nr. 415
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 8 september 1998
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 11 september 1998. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring
van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één
van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel
dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 11
oktober 1998.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel
5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad
van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over
te leggen het op 26 november 1997 / 8 maart 1998 te Sana'a tot stand gekomen
Verdrag tot wijziging van de op 1 februari 1994 te Sana'a tot stand gekomen
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Jemen inzake
geregelde luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden (Trb.
1998, 108)1.
Een toelichtende nota bij dit wijzigingsverdrag treft U eveneens hierbij
aan.
De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
TOELICHTENDE NOTA
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet
op de Raad van State)De toevoeging van een veiligheidsbepaling (artikel 13bis)
aan de op 1 februari 1994 te Sana'a tot stand gekomen Overeenkomst tussen
het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Jemen inzake geregelde luchtdiensten
tussen en via hun onderscheiden grondgebieden (Trb. 1994, 60) is overeengekomen
en marge van luchtvaartbesprekingen tussen beide landen. Het verdrag waarmee
die toevoeging wordt vastgelegd, is bij notawisseling tot stand gekomen.
Het voorstel om aan het luchtvaartverdrag een aanvullende veiligheidsbepaling
toe te voegen kwam van Nederland. Het toevoegen van een dergelijke bepaling
is conform het beleid zoals vastgelegd in de Nota Veiligheidsbeleid Burgerluchtvaart
van de eerste ondergetekende (kamerstukken II 1995/96, 24 804, nr. 2).
De bepaling dient gezien te worden als een additioneel instrument ter ondersteuning
van het toezicht van de betrokken vergunningverlenende autoriteiten van de
partijen. Hiermee wordt een bilateraal kader geschapen voor de mogelijkheid
van onder andere consultaties, platformcontroles en, ingeval van gebleken
tekortkomingen, passende maatregelen ter verbetering van de veiligheidssituatie
bij de andere partij. Bij uitblijven van deze maatregelen, kan de vergunning
voor de betrokken luchtvaartmaatschappij worden ingetrokken.
Het wijzigingsverdrag wordt vanaf 14 maart 1998 voorlopig toegepast, hetgeen
noodzakelijk werd geacht opdat voor het nemen van de voornoemde maatregelen
reeds een juridische basis zou zijn.
Het wijzigingsverdrag geldt, evenals het verdrag van 1994, alleen voor
Nederland.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen