Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26147 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26147 nr. 4 |
Vastgesteld 21 oktober 1998
De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud, dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De leden van de fracties van de PvdA, D66, GPV en RPF hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel dat ertoe strekt een aantal fiscale aspecten die verbonden zijn aan de invoering van de euro, te regelen. Zij hebben daarover de volgende vragen.
De minister van Financiën heeft de Kamer tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen toegezegd te onderzoeken hoe de periode van de invoering van de euro zo kort mogelijk kan worden gehouden, in antwoord op het verzoek van de Kamer dit in één dag te bewerkstelligen, aldus de leden van de PvdA-fractie. Mocht worden besloten de euro in één dag in te voeren, of de invoeringsperiode aanzienlijk te verkorten, heeft deze verkorte invoeringstijd dan consequenties voor het voorliggende wetsvoorstel? Kan de samenloop van de invoering van de euro en de voorgenomen belastingherziening in 2001 extra problemen opleveren?
De leden van de fracties van GPV en RPF realiseren zich dat, nu het besluit is genomen om de gulden als wettig betaalmiddel uiterlijk per 1 juli 2002 op te heffen, heldere regels nodig zijn om de invoering van de euro op een geordende wijze te laten plaatsvinden.
1.2 Heffing en invordering van belasting tijdens en na de overgangsperiode
In de overgangsperiode kan de belastingplichtige kiezen aangifte te doen in guldens of euro's, zo merken de leden van de PvdA-fractie op. Hoe kan de belastingplichtige die keuze kenbaar maken? Komt er bijvoorbeeld een aparte vraag op het biljet? Hoe groot is de kans op fouten, zo vragen deze leden. De keuzemogelijkheid gaat gepaard met behoorlijke uitvoeringskosten van de Belastingdienst. Is de afweging van het belang van enkele belastingplichtigen die er behoefte aan hebben om aangifte in euro's te doen, tegenover de extra lasten voor de uitvoering weloverwogen gemaakt?
De leden van de fractie van D66 hebben met waardering kennisgenomen van het voorstel belastingplichtigen de mogelijkheid te bieden om vanaf 1 januari 1999 belastingaangiften in euro te doen. Zij begrijpen dat het vermelden van het equivalent in euro bij aanslagen en beschikkingen in guldens bijdraagt aan het opbouwen van een referentiekader bij de Nederlandse bevolking. In dit verband verzoeken deze leden het kabinet de wijze waarop de voorlichting ter hand wordt genomen toe te lichten. Op welke wijze wordt gegarandeerd dat de mogelijkheid tot aangifte in euro niet ten koste gaat van de inzichtelijkheid en begrijpelijkheid van het aangifteformulier? Kan het kabinet voorts de uitvoeringskosten van de keuzemogelijkheid tot aangifte in euro of guldens specificeren? Is het van mening dat de kosten opwegen tegen de baten?
De leden van de D66-fractie begrijpen dat de mogelijkheid tot aangifte in euro vanaf 1 januari 1999 in beginsel zal gaan gelden voor alle belastingen. Is al bekend of en zo ja, welke belastingen van de mogelijkheid tot het doen van aangifte in euro per 1 januari 1999 worden uitgezonderd? Is in dit verband overwogen om alle belastingaanslagen en beschikkingen vanaf 1 januari 2002, vanuit het oogpunt van eenduidigheid en eenvoud, uitsluitend in euro te doen?
Omdat gekozen is voor een drie jaar durende overgangsperiode waarin zowel de euro als de gulden als wettig betaalmiddel gelden, zo vervolgen de leden van de fracties van GPV en RPF, is het logisch dat de belasting ook in euro's kan worden geheven en betaald. Het is deze leden echter niet geheel duidelijk of dit van toepassing zal zijn voor de aangifte en de heffing van alle belastingen. Het feit dat in artikel 3 een delegatiebepaling is opgenomen op basis waarvan de staatssecretaris kan bepalen voor welke belastingen dit geldt, doet vermoeden dat enkele belastingen zullen worden uitgezonderd. De genoemde leden vragen het kabinet welke belastingen dit zijn en wat de reden van de uitzonderingspositie is.
De leden van de fracties GPV en RPF lezen voorts in de toelichting dat de Belastingdienst zoveel mogelijk communiceert met de belastingplichtige in de valuta waarin aangifte is gedaan. In welke gevallen zal de Belastingdienst in de communicatie met de belastingplichtige hiervan afwijken? Tevens begrijpen de genoemde leden dat bij aanslagen en beschikkingen die in guldens worden gesteld ook het eindbedrag in euro's zal worden vermeld. Kunnen zij ervan uitgaan dat dit betekent dat ook als de belastingaanslag in euro's is opgesteld het eindbedrag tevens in guldens wordt vermeld? Dit achten zij van belang. In de eerste plaats omdat de gulden tot 2002 een wettig betaalmiddel is. In de tweede plaats omdat de Belastingdienst voor de inning van de gelden in euro's tot 1 januari 2002 afhankelijk is van voorzieningen die de banken hiervoor aanbieden.
De leden van de fractie van D66 begrijpen dat een belastingplichtige bij het doen van aangifte met betrekking tot de meeste rijksbelastingen alle bedragen in zijn voordeel mag afronden op hele guldens. Als gevolg hiervan derft de schatkist jaarlijks 50 mln aan inkomsten. Deze afrondingspraktijk blijft ook op aangiften in euro van toepassing. Deze leden begrijpen dat dit tot een extra budgettaire derving leidt van 60 mln per jaar. Wordt hier bedoeld dat deze extra 60 mln bovenop de derving van 50 mln komt?
De leden van de fracties van GPV en RPF constateren dat het kabinet ervan uitgaat dat de mogelijkheid om in euro's aangifte te doen door de gebruikte afrondingsmethodiek zal leiden tot een extra budgettaire derving. De verwachting is dat de derving aan belastingopbrengsten structureel 50 miljoen bedraagt. Voor de overgangsperiode wordt ervan uitgegaan dat de belastingderving zal oplopen van 10 miljoen in 1999 tot 35 miljoen in 2001. De genoemde leden betwijfelen of de bedragen in de overgangsperiode reëel zijn. Is hun veronderstelling juist dat met een simpele rekensom kan worden bepaald wat tot de gunstigste afronding leidt? Zo ja, is het dan niet logisch dat de belastingplichtige kiest voor die valuta waarbij de afronding voor de belastingplichtige het meest gunstig uitvalt?
Er is 147 mln uitgetrokken voor automatisering, communicatie, voorschriften en opleidingen. Waarom zijn er geen extra middelen uitgetrokken voor extra controles die nodig zullen zijn omdat er meer fouten gemaakt kunnen worden bij het invullen van belastingbiljetten, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.
Artikel 10 t/m artikel 12 en artikel 18
In artikel 10 tot en met 12 wordt de vaste voorschotrente van de Nederlandse Bank N.V. respectievelijk het promessedisconto van de Nederlandse Bank N.V. in diverse belastingwetten vervangen door de depositorente van de Europese Centrale Bank. Als reden wordt gegeven dat het monetaire instrumentarium van de Nederlandse Bank N.V. per 1 januari 1999 verdwijnt en wordt vervangen door het Europees instrumentarium. Er wordt gezegd dat er geen echt equivalent is van de Nederlandse instrumenten, maar dat de hoogte van de depositorente weinig zal afwijken. In artikel 18 is een overgangsregeling opgenomen. Gedurende de overgangsperiode (1999 tot en met 2001) wordt de depositorente verlaagd of verhoogd met een bij ministeriële regeling vastgesteld aantal procentpunten. Na deze overgangsperiode wordt bezien of de depositorente structureel kan worden gebezigd. In het wetsvoorstel Wet vervanging contractuele referenties (Kamerstuk 26 124) wordt voorzien in een wettelijke regeling voor de gevolgen van het vervallen van de vaste voorschotrente (en daarmee tevens het promessedisconto) met ingang van 1 januari 1999. Op een nader te bepalen tijdstip zal de minister van Financiën bekend maken welke basisrente vanaf 1 januari 1999 van rechtswege in de plaats treedt van de vaste voorschotrente. Er wordt wel in het wetsvoorstel vermeld dat de meest vergelijkbare rente waarschijnlijk de depositorente van de Europese Centrale Bank zal zijn, maar dat te zijner tijd de meest relevante rente plus of min het verschil tussen beide referentierentes zal gelden. Hoe verhouden beide voornoemde wetsvoorstellen zich tot elkaar, zo vragen de leden van de PvdA.
