nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 1 september 1998
Ingevolge het verzoek van de geachte afgevaardigde Mevrouw Karimi tijdens
de Regeling van Werkzaamheden d.d. 25 dezer, moge mede namens mijn ambtgenote
voor ontwikkelingssamenwerking het volgende dienen met betrekking tot het
beleid in het kader van de Europese Unie ten aanzien van de situatie in de
Democratische Republiek Congo (DRC).
De Lidstaten van de Europese Unie, waaronder Nederland, zijn zeer bezorgd
over de situatie in de DRC. Ze hebben daaraan in verklaringen, respectievelijk
op 11, 19 en 27 augustus uitdrukking gegeven.
Het aanvankelijk interne conflict, dat oplaaide naar aanleiding van het
ontslag door President Kabila van de Rwandese stafchef van het Congolese leger
op 27 juni jongstleden, gevolgd door de uitwijzing van de Rwandese soldaten
die deel uitmaakten van het Congolese leger, heeft inmiddels een regionaal
karakter gekregen.
Het snel wisselende beeld kan op dit moment als volgt worden geschetst.
Op 19 augustus jl. heeft President Mugabe van Zimbabwe, als Voorzitter
van het Comité voor Conflictpreventie (Organ on Politics, Defense and
Security) van de Southern African Development Council (SADC), een oproep gedaan
om President Kabila, zo nodig militair, te steunen. Naast Zimbabwe hebben
ook Angola, Namibië en Zambia steun aangeboden. Zimbabwe, Angola en Namibië
hebben deze steunbetuiging intussen omgezet in militaire actie: Zimbabwaanse
soldaten bezetten sedert 21 augustus het vliegveld van Kinshasa; Angolese
troepen hebben voorts het vliegveld van Kitona op de rebellen heroverd. Over
de militaire deelname van Namibië, die op 27 augustus van die zijde is
bevestigd, bestaat nog geen duidelijkheid.
Met deze betrokkenheid van Angolese en Zimbabwaanse troepen lijkt de militaire
balans zich te herstellen ten gunste van President Kabila. Op 26 augustus
hebben de rebellen zonder succes een aanval uitgevoerd op Kinshasa. Inmiddels
hebben zij zich voor het merendeel teruggetrokken uit het westen van de DRC.
In hoeverre Rwanda en Uganda openlijk en grootschalig de rebellen
zouden willen steunen, laat zich op dit moment niet vaststellen. In elk geval
ontkennen beide landen actief betrokken te zijn bij het conflict.
In tegenstelling tot zijn Zimbabwaanse ambtgenoot Mugabe is de Zuid-Afrikaanse
President Mandela gekant tegen een militaire oplossing van het conflict. Op
22 augustus organiseerde hij, als de huidige SADC-Voorzitter, een regionale
Top om een vreedzame oplossing voor de crisis te bewerkstelligen. Belangrijke
actoren als de drie Staatshoofden Kabila, Mugabe en Dos Santos van Angola
waren daarbij overigens niet aanwezig. In het slot-communiqué van de
Top wordt een oproep tot een onmiddellijk staakt-het-vuren gedaan en wordt
bij de partijen aangedrongen op het zoeken naar een diplomatieke oplossing.
De bemiddelingspoging van President Mandela is door de EU verwelkomd. Op de
bijeenkomst van Niet-Gebonden-Landen in Durban staat het conflict eveneens
op de agenda.
In EU verband vindt momenteel intensief overleg plaats over mogelijkheden
om de bemiddelingspoging van President Mandela ook actief te ondersteunen,
bijvoorbeeld door tussenkomst van de Speciale Vertegenwoordiger voor de Grote-Merenregio,
Aldo Ajello.
Ook het vraagstuk van humanitaire hulpverlening, in de eerste plaats ter
leniging van de nood in Kinshasa, heeft de volle aandacht van de EU. De gevolgen
van het conflict in de DRC zijn, in termen van vluchtelingenstromen, tot nu
toe relatief beperkt. De hulporganisaties hebben echter laten weten dat indien
gevechten tussen de strijdende partijen zullen voortduren en mogelijk in hevigheid
zullen toenemen, waarschijnlijk grote stromen ontheemden binnen de DRC op
gang zullen komen. Vluchtelingenstromen in de richting van de buurlanden zouden
waarschijnlijk beperkt blijven. Een belangrijk punt van zorg is het aanhoudende
geweld tegenover de Tutsi-bevolking van Congo, evenals de internering van
verschillende Tutsi's. Het Internationale Rode Kruis dringt er bij de Congolese
regering op aan, de plaatsen waar de Tutsi's worden vastgehouden spoedig te
kunnen bezoeken. De EU-Troika heeft dit verzoek bij de Congolese autoriteiten
ondersteund.
Wat de Nederlandse opstelling aangaat, diene dat de Regering van mening
is dat naar een vreedzame oplossing gezocht dient te worden op regionaal diplomatiek
niveau. Regionale bemiddelingspogingen, gericht op het bereiken van een spoedig
staakt-het-vuren en het starten van onderhandelingen tussen de partijen, verdienen
dan ook door de EU te worden ondersteund. De Ontwikkelingshulp van Nederland
aan de landen in de regio wordt op dit moment kritisch geanalyseerd. Leidraad
is dat programma's die rechtstreeks ten goede komen aan de armsten in de regio
worden voortgezet. De voortzetting van programma's die via regeringen lopen,
wordt nader bezien tegen de achtergrond van de verdere ontwikkeling van het
conflict.
Voor wat betreft het welzijn van de onderdanen uit EU-lidstaten kan het
volgende worden vermeld. Sommige landen, waaronder Nederland, hebben hun onderdanen
geadviseerd Congo te verlaten. Enkele tientallen Nederlanders hebben aan deze
oproep gevolg gegeven. Hun evacuatie is, mede dankzij de steun van België,
succesvol verlopen. De overige Nederlanders gaven vooralsnog voorkeur aan
voortgezet verblijf. Daarbij kan nog worden aangetekend dat de diplomatieke
vertegenwoordigingen van de EU-staten in Kinshasa elkaar door middel van intensief
overleg van relevante ontwikkelingen op de hoogte houden, met name ook ter
ondersteuning, voor zover nodig, van landgenoten.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen