nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 4 september 2000
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
I
Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:
A. In het vierde lid vervalt de zinsnede «, tenzij partijen zijn
overeengekomen dat de huurder de voorzieningen na beëindiging van de
huurovereenkomst niet ongedaan maakt».
B. Het zevende lid komt te luiden:
7. Indien de huurcommissie op grond van het eerste lid van oordeel is
dat een voorstel tot verhoging van de huurprijs als bedoeld in artikel 7:252,
tweede lid, aanhef en onderdeel f, van het Burgerlijk Wetboek, redelijk is
en voorts constateert dat het formulier, bedoeld in het vierde lid van dat
artikel, niet volledig is ingevuld, brengt de huurcommissie het voorgestelde
percentage van de verhoging van de huurprijs terug tot het in genoemd artikelonderdeel
bedoelde percentage.
II
In artikel 47, tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 7:252, derde
lid» vervangen door: artikel 7:252, vierde lid.
III
Artikel 55 komt te luiden:
Artikel 55
Indien het bij koninklijke boodschap van 2 juli 1998 ingediende voorstel
van wet tot vaststelling van titel 7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek (kamerstukken
II 1997/98, 26 089, nrs. 1–2), na tot wet te zijn verheven, in
werking treedt, treedt deze wet op hetzelfde tijdstip in werking.
Toelichting
De voorgestelde wijzigingen in het wetsvoorstel zijn aangekondigd en toegelicht
in de nota naar aanleiding van het verslag. Verwezen wordt naar § 1
(de tekst onder het kopje «Overzicht recent vastgestelde wetswijzigingen»)
en § 3 (de tekst onder het kopje «Veranderingen aan de woning»),
alsmede naar het artikelsgewijze deel, de artikelen 13 en 55.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J. W. Remkes
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals