26 148
Aanpassing van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet financiering volksverzekeringen in verband met het afschaffen van het aparte tarief voor buitenlandse belastingplichtigen en herstel van enige onvolkomenheden in enkele belastingwetten

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 3 november 1998

De leden van de fracties van de VVD en D66 hebben bij het bovenstaande wetsvoorstel dat ertoe strekt het aparte tarief voor buitenlandse belastingplichtigen af te schaffen en enige onvolkomenheden in de belastingwetten te herstellen een aantal vragen gesteld en kanttekeningen geplaatst.

Zowel de leden van de fractie van de VVD als D66 hebben kanttekeningen geplaatst bij het in één wetsvoorstel opnemen van het afschaffen van het aparte tarief voor buitenlandse belastingplichtigen en het herstel van enige onvolkomenheden in een aantal belastingwetten. Ik ben het met deze leden eens, dat er inderdaad geen duidelijk verband bestaat tussen het herstel van deze onvolkomenheden en het afschaffen van het buitenlandertarief. Het is vooral uit een oogpunt van doelmatigheid dat ik er uiteindelijk voor heb gekozen om beide zaken toch in onderhavig wetsvoorstel samen te voegen. De in dit wetsvoorstel voorgestelde wijzigingen behoeven namelijk terugwerkende kracht waardoor deze niet kunnen worden meegenomen in de Rijksbrede Reparatiewet 1. Dat zou betekenen dat voor herstel van deze onvolkomenheden die in wezen van ondergeschikte betekenis zijn, een afzonderlijk wetgevend traject doorlopen zou moeten worden, hetgeen mij – mede in het licht van de wetgevende arbeid die nog voor ons ligt –, niet efficiënt voorkomt.

De leden van de VVD-fractie hebben gevraagd of de regering het voorliggende wetsvoorstel niet eerder had kunnen indienen. In reactie hierop zij opgemerkt dat ik op 23 december 1997 in antwoord op schriftelijke vragen van mevrouw B.M. de Vries heb aangegeven dat de wetgeving naar aanleiding van het Asscher-arrest in voorbereiding was. Als onderdeel van deze voorbereiding heb ik bij Besluit van 3 februari 1998 het aparte tarief voor alle buitenlandse belastingplichtigen materieel al buiten werking gesteld. Vervolgens is op 30 juni 1998 het voorliggende wetsvoorstel door mij bij de Ministerraad ingediend en het heeft daarna het reguliere traject doorlopen. Het belang van een goede voorbereiding van wetgeving enerzijds en het feit dat begin 1998 ook nog een aantal andere spoedeisende fiscale wetsvoorstellen voorbereid moest worden anderzijds, hebben de termijn waarop dit wetsvoorstel bij uw Kamer is ingediend bepaald.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat artikel 62, eerste lid, eerste volzin, van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 aandacht verdient, maar vinden het een stap te ver gaan om, hangende de prejudiciële procedure, artikel 62 van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 thans reeds aan te passen. Terzake zou ik het volgende willen opmerken. Zoals in de memorie van toelichting is aangegeven, is de tweede volzin van artikel 62, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (de eerste volzin blijft ongewijzigd) destijds toegevoegd in samenhang met de invoering van het aparte tarief voor buitenlandse belastingplichtigen. Op grond van deze toevoeging konden er in een jaar van samenloop van een binnenlandse en buitenlandse belastingplicht (er golden toen immers twee aparte tarieven) twee afzonderlijke aanslagen worden opgelegd. Met het vervallen van het aparte tarief voor buitenlandse belastingplichtigen is de noodzaak voor het opleggen van twee aanslagen komen te vervallen. Het vraagstuk dat momenteel voorligt bij het Europese Hof van Justitie of het opleggen van twee aanslagen voor de premieheffing in strijd is met het Europese recht staat hier los van. Ook indien deze kwestie thans niet aan de orde zou zijn, zou ik hebben voorgesteld de mogelijkheid van de dubbele aanslag te laten vervallen.

In reactie op vragen van de leden van de D66-fractie hierover kan ik antwoorden dat er bij de te maken afwegingen in het kader van het belastingplan 21e eeuw, ook rekening zal worden gehouden met de gevolgen van het afschaffen van het aparte tarief voor buitenlandse belastingplichtigen (waar onder het vraagstuk van de belastingvlucht).

Tenslotte kan ik de leden van de D66-fractie meedelen dat de als gevolg van het afschaffen van het buitenlandertarief optredende, structurele belastingderving van f 70 miljoen al in de begroting voor het jaar 1999 is verwerkt en dat aan de overige onderdelen van het wetsvoorstel geen budgettaire consequenties zijn verbonden.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven