nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 22 november 2000
In mijn brief d.d. 22 september jl. heb ik u geïnformeerd over de
uitkomsten van de Twinning-evaluatie. Hoofdconclusie is dat Twinning een succesvolle
aanjaagfunctie heeft gehad bij het totstandbrengen van een dynamische ICT
startersmarkt. Vanwege dat succes is een overheidsrol in Twinning niet langer
nodig en heb ik besloten Twinning te vervreemden. Ik heb toegezegd u te zullen
informeren over de wijze van vervreemding.
Voor de vervreemding stonden in principe twee wegen open.
1 Als «state of the art incubator», waarbij Twinning in feite
wordt vervreemd zoals het nu is;
2 «Market-mover» scenario, waarin strategische investeerders
het aandeel van de overheid overnemen. Twinning gaat zich richten op innovatieclusters
en corporate venturing.
Twinning heeft de afgelopen maanden de haalbaarheid van die tweede variant
getoetst. De conclusie is dat er op dit moment onvoldoende draagvlak in de
markt is voor de market mover variant. Ik heb daarom besloten Twinning als
state of the art incubator te vervreemden. Daarbij is evenwel grote zorgvuldigheid
vereist vanwege de positie die Twinning in de Nederlandse ICT-startersmarkt
inneemt en gezien de financiële belangen van de Staat in Twinning. De
verkoop zal erop gericht zijn:
– Twinning integraal te verkopen door vervreemding van de aandelen
in Twinning Holding B.V.;
– een voor de overheid zakelijk verantwoord resultaat te realiseren.
Uitgaande van deze doelstellingen zijn er twee wezenlijke strategische
aspecten die in het vervreemdingsproces aandacht behoeven, te weten de timing
en de vormgeving. Ik zal mij hierover en in het aansluitende vervreemdingsproces
laten adviseren door externe deskundigen. Hoewel het streven is om Twinning
zo spoedig mogelijk volledig te vervreemden, zal voornoemd strategisch advies
uiteraard worden betrokken bij de definitieve timing en vormgeving van de
vervreemding. De voorbereiding en uitvoering zal zoals gebruikelijk
gezamenlijk met het Ministerie van Financiën worden aangepakt.
De aanloop naar de vervreemding van Twinning en het proces zelf mag uiteraard
geen stilstand betekenen voor de bedrijfsvoering van Twinning. Twinning moet
haar positie kunnen handhaven en zich temidden van de marktdynamiek verder
kunnen ontwikkelen.
In mijn brief van 22 september jl. heb ik vermeld dat ik de RvC heb gevraagd
mij voor 1 november te informeren over de effectiviteit van de door de directie
in gang gezette maatregelen ter verbetering van de interne beheersprocessen.
De RvC heeft aan KPMG gevraagd hierover rapport uit te brengen. De conclusie
hieruit is dat de directie op doeltreffende wijze de nodige maatregelen heeft
genomen. De bevindingen van de RvC en het rapport van KPMG doe ik u als bijlage
bij deze brief toekomen1.
De Minister van Economische Zaken,
A. Jorritsma-Lebbink