26 122
Srebrenica

nr. 31
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 april 2002

Door middel van deze brief informeer ik U over het feit dat de Bevelhebber der landstrijdkrachten, luitenant-generaal A.P.P.M. van Baal heden zijn functie ter beschikking heeft gesteld. Ik heb zijn verzoek ingewilligd. Generaal Van Baal is tot de slotsom gekomen dat hij in het licht van de publieke discussie naar aanleiding van het Niod-rapport en de vragen die daarbij zijn gerezen over het functioneren van de toenmalige landmachttop, waartoe hij als plaatsvervangend bevelhebber behoorde, niet langer goed kan functioneren in het belang van de Koninklijke landmacht. In de afweging van generaal Van Baal heeft de vraag inzake zijn integriteit tijdens de val van de enclave Srebrenica en de nasleep ervan geen rol gespeeld. Hij is van opvatting dat de term «onwil» zoals gebruikt in het Niod-rapport niet op hem van toepassing is.

Ik respecteer het besluit van luitenant-generaal Van Baal en hecht er aan uit te spreken dat hij naar mijn oordeel zeer goed heeft gefunctioneerd als bevelhebber sedert 6 april 2001 en een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de modernisering van de Koninklijke landmacht.

Het vertrek van de Bevelhebber der landstrijdkrachten laat onverlet dat het kabinet, door de overname van de hoofdlijnen van het Niod-rapport, de conclusie onderschrijft dat er in de periode 1995–1996 sprake was van onwil ten aanzien van de informatievoorziening van de toenmalige minister. Het Niod verwijst daarbij naar het optreden van «de landmachttop». Dit vraagt om een verklaring inzake de personen waarop het verwijt van onwil van toepassing is. Omdat dit niet blijkt uit de tekst van het Niod-rapport, beraad ik mij op de wijze waarop zo snel als mogelijk en verantwoord is een antwoord op deze vraag kan worden geformuleerd. Gelet op het feit dat het hierbij om personen gaat, dient dit immers met de noodzakelijke zorgvuldigheid te gebeuren. Ik zal de Kamer informeren als ik daarover een besluit heb genomen.

De Minister van Defensie,

F. H. G. de Grave

Naar boven