26 147
Regels inzake de heffing en de invordering van rijksbelastingen in euro's (Wet overgang belastingheffing in euro's)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 4 november 1998

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 7 komt te luiden als volgt:

Artikel 7

In artikel 30f, vijfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt «het op de eerste werkdag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan dat kwartaal gegolden hebbende promessedisconto van de Nederlandsche Bank» vervangen door: de op de eerste werkdag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan dat kwartaal gegolden hebbende depositorente van de Europese Centrale Bank.

2. Artikel 9 vervalt.

3. In artikel 20, eerste lid, wordt «artikelen 7, onderdeel C, en 10» vervangen door: artikelen 7 en 10.

Toelichting

Het thans voorgestelde artikel 7 is inhoudelijk gelijk aan het oorspronkelijke artikel 7, onderdeel C. De onderdelen A.1, A.2 en B van het oorspronkelijke artikel 7 en artikel 9 komen te vervallen. Dit betekent dat de voorgestelde wijzigingen van de artikelen 22g en 22h van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 20 van de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EEG-heffingen, de omzetbelasting en de accijnzen verdwijnen. Bij het redigeren van het wetsvoorstel is verondersteld dat onder het begrip «Nederlandse valuta» alleen de Nederlandse gulden wordt begrepen. Gelet op de artikelen 2, 3 en 6 van de verordening nr. 974/98 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (PbEG L 139) dient echter onder «Nederlandse valuta» per 1 januari 1999 zowel de euro als de gulden te worden begrepen. De voorgestelde wijzigingen van artikel 22h van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 20 van de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EEG-heffingen, de omzetbelasting en de accijnzen zijn derhalve overbodig. Daarnaast is bij het redigeren van het wetsvoorstel er abusievelijk van uitgegaan dat de afrondingsregels in de douanesfeer die zijn gebaseerd op artikel 22g van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in geval van heffing in euro's zouden moeten worden toegepast na omrekening van de bedragen in guldens naar bedragen in euro's. De huidige afrondingsregels voor bedragen in guldens dienen in geval van heffing of invordering in euro's echter overeenkomstig te worden toegepast indien niet anders is bepaald in de ministeriële regeling op grond van artikel 3. Indien thans bijvoorbeeld is bepaald dat afronding plaatsvindt op hele guldens – zoals bij bedragen aan heffingsrente en motorrijtuigenbelasting – vindt in geval van heffing of invordering in euro's afronding plaats op hele euro's.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven