nr. 8
AMENDEMENT VAN HET LID VAN GENT
Ontvangen 8 februari 2001
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel 215 wordt na lid 1 een lid ingevoegd:
2. De verhuurder verleent binnen acht weken de toestemming in ieder geval,
indien de voorgenomen veranderingen de verhuurbaarheid van het gehuurde niet
schaden, dan wel niet leiden tot een waardedaling van het gehuurde.
II
Artikel 215, lid 3, komt te luiden:
3. De rechter wijst de vordering in ieder geval toe, indien de verhuurder
op grond van lid 2 toestemming had behoren te geven. In andere gevallen wijst
hij de vordering slechts toe, indien de veranderingen noodzakelijk zijn voor
een doelmatig gebruik van het gehuurde door de huurder of het woongenot verhogen
en geen zwaarwichtige bezwaren aan de zijde van de verhuurder zich tegen het
aanbrengen daarvan verzetten.
Toelichting
Dit amendement kan worden beschouwd als codificatie van de afspraken over
zelfwerkzaamheid die door organisaties van huurders en verhuurders, Woonbond
en Aedes, zijn gemaakt. De afspraken over zelf aangebrachte voorzieningen
worden op deze manier uitgebreid naar alle overeenkomsten van huur van woonruimte.
Daarnaast is het reeds vaste jurisprudentie dat veranderingen aan het
gehuurde, die objectief beschouwd een verbetering zijn, niet ongedaan gemaakt
hoeven te worden. In het geval van de huur van woonruimte, kan hier bijv.
gedacht worden aan veranderingen die de «puntprijs» van de woning
(volgens het woningwaarderingsstelsel) doen stijgen.
De plicht tot het terugbrengen in oorspronkelijke staat dient te worden
beperkt tot die gevallen waarin het aangebrachte de waarde van het onroerend
goed aantoonbaar schaadt. Met dit amendement wordt dat geregeld.
Van Gent