Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 april 2012
Het lid Pechtold heeft mij vanmiddag gevraagd om een brief naar aanleiding van een
perspublicatie over het standpunt dat Nederland heeft ingenomen in de VN-Mensenrechtenraad
(MRR) en interne berichtgeving die gelekt is naar de media.
1. Het Nederlandse standpunt in de MRR
Zoals uiteengezet door de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken tijdens het Vragenuurtje
op 27 maart jl. heeft Nederland kenbaar gemaakt in te kunnen stemmen met een onthouding
van stemming van de acht EU-leden van de MRR op de zgn. nederzettingen-resolutie.
Dit overleg heeft plaatsgehad op ambtelijk niveau in Genève en in Brussel.
Nederland had in dit overleg aanvankelijk een voorkeur voor een gemeenschappelijke
tegenstem; de resolutie bevatte het element van een Fact Finding Missie hetgeen het kabinet een disproportionele maatregel acht die niet in het belang van
het vredesproces is. In het licht van de discussie binnen de EU is Nederland akkoord
gegaan met een gemeenschappelijke onthouding met sterke stemverklaring, zoals door
de staatssecretaris in eerdergenoemd Vragenuurtje is gemeld. Het bleek uiteindelijk
dat de EU verdeeld was: enkele EU-Lidstaten wensten onverkort voor te stemmen, andere
wilden onthouden. Dat heeft ertoe geleid dat de EU geen gemeenschappelijke lijn in
de MRR had: twee van de acht in de MRR vertegenwoordigde EU-Lidstaten hebben voorgestemd
en zes hebben zich onthouden. Onder de EU-Lidstaten die geen lid zijn van de MRR waren,
naast Nederland, meer landen eveneens voorstander van een onthouding. Er heeft geen
hoofdelijke stemming binnen de EU plaatsgevonden.
2. Lekken van vertrouwelijke informatie
De regelmaat waarmee gelekt wordt uit intern, vertrouwelijk overleg van de EU is zorgelijk.
Het tast het vertrouwen aan dat EU-Lidstaten moeten hebben om vrijelijk onderling
informatie uit te wisselen.
De lekkage van het HoMs-rapport over kolonistengeweld was voor Nederland aanleiding
om op 16 maart aan EU-partners kenbaar te maken dat Nederland zich gedwongen zag de
medewerking aan opstelling van dergelijke rapporten voorlopig op te schorten, totdat
de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) de volgende stappen zou zetten:
-
– een onderzoek instellen naar recente lekincidenten
-
– de lekincidenten agenderen voor overleg in Brussel en in de regio (Israël/PG) en
-
– komen met maatregelen om toekomstig lekken en andere vormen van niet-integere omgang
met informatie te voorkomen.
De hierop volgende reactie van de EDEO heeft ertoe geleid dat Nederland de eerder
ingenomen strakke beleidslijn heeft versoepeld. De vertegenwoordigingen in Tel Aviv
en Ramallah is weer toegestaan bij te dragen aan gemeenschappelijke EU-HoMs-rapportage.
Nederland blijft evenwel een algemeen voorbehoud plaatsen op rapportage die aanbevelingen
bevat waarover geen consensus bestaat. Dergelijke rapportage zou bij lekken immers
de schijn wekken dat alle EU-Lidstaten het met de aanbevelingen eens zijn zonder dat
dit op adequaat politiek niveau is besproken. Het beleidsprimaat hoort immers in de
hoofdsteden en Brussel te liggen.
Na een eerste discussie in het Politiek en Veiligheidscomité van de EU op dinsdag
3 april jl. is besloten om dit onderwerp als horizontaal vraagstuk te agenderen voor
verder overleg en besluitvorming. De zorgen van Nederland worden door andere landen
nadrukkelijk gedeeld.
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal