nr. 6
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 20 mei 2003
De overheid heeft met Twinning in 1998 het initiatief genomen om een stimulerende
omgeving voor snel groeiende ICT-starters te creëren. Daartoe is Twinning
als bedrijf en nadrukkelijk op afstand van de overheid in de markt gezet.
Marktconformiteit en cofinanciering met private investeerders waren kernelementen
van het concept. Op de vleugels van de ICT-golf leek in 2000 het concept geheel
aan de markt te kunnen worden overgedragen. Uw kamer heeft toen ingestemd
met verkoop van Twinning en een verbreking van de relatie met het ministerie
van Economische Zaken. Onder invloed van de drastische wijzigingen in marktomstandigheden
bleek dit niet het gewenste resultaat te kunnen leveren voor de continuïteit.
Hierover is de Kamer eind 2001 (26 143 nr. 5) geïnformeerd. Toen
is aangegeven dat Twinning als stand alone operatie zou worden voortgezet.
In lijn met het concept kreeg Twinning daarmee de ruimte om, op basis van
het bestaande model van cofinanciering met marktpartijen, te streven naar
een toekomst waarbij marktpartijen de rol van de Staat als fondsenverschaffer
moeten gaan overnemen. Als uitwerking hiervan zijn met Twinning afspraken
gemaakt over een aan milestones gebonden businessplan dat zou moeten leiden
tot een goed continuïteitsperspectief voor eind 2003.
De periode sindsdien is door directie & RvC van Twinning benut om
hieraan invulling te geven. De RvC en directie hebben besloten om via de weg
van een strategische partner nieuwe fondsen te werven. Er zijn in de achterliggende
periode door Twinning in samenwerking met de Staat intensieve onderhandelingen
gevoerd over strategische samenwerking. Al deze inspanningen hebben echter
geen zicht kunnen geven op een mede door de markt gedragen continuering van
Twinning na 2003. De conclusie is dat de belangrijkste milestone om (in 2002)
met marktpartijen nieuwe fondsen te starten helaas niet is gehaald.
Nadat de afgelopen jaren geen marktpartijen te vinden waren die het Twinning-concept
wilden overnemen of ondersteunen neemt de RvC haar verantwoordelijkheid en
concludeert zij dat het Twinning-model niet zelfstandig voortgezet
kan worden. De directie en RvC zien zich dan ook genoodzaakt een scenario
uit te voeren waarbij de operaties van Twinning nu zullen worden stopgezet
maar waarbij vanzelfsprekend wel voor een verantwoord beheer van de resterende
participatieportefeuille zal worden zorg gedragen. De RvC komt tot dit besluit
na een zorgvuldige weging van de belangen van de drie voornaamste stakeholders,
namelijk de Twinning-deelnemingen, het Twinning-personeel en de aandeelhouders
(Staat en externe aandeelhouders Seedfund). Op deze wijze wordt de continuïteit
van de bestaande participaties zo goed mogelijk gediend en wordt op zorgvuldige
wijze omgegaan met de belangen van de externe aandeelhouders.
Ik zie, evenals de Minister van Financiën geen andere mogelijkheid
dan de conclusie van de directie en de RvC over te nemen. Die conclusie ligt
in lijn met de eerder met Twinning gemaakte afspraken. Deelname van de markt,
met name voor nieuwe investeringen, is de essentie van het Twinning-model.
Zonder zicht op bijdragen van die zijde is een toekomst «stand-alone»
of met strategische partner niet haalbaar.
Bovenstaande betekent dat de RvC vanuit haar midden iemand benoemt die
zal zorgen voor een ordentelijke beëindiging van de activiteiten. Het
onderbrengen van het beheer van de portefeuille bij een professionele partij
zal op een zorgvuldige en marktconforme wijze worden vormgegeven. De selectieprocedure
zal door de RvC van Twinning worden gecoördineerd.
Bij mijn afweging is van groot belang geweest dat de gekozen oplossing
de beste randvoorwaarden biedt voor continuïteit van de binnen Twinning
opgebouwde bedrijvigheid en dat het reeds gereserveerde budget hiervoor toereikend
is.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J. G. Wijn