26 150 Algemene Vergadering der Verenigde Naties

Nr. 204 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 december 2022

Uw commissie heeft gevraagd om een kabinetsreactie op Resolutie A/C.2/77/L.11/Rev.1 die op 23 november jl. is aangenomen door het Tweede Commissie van de Verenigde Naties (VN). Deze resolutie zal medio december door de General Assembly van de VN aangenomen worden. Na een korte inleiding treft u de kabinetsreactie hieronder aan.

Inleiding

De genoemde Resolutie is door Nigeria ingediend namens de groep van Afrikaanse landen en roept op om, kort gezegd, onder auspiciën van de VN een intergouvernementele discussie te starten over de wijze waarop de inclusiviteit en effectiviteit van internationale samenwerking op belastinggebied kan worden versterkt. Daarbij wordt de mogelijkheid geopperd van een raamwerk of instrument voor die internationale samenwerking. Tevens wordt in de resolutie opgeroepen om ten volle rekening te houden met bestaande internationale en multilaterale regelingen. Een kopie van de Resolutie voeg ik bij deze brief.

De resolutie is aangenomen zonder stemming. Wel hebben verschillende landen na de stemming een verklaring afgelegd. Daarbij heeft Tsjechië, als huidig voorzitter, namens de Europese Unie en de lidstaten een aantal kritische opmerkingen geplaatst die ook in de kabinetsreactie aan de orde komen. Ook hiervan voeg ik een kopie bij.

Kabinetsreactie

Het kabinet staat achter de doelstellingen die tot indiening van de resolutie hebben geleid. Bij meerdere gelegenheden heeft dit kabinet, net als voorgaande kabinetten, aangegeven dat de bestrijding van belastingontwijking een speerpunt is van zijn beleid.

Versterkte internationale samenwerking en een inclusieve deelname aan die samenwerking door zo veel mogelijk landen is een voorwaarde voor succes. Dat de Verenigde Naties daarbij een rol kunnen spelen staat wat het kabinet betreft dan ook niet ter discussie.

Nederland heeft zich steeds voorstander getoond van afspraken in een zo groot mogelijk internationaal verband en heeft zich hier actief voor ingezet. Nederland heeft zich in de onderhandelingen over de herziening van het internationale belastingsysteem ook actief ingezet voor een uitkomst die oog houdt voor de belangen van ontwikkelingslanden. Nederland zal dat blijven doen bij de verdere voortgang van deze herziening.

Ook heeft het kabinet in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 20211 aangegeven dat Nederland bereid is om in de relatie met ontwikkelingslanden bij de onderhandeling van een bilateraal belastingverdrag verdere concessies te doen dan in relatie tot andere verdragspartners. Veel bepalingen die daartoe worden gebruikt zijn gebaseerd op het Model belastingverdrag van de VN. Het werk dat het Committee of Experts on International Cooperation in Tax Matters van de VN daarbij verricht kan daarom blijven rekenen op de steun van dit kabinet.

Bovendien blijft het kabinet zich inspannen om ontwikkelingslanden te laten participeren in de internationale samenwerking op belastinggebied. Een voorbeeld is de steun van Nederland aan het African Tax Administration Forum (hierna: ATAF), de overkoepelende organisatie van Afrikaanse belastingdiensten. ATAF heeft met kracht de belangen van veel Afrikaanse landen naar voren gebracht in het internationale overleg. Ook zal Nederland zich inzetten voor een evenwichtige representatie van ontwikkelingslanden in het Inclusive Framework.

Wel maakt het kabinet zich met betrekking tot deze resolutie zorgen over het risico dat in dit verband dubbel werk verricht gaat worden. In het kader van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) is veel bereikt op het gebied van transparantie en uitwisseling van informatie. In het OESO/G20 project tegen grondslaguitholling en winstverschuiving (BEPS, Base Erosion and Profit Shifting) is een uitgebreid pakket maatregelen ontwikkeld ter bestrijding van belastingontwijking en veel van deze maatregelen zijn via een Multilateraal Instrument (MLI) ingevoerd.

In 2016 is het Inclusive Framework on BEPS (IF) opgericht om landen die geen lid zijn van de OESO te helpen bij implementatie van de BEPS-maatregelen en ze op gelijke voet te laten meespreken en -beslissen over internationaal belastingbeleid. Inmiddels zijn 141 landen lid van het Inclusive Framework, waaronder ontwikkelingslanden. Op dit moment wordt in het IF via twee zogenoemde Pijlers gewerkt aan de uitwerking van een akkoord over de heroverweging van de beginselen waarop het heffingsrecht over winsten van internationaal opererende bedrijven aan landen wordt toebedeeld (Pijler 1) en aan afspraken over een minimumniveau van belasting voor deze bedrijven (Pijler 2). In dat proces worden geregeld aanbevelingen gedaan om het belang van ontwikkelingslanden tot zijn recht te laten komen.

Het kabinet ondersteunt in dat licht de oproep in de Resolutie om te onderzoeken of in VN-verband aanvullend werk verricht kan worden. Het kabinet ziet vooralsnog echter geen meerwaarde in het creëren van een onderhandelingsforum naast het IF dat zich eveneens richt op internationale belastingvraagstukken. Dit zou ertoe leiden dat in VN-verband een vergelijkbare infrastructuur moet worden opgezet. Het zou ook een extra beslag leggen op de toch al schaarse capaciteit van veel landen.

Het argument dat in VN-verband inclusiviteit, met name van ontwikkelingslanden, beter verzekerd is, vindt het kabinet niet doorslaggevend. Het feit dat meer landen lid zijn van de VN dan van het IF rechtvaardigt naar de mening van het kabinet onvoldoende om het overleg dat nu in het IF plaatsvindt en waaraan alle landen die dat wensen kunnen deelnemen, ook in VN verband te laten plaatsvinden.

Daarbij merkt het kabinet op dat internationale regelingen op belastinggebied de meeste betekenis hebben wanneer zij bij consensus tot stand zijn gekomen. Voorzover de gedachte achter de resolutie is dat een ander resultaat dan in het OESO/IF bereikt kan worden dankzij de stemverhouding in VN-verband, deelt het kabinet deze gedachte niet. De posities van verschillende groepen landen, die soms behoorlijk uiteen kunnen lopen, zullen bij discussies in VN-verband niet anders zijn dan in OESO-verband. Gelet op het belang van consensus is het kabinet er dan ook niet van overtuigd dat dit zal veranderen of verbeteren door het proces in VN-verband te laten plaatsvinden.

Het kabinet juicht het daarom toe dat in de resolutie is opgenomen dat rekening gehouden moet worden met het werk dat in andere fora op het gebied van internationale samenwerking op belastinggebied wordt verricht. In de discussie in VN-verband waarmee nu begonnen gaat worden zal het kabinet de hierboven gegeven argumenten voor het bereiken van één standaard, en bij voorkeur via één proces, blijven inbrengen. Daar waar de mogelijkheid wordt gevonden complementair werk op te pakken in VN-verband zal het kabinet dat ook steunen, waarbij het kabinet actief aandacht zal blijven besteden aan de inbreng door en het belang van ontwikkelingslanden. Tegelijkertijd zal Nederland zich voor dit belang blijven inzetten in het Inclusive Framework.

Ik vertrouw erop dat ik hiermee aan uw verzoek tegemoetgekomen ben en ik zie uit naar de gedachtewisseling met uw commissie.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij


X Noot
1

Kamerstuk 25 087, nr. 256.

Naar boven