nr. 9
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 januari 1999
Het in december van het vorige jaar met Uw Kamer besproken wetsvoorstel
houdende regels inzake de heffing en de invordering van rijksbelastingen in
euro's (Wet overgang belastingheffing in euro's), dat heeft geleid tot de
Wet van 17 december 1998, Stb. 723, bevat een bepaling (artikel 18, eerste
lid) op grond waarvan nadere, zo nodig van die wet afwijkende, regels kunnen
worden gesteld ter bevordering van een goede uitvoering van die wet. Artikel
18, tweede lid, van de genoemde wet voorziet in goedkeuring achteraf van een
op grond van het eerste lid van dat artikel te nemen regeling. Gelet op de
discussie over deze delegatiebepaling deel ik U mee, vooruitlopend op het
nog in te dienen goedkeuringswetsvoorstel, dat ik voornemens ben een krachtens
genoemd artikel 18 vast te stellen ministeriële regeling in de Staatscourant
te plaatsen. Aanleiding voor deze ministeriële regeling is de volgende.
In de Wet overgang belastingheffing in euro's is geregeld dat de depositorente
van de Europese Centrale Bank (ECB) als «basisrente» voor een
aantal renten in de fiscale wetgeving c.a. in de plaats komt van de vaste
voorschotrente en het promessedisconto van De Nederlandsche Bank. Met het
oog op een vlekkeloze invoering van de euro is in die wet een overgangsregeling
opgenomen die beoogt ervoor te zorgen dat de overgang op de depositorente
geruisloos plaatsvindt. Bij het redigeren van die overgangsregeling kon niet
worden voorzien dat de ECB het percentage van de depositorente niet aanstonds
zou vaststellen op een meer structureel niveau (van 1 januari 1999 tot
en met 21 januari 1999 op 2,75 en per 22 januari op 2). De overgangsregeling
bewerkstelligt nu niet de gewenste geruisloze overgang op de depositorente;
het corrigeert de depositorente naar de bedoeling van de wetgever 0,75% te
weinig naar boven, waardoor – zonder ingrijpen – de belangrijkste
fiscale renten (de heffings- en invorderingsrente) voor het tweede kwartaal
van 1999 op 2,5% in plaats van 3,25% zouden worden vastgesteld.
Het alsnog bewerkstelligen van een geruisloze overgang op de depositorente
van de ECB is via wetswijziging redelijkerwijs niet te realiseren. Wijziging
van het overgangsrecht zou namelijk alleen een geruisloze overgang bewerkstelligen
indien de desbetreffende wijzigingswet al in februari 1999 in het Staatsblad
zou staan; het rentepercentage van de invorderingsrente dat geldt voor het
tweede kwartaal van 1999 wordt namelijk door de belastingdienst al met ingang
van 1 maart 1999 gehanteerd voor de betalingskorting met betrekking tot
de voorlopige aanslagen die worden opgelegd in de periode van 1 maart
1999 tot en met 31 mei 1999. Een geruisloze overgang op de depositorente
kan wel tot stand worden gebracht bij ministeriële regeling op grond
van artikel 18, eerste lid, van de Wet overgang belastingheffing in euro's.
De delegatiebepaling van artikel 18 maakt het mogelijk om op adequate wijze
alert te kunnen inspelen op onvoorziene omstandigheden die opkomen bij de
uitvoering. De ECB heeft pas nadat de genoemde wet in het Staatsblad stond,
bekendgemaakt dat voor de depositorente in de eerste drie weken van 1999 een
overgangsregeling geldt met het oog op een soepele invoering van de euro.
Die onvoorziene omstandigheid heeft als ongewenst gevolg, zoals hiervoor aangegeven,
dat een geruisloze overgang op de depositorente voor de toepassing van een
aantal renten in de fiscale wetgeving c.a. niet wordt bereikt. Dit gevolg
kan bovendien niet tijdig meer worden ongedaan gemaakt via wetswijziging.
De regeling die in de Staatscourant wordt geplaatst, geeft uitvoering
aan artikel 17, eerste en derde lid, van de Wet overgang belastingheffing
in euro's. In de eerste plaats is bepaald dat, in afwijking in zoverre van
artikel 17, tweede lid, van de Wet overgang belastingheffing in euro's, de
depositorente van de ECB voor de toepassing van de regeling van de heffings-
en invorderingsrente in de periode van 1 april 1999 tot en met 31 december
2001 wordt vermeerderd met 1,25 procentpunt. In de tweede plaats wordt, in
afwijking in zoverre van artikel 17, derde en vierde lid, van de Wet overgang
belastingheffing in euro's, de depositorente van de ECB voor de toepassing
van de regeling voor de vergoeding van rente in geval van zekerheidstelling
in contant geld in de sfeer van de accijnzen en de belasting van personenauto's
en motorrijwielen, in de periode van 1 februari 1999 tot en met 31 december
2001 vermeerderd met 0,75 procentpunt.
Bevorderd zal worden dat uiterlijk binnen drie maanden na het tijdstip
waarop de in de Staatscourant te plaatsen regeling in werking treedt een voorstel
van wet tot goedkeuring van die regeling aan de Tweede Kamer wordt gezonden.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend