– Norwegian Peoples Aid (NPA)
– Menschen Gegen Minen (MgM)
Van organisaties wordt verlangd dat zij de UNMAS guidelines onderschrijven, specifieke en aantoonbare kennis hebben van «Mine-Action» dan wel delen hiervan laten uitvoeren door gekwalificeerde organisaties. Voorts wordt verlangd dat zij deel zullen nemen aan de mechanismen voor internationale standarisatie, coördinatie en samenwerking, alsmede aan de lokale coördinatiestructuren. Informatie verkregen uit onderzoek dat (mede) door Nederlandse subsidies werd mogelijk gemaakt dient ter beschikking te worden gesteld van de hoger genoemde coördinerende instanties en structuren.
Organisaties die op commerciële basis ontmijnen komen niet in aanmerking voor subsidies, zo ook organisaties die betrokken zijn of waren bij de illegale handel in AP-mijnen of wapens.
Bosnië-Herzegovina Concluderende samenvatting
De Nederlandse betrokkenheid is gericht op bevordering van duurzame vrede en stabiliteit in Bosnië-Herzegovina, primair via multilaterale kanalen. Hierbij wordt in de eerste plaats aansluiting gezocht bij de Priority Reconstruction Programme (PRP) dat door de Wereldbank in samenwerking met de Bosnische autoriteiten is opgesteld, en de wederopbouw-prioriteiten van de overheid weerspiegelt. Daarnaast richt Nederland zich op het Consolidated Appeal (CA) van de VN. Waar de PRP en de VN-CA lacunes vertonen of waar sprake is van bijzondere Nederlandse betrokkenheid, kunnen particuliere organisaties een toegevoegde waarde hebben en kunnen binnen bepaalde parameters subsidies beschikbaar worden gesteld.
Activiteiten op de gebieden van protectie, identificatie van slachtoffers in massagraven en ontmijning worden ondersteund via multilaterale kanalen.
De volgende activiteiten behoren tot de prioritaire sectoren, waarvoor subsidies beschikbaar zullen worden gesteld: huisvesting, psychosociale zorg en kleinschalige inkomensgenererende projecten. Verder kunnen organisaties opgezet en geleid door familieleden van vermisten worden ondersteund, alsmede activiteiten op het gebied van civil society en inter-etnische verzoening.
Bovenstaande activiteiten komen voor subsidieverlening in aanmerking voor zover deze vallen binnen de volgende aandachtsgebieden:
– activiteiten die de uitvoering van het Daytonakkoorden bevorderen, of meer in het algemeen bijdragen aan verzoening tussen de bevolkingsgroepen. Daarbij wordt met name gedacht aan ondersteuning van de civil society en aan activiteiten die verzoening bevorderen;
– bevordering van de terugkeer van minderheden, met name door flexibele en snelle ondersteuning van herstel van huisvesting en kleine inkomensgenererende activiteiten;
– activiteiten ten behoeve van ontheemden uit Srebrenica, met name huisvesting, psychosociale zorg en inkomensgenererende activiteiten (maar geen kredietprogramma's);
– uitvoering geschiedt in de concentratieregio's Gorazde, Sarajevo, Mostar, Tuzla en de operatiegebied van het Nederlandse SFOR-contingent.
Voor de uitvoering van hulpactiviteiten zal in de eerste plaats gebruik worden gemaakt van multilaterale kanalen. Waar niet-gouvernementele organisaties een toegevoegde waarde hebben, kunnen subsidies worden verstrekt voor de uitvoering van activiteiten zoals hierboven omschreven.
Bij het verlenen van subsidie zal de voorkeur in eerste instantie uitgaan naar Nederlandse ngo's die ervaring hebben in Bosnië en waar eerder activiteiten van zijn gefinancierd, die positief zijn beoordeeld (o.m. DRA, Healthnet en Admira). Ook zullen activiteiten van internationale ngo's die ervaring hebben in Bosnië en waar eerder activiteiten van zijn gefinancierd voor subsidie in aanmerking komen (o.m. ARC en THW). Ngo's die geen ervaring hebben met werk in Bosnië zullen niet voor subsidie in aanmerking komen.
Concluderende samenvatting Democratische Republiek Congo
Steun van Nederland aan de DRC is mogelijk op het gebied van humanitaire hulp en vredesopbouw. De hulp concentreert zich op dit moment op medische noodhulp in Oost-Congo en de opvang van ontheemden in die gebieden die het zwaarst door de huidige oorlog zijn getroffen.
