nr. 7
AMENDEMENT VAN HET LID VAN GENT
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel 4, tweede lid, wordt de punt aan het slot vervangen door een
puntkomma.
Toegevoegd wordt een onderdeel, luidende:
i. ingevolge artikel 7:264 van het Burgerlijk Wetboek over de redelijkheid
van bedingen in verband met de totstandkoming van een huurovereenkomst.
II
Na artikel 19 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 10. Beding in verband met de totstandkoming
van de huurovereenkomst
Artikel 19a
1. In geval van een verzoek als bedoeld in artikel 7:264 van het Burgerlijk
Wetboek doet de huurcommissie uitspraak omtrent de vraag of met een beding
in verband met de totstandkoming van een huurovereenkomst een niet redelijk
voordeel is overeengekomen.
2. Indien de huurcommissie het overeengekomen voordeel niet redelijk
acht, vermeldt zij in haar uitspraak hetgeen zij met betrekking tot het onderwerp
van het beding redelijk acht.
Toelichting
In de oude Huurprijzenwet woonruimte (artikel 6) had de huurcommissie
de bevoegdheid een advies te verlenen over de redelijkheid van bedingen in
verband met de totstandkoming van de huurovereenkomst. Bekende
onredelijke bedingen zijn het sleutelgeld, de borg en overnamekosten die niet
in verhouding staan tot de geleverde goederen.
Om onduidelijke redenen is deze bevoegdheid van de huurcommissie gesneuveld
in dit wetsvoorstel, waarin enkel nog de gang naar de rechter openstaat.
Met dit amendement wordt bewerkstelligd dat huurcommissies een bindende
uitspraak kunnen doen over de redelijkheid van bedoelde bedingen. Aangezien
de (financiële) drempels voor de huurcommissie lager zijn dan van de
rechter, wordt voorgesteld om de huurcommissie een bindende uitspraak te laten
doen. Pas als blijkt dat de verhuurder geen gevolg geeft aan de uitspraak
van de huurcommissie, dient de gang naar de rechter te worden gemaakt.
Van Gent