Ook de leden van de fractie van D66 merken op dat in het wetsvoorstel vervanging contractuele referentierentes wordt voorzien in een wettelijke regeling voor de gevolgen van het vervallen van de vaste voorschotrente met ingang van 1 januari 1999 en verzoeken het kabinet toe te lichten hoe het onderhavige voorstel zich verhoudt tot het wetsvoorstel 26 124.
In lid 3 van het voorgestelde artikel 15 wordt met aflossingen van vorderingen of schulden – het moment waarop de uitgestelde valutawinst alsnog in de belastingheffing wordt betrokken – onder andere gelijk gesteld een handeling waarbij de vordering of schuld uit het vermogen van de onderneming verdwijnt. Op welke situaties wordt gedoeld, zo vragen de leden van de PvdA- en D66-fracties in navolging van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB). Is bij omzetting van een vordering of schuld in aandelenkapitaal sprake van «verdwijnen uit het vermogen van de onderneming»?
De leden van de fractie van D66 begrijpen dat het hier een delegatiebepaling betreft die het mogelijk maakt dat bij ministeriële regeling nadere, zo nodig afwijkende regels van het onderhavige wetsvoorstel, kunnen worden gesteld. Deze leden verzoeken het kabinet toe te lichten waarom het zeer dynamische proces van de invoering van de euro wordt opgevoerd als een rechtvaardiging om afwijking van de wet bij ministeriële regeling toe te staan. Heeft het kabinet overwogen om de onderhavige delegatiebepaling meer concreet in te vullen? Zo ja, waarom is daartoe niet overgegaan? Kan het kabinet voorts toelichten waarom de gebruikelijke (spoed)procedure voor wetswijziging niet voldoende wordt geacht?
De leden van de fracties van GPV en RPF maken bezwaar tegen het onbegrensde karakter van de delegatiebepaling in dit artikel. Zij zijn van oordeel dat de keuze voor delegatiewetgeving goed beargumenteerd moet worden en hiervoor een duidelijk meerwaarde moet bestaan. Tevens behoort het bereik van de ministeriële regeling zo concreet mogelijk te worden aangeduid. Aan dit alles wordt naar hun mening niet voldaan. Waarom is het nodig de staatssecretaris de bevoegdheid te geven de wet materieel te wijzigen?
Naar aanleiding van de brief van de NOB d.d. 9 oktober 1998 vragen de leden van de fracties van de PvdA en D66 het kabinet een reactie te geven op het voorstel een fiscale faciliteit in te voeren met betrekking tot de wijziging (afronding) van het aandelenkapitaal.
Ten slotte vragen deze leden een reactie op de vraag van het NOB om vanuit praktisch oogpunt voor de afronding van de bedragen in euro's – van bijvoorbeeld de tabellen van de investeringsaftrek en de energie-investeringsaftrek – te komen met aparte tabellen in euro's, afgerond op eurobedragen in een veelvoud van 1000. Zij kunnen zich ook een afronding op 250 of 500 euro's voorstellen.
Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Reitsma (CDA), Rosenmöller (GL), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Patijn (VVD), Van Beek (VVD), Duijkers (PvdA), Balkenende (CDA), Vendrik (GL), Bos (PvdA), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA).
Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Harrewijn (GL), Van Zijl (PvdA), Koenders (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Hofstra (VVD), De Wit (SP), vacature PvdA, Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Dankers (CDA), Van der Knaap (CDA), Blok (VVD), Weekers (VVD), Smits (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rabbae (GL), Van Dok-Van Weele (PvdA), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26147-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.