Afhankelijk van de ontwikkelingen zal in 1999 worden bezien of de toegezegde bijdragen in het kader van aanzetten tot wederopbouw (WB Trust Fund en eerste aanzetten wederopbouw gezondheidszorg) alsnog kunnen worden geëffectueerd.
Subsidies zijn beschikbaar voor gezondheidszorgactiviteiten in Oost-DRC.
Parameters voor de ondersteuning op dit terrein zijn:
– waar mogelijk inbedding in lokale structuren. Appreciatie van de kracht van de lokale partner van INGO's zal een belangrijke rol spelen bij beoordeling van projectvoorstellen.
– NGO's moeten over recente ervaring op dit terrein beschikken in de DRC.
Ook zijn subsidies beschikbaar voor de opvang van Congolese vluchtelingen in Tanzania. NGO's die in aanmerking willen komen voor een subsidies dienen wel over recente ervaring op dit terrein te beschikken.
Voorts zal, niet onder het subsidieplafond, hulp aan vluchtelingen en ontheemden in de DRC zal worden gekanaliseerd via VN-instellingen en ICRC.
Hulp aan vluchtelingen en ontheemden zal worden verleend via VN-kanalen op basis van het appeal voor DRC 1999 en via het ICRC.
Voor ondersteuning van de opvang van Congolese vluchtelingen in Tanzania zal gebruikt worden gemaakt van NGO's die reeds lange tijd actief zijn op dit terrein (World Vision).
Noodhulp in de gezondheidssector in Kivu zal worden gekanliseerd via reeds eerder ondersteunde lokale en internationale NGO's (Apamesk/Asrames).
Burundi Concluderende samenvatting
Voor gebieden waar de onveiligheid blijft voortbestaan (i.c. de westelijke provincies Cibitoke, Bubanza, Bujumbura Rural, Bururi en Makamba) zal ook in 1999 de strategie van Nederland specifiek gericht blijven op verlichting van acute humanitaire noden van ontheemden, terugkerende vluchtelingen en andere kwetsbare groepen. Daar waar a.g.v. een verbeterde veiligheidssituatie, ontheemden en vluchtelingen kunnen terugkeren dan wel zijn teruggekeerd naar hun gemeenschappen (i.c. in de oostelijke provincies van het land) kunnen, via het UNDP Trust Fund, geïntegreerde rehabilitatieprojecten worden ondersteund. Binnen deze projecten dient een prominente rol te zijn weggelegd voor de lokale gemeenschappen.
De ondersteuning van de opvang van Burundese vluchtelingen in de buurlanden (m.n. Tanzania) zal worden voortgezet, waarbij wordt aangetekend dat deze hulp niet tot een bestendiging van het verblijf van deze vluchtelingen mag leiden. Uiteindelijk zullen ook deze vluchtelingen terug dienen te keren naar hun plaatsen van oorsprong.
Nederland zal zich ook in de toekomst verder richten op activiteiten op het terrein van vredesopbouw, d.w.z. activiteiten die bijdragen aan de verbetering van de veiligheidssituatie en de ontwikkeling van civil-society-structuren noodzakelijk voor een duurzame vrede. Aldus maken pogingen tot conflictbeheersing een grotere kans op succes. Het is daarom van belang humanitaire hulp en vredesopbouwactiviteiten tegelijk te laten verlopen gedurende de periode dat nog niet van duurzame vrede sprake is. In deze situatie moet een proces op gang worden gebracht dat zowel politieke als economische, sociale en psychologische wederopbouw omvat.
Sectoren die voor subsidies in aanmerking komen zijn de basisgezondheidszorg in de westelijke provincies (Cibitoke, Bubanza, Bujumbura Rural, Bururi en Makamba) alsmede basisgezondheidzorgprojecten in andere provincies, voorzover het de uitfasering van eerdere ondersteunde projecten betreft. Verder zijn subsidies beschikbaar voor voedselzekerheidsprojecten in de bovengenoemde westelijke provincies.
Ook voor de opvang van Burundese vluchtelingen in Tanzania kunnen subsidies beschikbaar worden gesteld.
Ter versterking van vredesprocessen (op nationaal én lokaal niveau) zijn subsidies beschikbaar voor activiteiten gericht op de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld en programma's gericht op het doorbreken van de etnische tegenstelling. Voorts kunnen activiteiten worden ondersteund die bijdragen aan de verbetering van de veiligheidssituatie, zoals demobilisatieprogramma's1.
