26 089
Vaststelling van titel 7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek

nr. 21
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 april 2001

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel I worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de artikelen 246 en 248 lid 2 wordt «voor zover» vervangen door: voorzover.

2. In artikel 250 lid 1 komt de aanhef te luiden: «De huurprijs kan op verzoek van de verhuurder worden verhoogd op de wijze voorgeschreven in de artikelen 252 en 253», wordt in onderdeel b «onder a.» vervangen door: «onder a» en wordt «wijziging» telkens vervangen door «verhoging». Tevens wordt in lid 3 «gewijzigd» vervangen door: verhoogd. Aan het slot wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. De huurprijs kan op verzoek van de huurder worden verlaagd op de wijze voorgeschreven in de artikelen 252 en 254.

3. In artikel 252 lid 1 wordt «zes weken» vervangen door: twee maanden. In lid 4 wordt «artikel 47 lid 2 onder b» vervangen door: artikel 47 lid 1 onder c.

4. In artikel 253 lid 2 wordt na «Indien de huurder» een dubbele punt ingevoegd en wordt de tekst vanaf «kan de verhuurder» op een nieuwe regel geplaatst.

5. In artikel 255 lid 1 wordt de tekst vanaf «is de huurprijs» op een nieuwe regel geplaatst.

6. In artikel 256 lid 1 wordt «f 20,–» vervangen door: € 9,08.

7. In artikel 257 lid 2 wordt «de lid 1 bedoelde termijn» vervangen door: de in lid 1 bedoelde termijn.

8. In artikel 261 lid 1 onder a wordt voor «betalingstermijn» ingevoegd: de. Voorts wordt «plaats gevonden» vervangen door: plaatsgevonden.

9. In artikel 274 lid 1 onder c wordt «huur overeenkomst» vervangen door: huurovereenkomst.

Toelichting

De nota van wijziging betreft – op onderdeel 2 na – zuiver technische aanpassingen. Onderdeel 3 betreft een afstemming op artikel III van de wet van 21 december 2000 tot wijziging van de Huursubsidiewet en de Huurprijzenwet woonruimte (vervallen van het vervolgformulier voor bepaalde huurders) (Stb. 2000, 603). Met die wet is de minimale termijn tussen ingangsdatum van de huurverhoging en het doen van het huurverhogingsvoorstel verlengd van één maand naar twee maanden.

Onderdeel 2 betreft een wijziging naar aanleiding van het wetgevingsoverleg van 26 maart 2001. De wijziging strekt ertoe te voorkomen dat een huurder na een huurverhoging een jaar moet wachten, alvorens de huurder een huurverlaging – vanwege een huurprijs die de maximale huurprijsgrens overschrijdt – kan bewerkstelligen.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven