26 108
Aanpassing van de Nederlandse wetgeving aan richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING, ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I VOORSTEL VAN WET

ARTIKEL I

Artikel 8

Het eerste lid luidde:

1. Het recht, bedoeld in artikel 2, eerste lid, geldt niet voor wetten, besluiten en verordeningen, door de openbare macht uitgevaardigd, noch voor rechterlijke uitspraken en administratieve beslissingen.

II MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

Paragraaf 6 luidde:

6. Overleg en advisering

Over wetsvoorstel en toelichting is overleg gevoerd met de volgende organisaties van belanghebbenden: FOBID (Federatie van Organisaties in het Bobliotheek-, Informatie- en Dokumentatiewezen), IWI (Innovatie Wetenschappelijke Informatievoorziening), Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Nederlands Forum voor Techniek en Wetenschap, Nederlandse Omroepstichting, Nederlands Uitgeversverbond, Raad van de Centrale Ondernemingsorganisaties RCO en de Stichting RAVI, Overlegorgaan voor vastgoedinformatie.

Nadat het wetsvoorstel voor commentaar aan de bovengenoemde organisaties was toegezonden en opnieuw nadat de commentaren ontvangen en verwerkt waren, heeft de commissie auteursrecht wetsvoorstel en toelichting besproken. Met de opmerkingen van de commissie is rekening gehouden. De commissie stemt in met de teksten zoals die thans luiden.

ARTIKELEN

ARTIKEL I

Bescherming van de producent van databanken

Artikel 1

In de toelichting op het eerste lid luidde de alinea beginnende met de woorden «De definitie onder b van producent» als volgt:

De definitie onder b van producent is ontleend aan overweging 41. Het recht sui generis bedoelt de investeringen van de producent van de databank te beschermen – vgl. de overwegingen 10, 11, 12, 39, 40. Als producent wordt beschermd degene die de investering doet en het risico draagt van die investeringen. Overweging 41 lijkt ervan uit te gaan dat het initiatief om in de databank te investeren ook steeds bij de producent zal liggen. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn. Denkbaar is dat de producent in opdracht van een ander een databank tot stand brengt. Als de producent degene is die de investering doet en het risico daarvan draagt, is hij degene die de bescherming van het recht sui generis geniet. Is de opdrachtgever degene die de investering doet, dan zal hij een beroep op het recht sui generis hebben.

De laatste alinea luidde als volgt:

De richtlijn waarborgt de producent een normale exploitatie van de databank en het uitblijven van ongerechtvaardigde schade aan zijn rechtmatige belangen – vgl. artikel 7, vijfde lid, en artikel 8, tweede lid. De inhoud van de begrippen «substantieel deel van de inhoud van de databank» en «niet-substantieel deel van de inhoud van de databank» zal – mede – aan de hand van die, overigens evenmin vast omlijnde, begrippen bepaald moeten worden. Van opvragen of hergebruiken van een substantieel deel van de inhoud van een databank zal sprake kunnen zijn, indien daardoor een normale exploitatie voor de producent niet mogelijk is of indien de producent ongerechtvaardigde schade aan zijn rechtmatige belangen lijdt. Al deze begrippen zullen door de rechtspraak, ook die van de Europese rechter, nader geconcretiseerd moeten worden.

Artikel 2

In de toelichting op het derde lid luidde de derde alinea als volgt:

De uitputtingsregel ziet op (tastbare) exemplaren van de databank, dus bijvoorbeeld een CD-ROM, een CD-I, een gedrukte uitgave. Hergebruik door middel van on line databanken valt, aldus overweging 33, onder het begrip dienstverrichting, zodat daar geen sprake is van uitputting. Datzelfde geldt in beginsel ook voor tastbare kopieën van de databank die de gebruiker van een on line dienst met toestemming van de rechthebbende maakt – zie overwegingen 33 en 43.

De vierde alinea ontbrak.

Artikel 5

De vierde en vijfde alinea ontbraken.

Artikel 8

De laatste zin van de eerste alinea ontbrak.

In plaats van de huidige derde, vierde en vijfde alinea waren de volgende twee alinea's opgenomen:

In artikel 8, eerste lid, vindt men de materie van artikel 11 Auteurswet, in artikel 8, tweede lid, die van artikel 15b Auteurswet. Bij de redactie van artikel 8 is zoveel mogelijk bij de bewoordingen van de Auteurswet aangesloten. De betekenis van artikel 8 is dezelfde als die van de overeenkomstige bepalingen in de Auteurswet.

Bij de wetten, besluiten en verordeningen, genoemd in het eerste lid van artikel 8, gaat het, evenals in artikel 11 Auteurswet 1912, alleen om de «kale» tekst van een wet, besluit of verordening. Die tekst is niet auteursrechtelijk beschermd en ook het recht sui generis is daarop niet van toepassing. Trefwoorden of andere toevoegingen aan de tekst vallen echter niet onder artikel 11 Auteurswet en evenmin onder de bepaling van artikel 8, eerste lid. Ook verzamelingen van wetgeving worden niet door artikel 11 bestreken. In het auteursrecht geldt daarvoor de bescherming van het verzamelauteursrecht van artikel 5 Auteurswet 1912, voor de verzameling in een databank die van het recht sui generis.

ARTIKEL II

Onderdeel A

De zevende alinea luidde als volgt:

In artikel 1, tweede lid, van de richtlijn is «databank» gedefinieerd als een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen, systematisch of methodisch geordend, en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk. Die omschrijving is in het nieuwe derde lid van artikel 10 Auteurswet overgenomen. Het woord «databank» is niet gebruikt. Het heeft geen zelfstandige betekenis. En voorzover het woord «databank» in het Nederlandse spraakgebruik een ingeburgerd begrip is, wijkt het richtlijnbegrip daarvan af. Voor de betekenis van de in de omschrijving gehanteerde begrippen wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 1, eerste lid onder a.

Naar boven