Voedselhulp (in het Westen van het land) en eerste aanzetten tot rehabilitatie (in het Oosten van het land) zijn prioriteitssectoren, die niet voor subsidies in aanmerking komen, doch via VN-kanalen zullen worden ondersteund.
Gegeven de moeilijke omstandigheden waaronder wordt geopereerd zullen in principe alleen organisaties voor subsidies in aanmerking komen die over (recente) ervaring in Burundi beschikken.
In het algemeen zal bij besluitvorming over toekenning van middelen bekeken worden in hoeverre de betrokken organisatie voldoende tegenwicht zou kunnen bieden aan (ongewenste) overheidsbemoeienis bij de uitvoering van het project. In dit verband zal eveneens de monitoringcapaciteit als expliciet criterium voor toekenning worden gehanteerd. Verder zal bij voorkeur worden gewerkt met NGO's die ook worden ondersteund door andere donoren.
In beginsel zullen slechts bij uitzondering activiteiten worden gefinancierd met een looptijd van meer dan 12 maanden1.
Voorts zullen, niet onder het subsidie-plafond, bijdragen worden verleend aan VN-instellingen.
Irak Concluderende samenvatting
Ter verlichting van de meest acute noden van de Iraakse bevolking stelt Nederland reeds enige jaren humanitaire hulp beschikbaar. Nederland, één van de voornaamste donoren naast ECHO en Zweden, ziet er daarbij op toe dat het programma complementair is aan het programma van de VN. De Nederlandse bilaterale hulpinspanningen zijn in hoofdzaak gericht op het in stand houden van een sociaal vangnet voor de meest kwetsbaren in de samenleving.
De Nederlandse steun zal zich (blijven) richten op het bevorderen van de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden, basisgezondheidszorg (incl. bijvoedingsprogramma's voor kinderen en zuigelingen), de water & sanitatiesector alsmede het basisonderwijs. Momenteel worden geen bijdragen geleverd aan activiteiten op het gebied van humanitair ontmijnen maar voorstellen die voldoen aan de voorwaarden genoemd onder punt 3.5. kunnen in principe voor subsidie in aanmerking komen.
Bij behandeling van projectvoorstellen zal steeds getoetst worden of e.e.a. complementair is aan het «Food-for-Oil»-programma. Aan het programma voor Zuid- en Centraal-Irak zal vanwege de relatief slechtere situatie aldaar prioriteit worden geven. In Noord-Irak worden programma's ondersteund die een grotere economische zelfredzaamheid bewerkstelligen.
Nederlandse prioriteitskanalen zijn de VN-organisaties, ICRC en IFRC (via het Nederlandse Rode Kruis), Dutch Consortium en Care Int.
De Kaukasische Republieken Concluderende samenvatting
De Nederlandse humanitaire hulpinspanningen zijn gericht op het lenigen van de nood van de bevolking die slachtoffer is geworden van de patstellingen rondom de conflicten in de regio. Doelgroep is in eerste instantie de bevolking in West-Georgië (Abchazië alsmede de Gali-regio) en Nagorny Karabach en zij die als gevolg van de conflicten ontheemd zijn geraakt uit deze gebieden. Voorts geldt als doelgroep de bevolking die naar Zuid-Ossetië is teruggekeerd en de bevolking in het noord-oosten van Armenië op de grens met Azerbaijan. De humanitaire hulpinspanningen richten zich op zo veel mogelijk verzelfstandiging van deze groep mensen, opdat zij minder afhankelijk worden van hulp van buitenaf. In gebieden waar ondersteuning aan ontheemden wordt geboden is het belangrijk dat ook de lokale bevolking daarbij betrokken wordt om verdere spanning tussen ontheemden en lokale bevolking te voorkomen. Activiteiten gericht op armoedebestrijding in meer algemene zin zullen niet voor subsidie in aanmerking komen. De humanitaire hulp zal zich derhalve meer richten op de getroffenen in / rondom de conflictgebieden in Georgië en Azerbaijan en in afnemende mate op die in Armenië.
Nederlandse prioriteitssectoren zijn protectie en onderdak van ontheemden, vluchtelingen en terugkeerders, voedselzekerheid, basisgezondheidszorg en inkomensgeneratie voor de genoemde doelgroep. Enkel de laatste drie sectoren zullen voor subsidie in aanmerking komen.
