Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2021
Tijdens het commissiedebat over de inzet van Nederland in de Algemene Vergadering
van de Verenigde Naties (AVVN) (Kamerstuk 26 150, nr. 195) heeft mijn voorganger een brief toegezegd over de Nederlandse inzet t.a.v. het conflict
in en rond Nagorno-Karabach tijdens de AVVN en de stand van zaken van de uitvoering
van de gewijzigde motie van de leden Omtzigt en Van Helvert (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2234). Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging.
Zoals eerder besproken ligt de primaire verantwoordelijkheid omtrent de bemiddeling
in het conflict in en rond Nagorno-Karabach bij de OVSE Minsk Groep, en in het bijzonder
de covoorzitters Frankrijk, de Verenigde Staten en Rusland. Ook de Secretaris-Generaal
van de Verenigde Naties heeft meermaals verwezen naar de OVSE Minsk Groep als het
aangewezen platform voor bemiddeling in dit conflict met als doel duurzame vrede te
bereiken.1 Tijdens het debat waarin de motie Omtzigt/Van Helvert werd ingebracht, heeft mijn
voorganger daarom ook nadrukkelijk gesteld dat Nederland bij de uitvoering van de
motie de leidende rol van de OVSE Minsk Groep covoorzitters erkent. Hoewel de VN niet
gezien wordt als het primaire kanaal voor de beslechting van dit conflict, wordt het
conflict binnen de VN wel aan de orde gesteld.
Achter de schermen werken de covoorzitters van de OVSE Minsk Groep hard om de dialoog
tussen beide landen op gang te krijgen en daarmee stappen te zetten richting een duurzame
oplossing van het conflict. Deze inspanning heeft geresulteerd in het eerste gesprek
tussen de ministers van buitenlandse zaken van Armenië en Azerbeidzjan sinds de Tweede
Karabach oorlog die een jaar geleden uitbrak. Het gesprek vond plaats onder auspiciën
van de OVSE Minsk Groep, en marge van de AVVN in New York. De vertegenwoordiger van
de OVSE Chairperson-in-Office (PRCiO) Andrzej Kasprzyk nam deel aan dit gesprek. Het
kabinet verwelkomt deze belangrijke eerste stap en hoopt dat de dialoog kan worden
voortgezet. Alleen via de onderhandelingstafel kan een duurzame oplossing voor het
conflict worden gevonden. Op 8 oktober jl. deelden de OVSE Minsk Groep covoorzitters
een gezamenlijke verklaring waarin zij op positieve wijze kennis namen van de publieke
verklaringen van President Aliyev en premier Pashinyan over hun bereidheid om de dialoog
voort te zetten onder de auspiciën van de OVSE Minsk Groep covoorzitters.2
Nederland heeft en marge van de AVVN op hoog ambtelijk niveau gesproken over het conflict
inzake Nagorno-Karabach. Het kabinet heeft nogmaals gepleit voor het belang van accountability,
en specifiek een internationaal onafhankelijk onderzoek zoals uiteengezet in de motie
Omtzigt/Van Helvert. Dit heeft het kabinet niet alleen en marge van de AVVN gedaan,
maar dit doet het kabinet consequent in gesprekken met relevante gesprekspartners
zoals Frankrijk, en in relevante fora zoals de EU. In deze gesprekken geeft het kabinet
ook uitvoering aan andere moties die raken aan het conflict, zoals de motie van de
leden Van Helvert en Voordewind over overdracht van Armeense krijgsgevangenen en andere
gedetineerden (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2281). Voor de brede Nederlandse inzet inzake het conflict in en rond Nagorno-Karabach
verwijs ik u naar de kamerbrief van 16 juni jl.
Een internationaal onafhankelijk onderzoek, waartoe de motie Omtzigt/Van Helvert oproept,
is nog niet tot stand gekomen. In de gesprekken die het kabinet hierover heeft gevoerd
benadrukken gesprekspartners dat het te vroeg is voor een dergelijk onderzoek en het
nu uitvoeren daarvan zelfs contraproductief kan zijn. Gesprekspartners wijzen er ook
op dat het einddoel van een duurzame oplossing van dit conflict voor ogen moet worden
gehouden en dat ook zonder een formeel internationaal onafhankelijk onderzoek het
duidelijk is dat het humanitair oorlogsrecht zeer waarschijnlijk is geschonden, door
zowel Armenië als Azerbeidzjan. Ook het uitgebreide rapport van de parlementaire assemblee
van de Raad van Europa verwijst naar dergelijke conclusies door derde partijen.3 Hoewel de kans dat een dergelijk internationaal onafhankelijk onderzoek in de nabije
toekomst kan worden verwezenlijkt klein is, zal het kabinet zich blijven hardmaken
voor waarheidsvinding en vervolging van eventuele oorlogsmisdaden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.P.M. Knapen