26 089
Vaststelling van titel 7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 4 september 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel I worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In artikel 204 lid 2 wordt tussen «andere» en «omstandigheid» ingevoegd: niet aan de huurder toe te rekenen.

Voorts wordt in lid 3 «zonder bewering van recht op het gehuurde» vervangen door: zonder bewering van recht als bedoeld in artikel 211.

2. In artikel 207 lid 1 wordt tussen «de dag waarop hij van het gebrek behoorlijk heeft kennis gegeven aan de verhuurder» en «, tot die waarop het gebrek is verholpen.» ingevoegd: of waarop het gebrek reeds in voldoende mate bekend was om tot maatregelen over te gaan.

3. In artikel 209 wordt «206 tot en met 208» vervangen door: 206, leden 1 en 2, 207 en 208.

4. Artikel 211 lid 1 komt te luiden:

1. Wanneer tegen de huurder door een derde een vordering wordt ingesteld tot uitwinning of tot verlening van een recht waarmee de zaak waarop de huurovereenkomst betrekking heeft, ingevolge die overeenkomst niet belast had mogen zijn, is de verhuurder na kennisgeving daarvan door de huurder gehouden in het geding te komen teneinde de belangen van de huurder te verdedigen.

5. In artikel 223 wordt «belangstellende» vervangen door: belangstellenden.

6. In artikel 225 wordt «hij gehuurde mist» vervangen door: hij het gehuurde mist.

7. In artikel 226 lid 1 wordt «een recht» vervangen door: een zelfstandig recht.

8. In artikel 227 wordt «een ander dan de in artikel 226 lid 1 genoemde beperkte rechten op de zaak» vervangen door: een beperkt recht op de verhuurde zaak, dat niet onder artikel 226 lid 1 is begrepen,.

9. In artikel 230 vervalt het voor de bepaling geplaatste cijfer 1.

10. Het eerste lid van artikel 248 komt te luiden:

1. De huurprijs kan worden verhoogd hetzij op grond van een beding in de huurovereenkomst dat in deze wijziging voorziet, hetzij indien een dergelijk beding niet van kracht is, op de wijze als voorgeschreven in de artikelen 252 en 253. Gedurende het bestaan van een dergelijk beding is toepassing van de artikelen 252 en 253 uitgesloten. Indien een dergelijk beding niet meer van kracht is, kan vanaf een tijdvak van twaalf maanden na het tijdstip waarop laatstelijk toepassing is gegeven aan het beding, aan de hiervoor genoemde artikelen toepassing worden gegeven.

11. In artikel 252 lid 2 wordt onderdeel f vervangen door:

f. de gronden waarop de voorgestelde huurprijs berust, indien een verhoging van de huurprijs wordt voorgesteld met meer dan het in lid 3 bedoelde percentage.

Onder vernummering van de leden 3–5 tot 4–6 wordt een nieuw lid 3 ingevoegd, luidende:

3. Het in lid 2 onder f bedoelde percentage is het in januari, onmiddellijk voorafgaand aan de datum van 1 juli, gelegen tijdvak van 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar, waarbinnen de datum is gelegen met ingang van welke een verhoging van de huurprijs wordt voorgesteld, in de Staatscourant bekendgemaakte percentage waarmee de consumentenprijzen (alle huishoudens) ten opzichte van het aan die bekendmaking voorafgaande jaar zijn verhoogd.

Voorts wordt in lid 3, vernummerd tot lid 4, «artikel 47 lid 2 onder a» vervangen door: artikel 47 lid 2 onder b.

In lid 4, vernummerd tot lid 5, wordt «het in lid 3 bepaalde» vervangen door: het in lid 4 bepaalde.

In lid 5, vernummerd tot lid 6, worden de woorden «met het bij of krachtens de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte door de Minister vastgestelde percentage» vervangen door: met het in lid 3 bedoelde percentage.

12. In artikel 262 lid 3 wordt «beschikking» vervangen door: beslissing.

13. In artikel 268 lid 1 wordt «exploit» vervangen door: exploot.

14. In artikel 271 lid 3 wordt «exploit» vervangen door: exploot.

Naar boven