Nederlandse prioriteitskanalen zijn de VN-organisaties UNHCR, WFP en OCHA, de internationale ngo's het NRK, Stichting Vluchteling, MSF en ACH, alsmede het ICRC. Met deze uitvoeringskanalen heeft Nederland in 1997 en 1998 positieve ervaringen opgedaan.
Rwanda Concluderende samenvatting
Afgezien van de situatie in Noordwest Rwanda kan in Rwanda niet langer van een «acute crisissituatie» worden gesproken. Met de wederopbouw van het land is aanzienlijke voortgang gemaakt. Er zal nog enige jaren «rehabilitatiehulp» moeten worden gegeven (herstel van materiële en institutionele infrastructuur), maar die zal toenemend moeten worden ingebed in een breder ontwikkelingsproces.
Nu macro-economische consolidatie in het verschiet ligt en ontwikkeling-planning vorm begint te krijgen vragen de Rwandezen om consistente, duurzame hulprelaties.
Het Nederlandse beleid zal de ingeslagen wegen voorlopig niet verlaten, maar geleidelijk wel zichtbare accentverschuivingen aanbrengen.
Er moet ruimte blijven voor rehabilitatie- en herstelmaatregelen. Deze zullen echter duidelijker dan voorheen in een duurzaamheidsperspectief worden geplaatst.
Nederland zal trachten dit accent van meer duurzame ontwikkeling in samenwerking met andere internationale actoren te bevorderen.
Bevordering van decentralisatie, als een van de mogelijkheden om de «basis» te bereiken en bevolkingsparticipatie te helpen bevorderen, zal daarbij een der sleutelbegrippen moeten zijn. Om dat mogelijk te maken blijft ondersteuning van het macro-economische consolidatieproces echter evenzeer onontbeerlijk: harmonieuze ontwikkeling aan de basis kan niet gedijen in een instabiel macro-klimaat.
Prioriteitssectoren die voor financiering uit het DCH-budget in aanmerking komen zijn rehabilitatie en capaciteitsopbouw op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, justitie, geïntegreerde districtsontwikkeling in Cyangugu, conflictbeheersing en vredesopbouw. Ook demobilisatie en multilaterale schuldverlichting zijn prioriteitssectoren.
Subsidies zijn beschikbaar voor activiteiten op het terrein van rehabilitatie en capaciteitsopbouw in de sectoren gezondheidszorg (indien het de afbouw van eerder gefinancierde programma's betreft), justitie, geintegreerde districtsontwikkeling in Cyangugu (indien de behoefte aan activiteiten uit het op prefectoraal niveau autonoom gevoerde planningsproces prioritair naar voren komt), conflictbeheersing en vredesopbouw, alsmede noodhulp t.b.v. de ontheemden in Noordwest-Rwanda. De prioriteitssectoren onderwijs, demobilisatie en multilaterale schuldverlichting zijn niet subsidiabel, doch zullen via VN-kanalen en IFI's worden ondersteund.
In de toekomst zullen activiteiten in Rwanda zowel worden gekanaliseerd via VN-instellingen als internationale en nationale NGO's.
Organisaties die voor subsidies in aanmerking willen komen dienen over (recente) ervaring in Rwanda en over voldoende monitoringcapaciteit te beschikken. Een andere belangrijk criterium van toekenning van financiering aan organisaties vormt de mate waarin aandacht zal worden besteed aan lokale capaciteitsopbouw. Ook dient bij te financieren activiteiten de nadruk te liggen op participatie van de doelgroep.
Sierra Leone Concluderende samenvatting
De Nederlandse humanitaire hulpinspanningen richten zich op assistentie aan de burgerbevolking die al jaren in successie het voornaamste slachtoffer is van het burgerconflict. De doelgroep bestaat uit ontheemden, zieken, verminkten (door oorlogsgeweld of de verminkingscampagnes), ouden van dagen en kinderen (waaronder ex-kindsoldaten). Nederland dringt aan bij de partijen in het conflict op het respecteren van de Conventies Van Genève aangaande de rol van humanitaire organisaties, de neutraliteit van instellingen als ziekenhuizen, het naleven van de mensenrechten en de rechten van het kind en zal blijven pleiten voor ongehinderde toegang tot de burgerbevolking voor hulporganisaties. Nederland ondersteunt de goede coordinatiestructuur die te lande is opgezet en verlangt van hulporganisaties zich aan deze structuur te conformeren. Tevens wordt van hulporganisaties verlangd dat de «code of conduct for humanitarian assistance in Sierra Leone», zoals die is verwoord in het VN-Consolidated Appeal, wordt onderschreven en toegepast om in aanmerking te kunnen komen voor subsidies. Tevens dienen hulporganisaties de onderlinge coordinatie te bevorderen door participatie aan de bestaande overlegstructuren.
De Nederlandse prioriteitssectoren zijn: basis medische zorg, preventie van epidemiën (slechts als onderdeel van een breder medisch programma),orthopedische hulp en psycho-traumazorg (slechts als onderdeel van een breder medisch programma), voedselhulp/ voedselzekerheid, (tijdelijk) onderdak, water en sanitatie, de opvang van vluchtelingen, protectie, overlevingshulp aan verminkten, landbouwrehabilitatie en vredesopbouw.
Bij het verlenen van subsidie zal de voorkeur gaan naar Nederlandse en internationale NGO's, die ervaring hebben in Sierra Leone en waarvan eerdere activiteiten zijn gefinancierd. De NGO moet er blijk van geven de complexiteit van het conflict in Sierra Leone te begrijpen en alle schijn van partijdigheid (politiek, militair en religieus) te vermijden. NGO's die geen ervaring hebben met werk in Sierra Leone zullen niet voor subsidie in aanmerking komen.
Voorts zullen, niet onder het subsidieplafond, bijdragen worden verleend aan het ICRC, WFP, UNICEF en andere VN-organisaties.
Nederlandse prioriteitskanalen zijn de NGO's (NRK, MSF, SoH, MiN) alsmede het ICRC. Met deze uitvoeringskanalen heeft Nederland in 1997 en 1998 positieve ervaringen opgedaan. Ook kunnen Merlin en ACF, die tot op heden geen Nederlandse bijdragen voor programma's in Sierra Leone ontvingen, voor subsidies in aanmerking genomen worden. Met deze twee NGO's werden elders in de regio West Afrika goede resultaten bereikt.
Soedan Concluderende samenvatting
De Nederlandse strategie is er op gericht de noden te lenigen van de groepen die het meest zijn getroffen door het oorlogsgeweld en de meest geïsoleerde bevolkingsgroepen. Uitgangspunt is de bevolking niet onnodig afhankelijk te maken van de hulp en derhalve waar mogelijk de zelfredzaamheid van de bevolking te bevorderen. Prioriteit ligt bij activiteiten die basisvoorzieningen als gezondheidszorg en water & sanitatie leveren en de voedselzekerheid van de bevolking verbeteren in de meest geïsoleerde gebieden als Bahr el Ghazal, Western Upper Nile en Zuid Kordofan alsmede de ontheemdenkampen rondom onder meer Khartoem. Interventies dienen goed afgestemd te zijn met andere organisaties werkzaam in hetzelfde gebied. Voedselhulp zal nodig blijven tot ten minste de oogstperiode van oktober 1999. Het is van belang dat deze voedselhulp doelgericht en getemporiseerd wordt aangeboden om verstoring van het toch al fragiele marktmechanisme te voorkomen en misbruik te minimaliseren. In de verhouding tussen de ondersteuning in de zuidelijke en de noordelijke OLS-sector wordt gestreefd naar een balans. Voorts is coherentie en consistentie in OLS activiteiten wat Nederland betreft een operationele topprioriteit voor de VN, hetgeen actief zal worden uitgedragen in de diverse donorfora.
Het Nederlandse humanitaire hulpprogramma is tot op heden gericht geweest op een veelheid aan sectoren en kent zeer vele uitvoeringskanalen, hetgeen het programma moeilijk beheersbaar maakt. Dit beleidskader kent dan ook een duidelijker sectorafbakening. In toenemende mate zal gewerkt worden aan het terugbrengen van het aantal uitvoeringskanalen. Derhalve zal streng de hand gehouden worden aan de in dit kader geschetste randvoorwaarden.
Sectoren die in aanmerking voor subsidie komen zijn voedselzekerheid (zaden & gereedschappen en veterinaire gezondheidszorg), therapeutische voeding en bijvoeding in aanvulling op voedselhulp, basisgezondheidszorg, water & sanitatie en vredesondersteunende activiteiten, die een aantoonbare toegevoegde waarde hebben op het IGAD-vredesproces. Voedselhulp, basisonderwijs en protectie zijn prioriteitssectoren, die niet voor subsidie in aanmerking komen, doch via VN-kanalen zullen worden ondersteund.
In principe zullen alleen ngo's die in OLS-verband opereren in aanmerking komen voor subsidie. Bij het verlenen van subsidie zal de voorkeur gaan naar Nederlandse ngo's en internationale ngo's, die ervaring hebben in Soedan en waar eerder activiteiten van zijn gefinancierd. In principe zullen alleen ngo's die in zowel door rebellen als door overheid gecontroleerd gebied aanwezig zijn voor subsidie in aanmerking komen. De ngo moet er blijk van geven de complexiteit van het conflict in Soedan te begrijpen en alle schijn van partijdigheid (politiek, militair en religieus) te vermijden.
Ngo's die geen ervaring hebben met werk in Soedan zullen niet voor subsidie in aanmerking komen.
Voorts zullen, niet onder het subsidieplafond, bijdragen worden verleend aan het ICRC, WFP, UNICEF en andere VN-organisaties actief in OLS-verband.
Somalië Concluderende samenvatting
Nederland volgt de strategie zoals die door de Somali Aid Co-ordination Body (SACB) is geformuleerd. Deze strategie houdt in ondersteuning van rehabilitatie-activiteiten in stabiele, veilige regio's en in de conflictgebieden concentratie op noodhulp. Tot 1997 ondersteunde Nederland rehabilitatie-activiteiten in drie concentratieregio's, Kismayo, Gedo en Bari, gekozen om de relatieve stabiliteit in 1994. Voor Kismayo en in mindere mate voor Gedo geldt dat deze regio's niet meer als stabiel kunnen worden aangemerkt. Derhalve is het beleid voor aanwending van DCH-fondsen in 1997 aangepast. In de onrustige zuidelijke en centrale regio's van het land zullen overwegend noodhulpprojecten, gericht op het voorzien in de eerste levensbehoefte, worden gesteund. In het relatief stabiele noord-oosten (Puntland) en noord-westen (Somaliland) zullen fondsen worden aangewend voor meer rehabilitatie gerichte activiteiten, zowel op het terrein van de fysieke rehabilitatie als op het terrein van capaciteitsopbouw. Voorts zullen vredesopbouwende activiteiten, die in IGAD-kader of als aanvulling daarop plaatshebben, ondersteund worden.
In het meer stabiele noord-oosten en noord-westen van het land zullen activiteiten in de sfeer van rehabilitatie in aanmerking komen voor subsidie. Concreet gaat het om activiteiten in de sfeer van capaciteitsopbouw en steun voor terugkeer van vluchtelingen. Sectoren die in het gehele land voor subsidie in aanmerking zullen komen zijn basisgezondheidszorg, water & sanitatie en vredesondersteunende activiteiten, die een aantoonbare toegevoegde waarde hebben op het IGAD-vredes- proces. Voedselhulp en emergency preparedness & respons t.b.v. de onrustige zuidelijke en centrale regio's zullen via niet-subsidiabele kanalen worden ondersteund.
Bij het verlenen van subsidie zal de voorkeur uitgaan naar Nederlandse en internationale NGO's waar eerder activiteiten van zijn gefinancierd, die positief zijn beoordeeld (o.m. Memisa, AzG en Care International). NGO's die geen ervaring hebben in Somalië zullen niet voor subsidie in aanmerking komen.
Voorts zullen, niet onder het subsidieplafond, bijdragen worden verleend aan het ICRC, UNHCR, WFP en UNICEF.
Vermeld zij dat DAF problemen heeft met een evt. demobilisatieprogramma in de Burundese context omdat dit te veel structurele elementen zou bevatten. Demobilisatie is echter van groot belang bij (eerste aanzetten tot) rehabilitatie en in het kader van vredesbouw (het onderwerp behoort ook nadrukkelijk tot het DCH mandaat). Overigens is er nog geen sprake van (duidelijk omlijde plannen voor) een demobilisatieprogramma.
Dit is een algemeen uitgangspunt voor projecten op het gebied van humanitaire hulp, maar op verzoek van DAF is deze voorwaarde expliciet opgenomen in het brandhaardenbeleidskader voor Burundi.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26200-V-89.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.