26 089
Vaststelling van titel 7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek

nr. 13
AMENDEMENT VAN HET LID VAN GENT

Ontvangen 22 maart 2001

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

Aan artikel 264 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Indien partijen een niet redelijk voordeel zijn overeengekomen, kan ieder van hen of kunnen zij gezamenlijk binnen zes weken na het totstandkomen van het desbetreffende beding de huurcommissie verzoeken daarover een uitspraak te doen.

Toelichting

In de oude Huurprijzenwet woonruimte (artikel 6) had de huurcommissie de bevoegdheid een advies te verlenen over de redelijkheid van bedingen in verband met de totstandkoming van de huurovereenkomst. Bekende onredelijke bedingen zijn het sleutelgeld, de borg en overnamekosten die niet in verhouding staan tot de geleverde goederen.

Om onduidelijke redenen is deze bevoegdheid van de huurcommissie gesneuveld in dit wetsvoorstel, waarin enkel nog de gang naar de rechter openstaat.

Met dit amendement wordt bewerkstelligd dat huurcommissies uitspraak kunnen doen over de redelijkheid van bedoelde bedingen. Aangezien de (financiële) drempels voor de huurcommissie lager zijn dan van de rechter, wordt voorgesteld om de huurcommissie een bindende uitspraak te laten doen. Pas als blijkt dat de verhuurder geen gevolg geeft aan de uitspraak van de huurcommissie, dient de gang naar de rechter te worden gemaakt.

Van Gent

Naar boven