nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
1. Ronde-euromethode in Nederland
De leden van de VVD-fractie vroegen waarom het kabinet heeft gekozen voor
de «ronde-euromethode». Doen de omstandigheden die aan de keuze
ten grondslag liggen, zich niet ook voor in de meeste andere lidstaten? Zijn
er lidstaten die niet de juiste systemen (om transacties in eurocenten te
verwerken) hebben, maar die niettemin hebben gekozen voor de eurocent-methode?
Kan worden ingeschat wat de (eenmalige) kosten zijn van de Nederlandse banken,
emittenten of anderen als gevolg van de redenominatie van Nederlandse schuldtitels
met afronding op ronde euro's? Hoe wegen de afrondingskosten op tegen de kosten
van omzetting van systemen?
De keuze voor de «ronde-euromethode» is vooral ingegeven door
technische beperkingen van handels- en afwikkelingssystemen. Het gaat hier
met name om de mogelijkheid van verwerking van posities «achter de komma».
In de meeste andere landen zijn systemen ingericht op decimaalposities. Voorzover
bekend zullen alleen België en Spanje hun clearing- en settlementsystemen
aanpassen en posities achter de komma introduceren. Overigens past deze inspanning
in een groter kader, waarbij ook de betalingssystemen met het oog op de euro
geschikt zullen worden gemaakt voor decimalen. In Nederland zijn betalingssystemen
nu reeds ingericht op het gebruik van centen.
Het kabinet heeft het advies van de financiële sector gevolgd, juist
ook omdat de voorgestelde methode voldoet aan eisen van eenvoud en efficiency.
Het aanpassen van geautomatiseerde systemen alleen met het oog op redenominatie
heeft – gelet op de schaarste van IT-personeel en op de overige voorbereidingen
en inspanningen die de EMU vraagt in de sector zelf geen prioriteit. Daarbij
moet bedacht worden dat het bij redenominatie gaat om een eenmalige operatie,
hoe omvangrijk die op zichzelf ook is. Nieuwe schuld zal immers per 1 januari
1999 meteen in euro's worden uitgegeven.
De verwachting is ook dat handel (en afwikkeling) van transacties zich
spoedig na 1 januari 1999 in veelvouden van gehele euro's zal afspelen, ook al zal in een aantal landen de eurocent-methode worden gehanteerd.
Tenslotte wordt er nog op gewezen dat de beleggers op geen enkele wijze financieel
worden benadeeld; zelfs zullen de meeste banken bij de omzetting van posities
in de euro het resulterende euro-bedrag naar boven afronden en een deel aan
de belegger schenken. Deze benadering kan ook worden gehanteerd ten aanzien
van buitenlandse fondsen die in eerste instantie in eurocenten worden geredenomineerd.
Zoals uiteengezet in de Memorie van Toelichting is deze schenkingsvariant
kostenefficiënter dan de variant waarbij naar beneden wordt afgerond
en het verschil met de belegger moet worden verrekend.
Hoewel dit niet goed te kwantificeren is, kan al met al worden aangenomen
dat de ronde-euromethode in de Nederlandse situatie veel minder kostbaar is
dan de eurocent-methode, terwijl overigens de verschillen tussen beide methodes
niet substantieel zijn.
2. De omvang en reikwijdte van feitelijke redenominatie
in 1999
De leden van de VVD-fractie vroegen, mede gelet op het verzoek van de
AEX om uiterlijk per 1 juli 1998 voornemens voor redenominatie van een
of meerdere fondsen bij de AEX te melden, hoe groot de behoefte aan redenominatie
gebleken is.
Tot nu toe is de behoefte aan redenominatie van schuldtitels, althans
in Nederland, zeer gering gebleken. Per 1 juli 1998 waren bij de AEX
nog geen particuliere fondsen aangemeld voor redenominatie. Overigens is redenominatie
mogelijk in de gehele overgangsperiode 1999–2002; de genoemde datum
van 1 juli 1998 is alleen gekozen om een ordelijk verloop van redenominatieactiviteiten
in het begin van 1999 te bevorderen.
Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat redenominatie steeds een kosten-batenafweging
vraagt. Met redenominatie van particuliere fondsen waarin veelal zogenoemde
klassieke stukken zijn uitgegeven zijn immers kosten gemoeid. Steeds moet
bezien worden of deze (soms hoge) kosten opwegen tegen het voorkómen
van mogelijk liquiditeitsnadeel van de guldenslening in een euro-markt. Daarbij
moet bedacht worden dat liquiditeit (verhandelbaarheid) bij veel particuliere
leningen ook in de huidige (guldens)situatie geen grote rol speelt. Het gaat
immers veelal om leningen die relatief klein van omvang zijn.
Daar komt bij dat emittenten nog andere mogelijkheden hebben om hun schuld
voldoende liquide te houden of te maken. Zo kan uitstaande guldensschuld door
de emittent worden ingekocht (tegen marktprijzen en met medewerking van de
belegger) en kan de emittent tegelijkertijd in euro's luidende schuld uitgeven.
De verwachting is dat emittenten deze en andere mogelijkheden nog bestuderen
en derhalve, in elk geval vooralsnog, terughoudend zijn met redenominatie
van eigen fondsen.
De Minister van Financiën,
G. Zalm