26 150 Algemene Vergadering der Verenigde Naties

Nr. 114 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2012

Het lid Pechtold heeft mij vanmiddag gevraagd om een brief naar aanleiding van een perspublicatie over het standpunt dat Nederland heeft ingenomen in de VN-Mensenrechtenraad (MRR) en interne berichtgeving die gelekt is naar de media.

1. Het Nederlandse standpunt in de MRR

Zoals uiteengezet door de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken tijdens het Vragenuurtje op 27 maart jl. heeft Nederland kenbaar gemaakt in te kunnen stemmen met een onthouding van stemming van de acht EU-leden van de MRR op de zgn. nederzettingen-resolutie. Dit overleg heeft plaatsgehad op ambtelijk niveau in Genève en in Brussel.

Nederland had in dit overleg aanvankelijk een voorkeur voor een gemeenschappelijke tegenstem; de resolutie bevatte het element van een Fact Finding Missie hetgeen het kabinet een disproportionele maatregel acht die niet in het belang van het vredesproces is. In het licht van de discussie binnen de EU is Nederland akkoord gegaan met een gemeenschappelijke onthouding met sterke stemverklaring, zoals door de staatssecretaris in eerdergenoemd Vragenuurtje is gemeld. Het bleek uiteindelijk dat de EU verdeeld was: enkele EU-Lidstaten wensten onverkort voor te stemmen, andere wilden onthouden. Dat heeft ertoe geleid dat de EU geen gemeenschappelijke lijn in de MRR had: twee van de acht in de MRR vertegenwoordigde EU-Lidstaten hebben voorgestemd en zes hebben zich onthouden. Onder de EU-Lidstaten die geen lid zijn van de MRR waren, naast Nederland, meer landen eveneens voorstander van een onthouding. Er heeft geen hoofdelijke stemming binnen de EU plaatsgevonden.

2. Lekken van vertrouwelijke informatie

De regelmaat waarmee gelekt wordt uit intern, vertrouwelijk overleg van de EU is zorgelijk. Het tast het vertrouwen aan dat EU-Lidstaten moeten hebben om vrijelijk onderling informatie uit te wisselen.

De lekkage van het HoMs-rapport over kolonistengeweld was voor Nederland aanleiding om op 16 maart aan EU-partners kenbaar te maken dat Nederland zich gedwongen zag de medewerking aan opstelling van dergelijke rapporten voorlopig op te schorten, totdat de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) de volgende stappen zou zetten:

  • een onderzoek instellen naar recente lekincidenten

  • de lekincidenten agenderen voor overleg in Brussel en in de regio (Israël/PG) en

  • komen met maatregelen om toekomstig lekken en andere vormen van niet-integere omgang met informatie te voorkomen.

De hierop volgende reactie van de EDEO heeft ertoe geleid dat Nederland de eerder ingenomen strakke beleidslijn heeft versoepeld. De vertegenwoordigingen in Tel Aviv en Ramallah is weer toegestaan bij te dragen aan gemeenschappelijke EU-HoMs-rapportage. Nederland blijft evenwel een algemeen voorbehoud plaatsen op rapportage die aanbevelingen bevat waarover geen consensus bestaat. Dergelijke rapportage zou bij lekken immers de schijn wekken dat alle EU-Lidstaten het met de aanbevelingen eens zijn zonder dat dit op adequaat politiek niveau is besproken. Het beleidsprimaat hoort immers in de hoofdsteden en Brussel te liggen.

Na een eerste discussie in het Politiek en Veiligheidscomité van de EU op dinsdag 3 april jl. is besloten om dit onderwerp als horizontaal vraagstuk te agenderen voor verder overleg en besluitvorming. De zorgen van Nederland worden door andere landen nadrukkelijk gedeeld.

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

Naar boven