26 114
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de straf van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte (taakstraffen)

nr. 21
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2000

Op 18 en 19 januari jl. vond de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel Taakstraffen (kamerstukken 26 114) in uw Kamer plaats. Tijdens het debat werd gesproken over de aanwijzing van het openbaar ministerie inhoudende dat geen taakstraf zal worden gevorderd in gevallen van ernstige zeden- of geweldsmisdrijven. In dat kader werd door de heer Dittrich gevraagd of er mogelijkheden bestaan om bij de invoering van de aanwijzing een aantal gegevens te registreren, opdat de aanwijzing na verloop van tijd geëvalueerd zou kunnen worden. Ik heb toen aangegeven een en ander na te gaan en u daarover schriftelijk te berichten, alsmede om de aanwijzing na vaststelling daarvan aan uw Kamer toe te zenden1. Hierbij voldoe ik aan deze toezeggingen.

De aanwijzing over het al dan niet vorderen van taakstraffen wordt onderdeel van het Bos/Polarissysteem waarin alle strafvorderingsrichtlijnen zijn opgenomen. In de voorziene evaluatie van het Bos/Polarissysteem zal worden gekeken naar de mate waarin strafvorderlijke richtlijnen bij alle onderscheiden delicten van toepassing zijn, en in welke mate deze ook gevolgd worden. Deze evaluatie zal plaatsvinden als het systeem volledig werkzaam is, en eventuele kinderziekten zijn verholpen. De evaluatie zal binnen enkele jaren worden verricht.

Strafvorderingsrichtlijnen zijn – het woord zegt het al – richtlijnen, waarvan de officier van Justitie gemotiveerd kan afwijken wanneer daar dwingende argumenten voor aanwezig zijn. De genoemde evaluatie zal ook inzicht geven in de mate waarin de richtlijn niet wordt gevolgd, wanneer er dus – bij ernstige gewelds- en zedendelicten – nadrukkelijk redenen zijn om toch een taakstraf te vorderen.

Inzicht in hoeverre de rechter afwijkt van de vordering van de officier van Justitie is minder eenvoudig te verkrijgen. In het systeem COMPAS wordt weliswaar het vonnis geregistreerd, maar niet altijd de gestelde eis van de officier van Justitie.

Aan elke aanwijzing van het openbaar ministerie is een geldigheidsduur verbonden. De aanwijzing over taakstraffen geldt tot februari 2004. Op dat moment zal worden bezien of er aanleiding is de aanwijzing te wijzigen. Ik ga er van uit dat wanneer de rechter stelselmatig een vonnis geeft dat sterk afwijkt van de aanwijzing van het openbaar ministerie, dit bij gelegenheid van de verlenging van de aanwijzing aan het licht komt. Indien zich voordien knelpunten voordoen bestaat vanzelfsprekend altijd de mogelijkheid van tussentijdse wijziging.

Ik vertrouw u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven