26 072
Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 1997 (slotwet)

26 025
Financiële verantwoordingen over het jaar 1997

26 100
Rechtmatigheidsonderzoek 1997

nr. 4
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 15 oktober 1998

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft op 10 september 1998 overleg gevoerd met minister Hermans van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over:

– de financiële verantwoording van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) (26 025, nr. 10);

– het voorstel van wet tot wijziging van de begroting van de uitgaven en ontvangsten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 1997 (Slotwet) (26 072, nr. 1);

– het rechtmatigheidsonderzoek 1997 door de Algemene Rekenkamer, p. 127 tot 147 (26 100, nr. 1–2).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van de Camp (CDA) complimenteerde de staf van de minister met de voortgang die bij de financiële verantwoording is geboekt, hoewel het mogelijk blijft dat zich nog «financiële lijken» in de kast bevinden.

Het benieuwde hem te horen, gelet op het feit dat het in de vorige zittingsperiode praktisch onmogelijk was om per amendement geld vrij te maken voor de oude organisaties, waar de beleidsimpuls van 450 mln. vandaan is gehaald (tabel 1).

Hij signaleerde een zekere overlapping van informatie wat betreft de nieuwe cijfers over het personeel, de studenten en de leerlingen die niet alleen in de komende begroting staan, maar ook in de financiële verantwoording over 1997 en in het inspectieverslag. Kan hierin structuur worden gebracht?

Hoe verhoudt het bedrag van 94 mln. voor klassenverkleining zich tot het bedrag van 270 mln. dat in de meerjarenraming staat? Kan informatie worden gegeven over de onderuitputting bij de fiscale faciliteiten leerlingwezen? Waarom staat de verkoop van het NOB nog steeds op de begroting? Kan een toelichting worden gegeven op het bedrag van 88 mln. bij de universiteiten waarvan volgens de Algemene Rekenkamer de rechtmatigheid niet kan worden aangetoond?

Het deed tot slot de heer Van de Camp genoegen dat het gelukt is, de twee bezwaaronderzoeken te pareren.

Mevrouw Dijksma (PvdA) merkte op dat het leerlingwezen ten opzichte van de referentieraming een beperktere daling kent, hetgeen een hogere deelname inhoudt dan verwacht. Wat is de oorzaak hiervan en kan hieruit voor de toekomstige stimulering van het leerlingwezen een les worden getrokken?

De Slotwet meldt tegenvallers ten gevolge van een kleiner aantal lesgeldplichtigen, uitstel van vergoedingen aan het Europees Sociaal Fonds voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie en hogere kosten voor de USZO. Wat is de oorzaak van deze tegenvallers? Waarom verzuimen scholen hun aanvragen voor rijksvergoedingen of jaarrekeningen in te zenden?

Wanneer kan de Kamer duidelijkheid krijgen over een rechtmatigheidsonderzoek van de Algemene Rekenkamer betreffende een bedrag van 88 mln. dat verband houdt met samenwerking tussen een academisch ziekenhuis en een universiteit?

De twee bezwaaronderzoeken van de Algemene Rekenkamer richtten zich op misbruik en oneigenlijk gebruik in verband met bekostiging van educatie, en op knelpunten bij het financiële beheer van de kunstenfondsen. Mevrouw Dijksma vroeg met het oog op de positieve bevindingen inzake de bekostiging van educatie of het wetsvoorstel inzake het onderwijsnummer, dat beoogt de rechtmatigheid van bestedingen beter te controleren, nog wel noodzakelijk is.

Hoewel de Algemene Rekenkamer geen bezwaar maakte tegen de bestedingen van de directie kunsten en het oordeel «voldoende» was, blijkt er toch het nodige mis. Voor 6 mln. vonden ten onrechte betalingen plaats en er stonden nog 439 posten open voor een totaalbedrag van 363 mln. Op welke wijze denkt de minister orde te gaan scheppen in dit «achterstallige onderhoud»?

Mevrouw Lambrechts (D66) sloot zich aan bij de positieve woorden over de verbetering van de presentatie, hoewel het moment van presentatie komend jaar vervroegd dient te worden. Zij drong aan op zorgvuldigheid en wees in verband daarmee onder andere op het verschil in de totalen bij de herschikkingen in de tabellen 1 en 2 op blz. 12.

Ondanks het positieve advies adviseert de Algemene Rekenkamer, het sanctiebeleid en het scala aan het soort sancties te verbreden. Wil de minister hierbij de uitvoerbaarheid van de regelgeving betrekken? De Algemene Rekenkamer maakt een opmerking over instellingsaccountants die niet altijd zorgvuldig werken. Mevrouw Lambrechts achtte dit een kwalijke zaak, omdat de verantwoording en het totaalbeleid op die gegevens gestoeld zijn. Bestaat hier een sanctiebeleid voor? Waar ligt de verantwoordelijkheid: bij de instelling of bij de accountant?

Uit de financiële verantwoording op de bladzijden 2 en 3 blijkt dat de personeelskosten met 55 mln. zijn afgenomen, terwijl in het verslag staat dat het aantal leerlingen is toegenomen met 6000. Kan de minister hierop een toelichting geven? Uit tabel 2 op blz. 36 blijkt dat voor formatie een bedrag van 143 mln. overgebleven is. Voor investering in de klassenverkleining is 104 mln. uitgetrokken. Als men hierbij het bedrag van 30 mln. (aanscherping criteria leerlinggewicht) en de gemiddelde personeelslasten van 87 mln., optelt, is de uitkomst ongeveer 250 mln., een bedrag dat eigenlijk voor formatiemiddelen bedoeld was. Mevrouw Lambrechts verbaasde zich erover dat de ADV/BAPO-gelden niet ingezet zijn voor de formatie. Ook miste zij een toelichting op het feit dat deze gelden niet zijn ingezet. Zij vroeg de minister om een uitgebreide, eventueel schriftelijke uiteenzetting waarin tevens de beleidsconsequenties worden aangegeven.

Ook de heer Passtoors (VVD) sprak waarderende woorden over de deugdelijke financiële verantwoording, het tijdstip daarvan en de rechtmatigheid van de uitgaven. Er was sprake van een directie die gepland had haar administratieve organisatie in mei af te ronden. Is dit inmiddels gelukt?

Hoe staat de minister tegenover de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over het sanctiebeleid? De Algemene Rekenkamer vroeg om extra aandacht voor de IB-groep met het oog op misbruik en oneigenlijk gebruik en voor de beveiliging van rekencentra. Zijn de problemen met de automatisering bij de IB-groep inmiddels opgelost?

Hij ondersteunde de vragen van mevrouw Lambrechts over het overschot van 202 mln. Hij sprak de hoop uit dat de recent getroffen maatregelen ten aanzien van de ADV/BAPO-gelden resulteren in het aannemen van wachtgelders. Het uiteindelijk begrote wachtgeld valt lager uit, hetgeen een kentering kan inluiden voor de omvang van de wachtgelden.

Op blz. 24 is sprake van een akkoord met het participatiefonds voor 1996 dat herzien wordt op basis de aanbevelingen van de taskforce wachtgelden 2 (TFW). In welke mate vindt herziening plaats en wat zijn de gevolgen daarvan voor de instellingen?

Het antwoord van de regering

In antwoord op de opmerkingen over het tijdstip van indiening van de financiële verantwoording stelde de minister dat volgend jaar op de derde woensdag van mei geheel aan de wens van de Kamer tegemoet zal worden gekomen. Reagerend op het gestelde over eventuele «financiële lijken» in de kast wees hij op beleidsintensiveringen in de komende jaren die zullen oplopen tot 2,2 mld. Tevens zijn diverse dossiers nog niet afgerond. Uit rapporten van Moret en KPMG – die naar de Kamer zullen worden gestuurd – blijkt dat een ander plan voor de ICT vereist is. In het nieuwe plan, dat naar verwachting aan het eind van dit jaar gereed zal zijn, zullen de incidentele investeringen, de dekking en de structurele componenten duidelijk naar voren komen. Tevens zal daaruit blijken dat bijstelling nodig is.

De uitkomst van de onderhandelingen over de onderwijs-CAO zijn nog niet bekend. De vorige bewindsman heeft een voorschot genomen op de ruimte voor onderhandelingen in de komende periode, hetgeen een extra beslag van 300 mln. op die onderhandelingen legt. Er bestaat overigens een openbaar overdrachtsdossier dat voor de Kamer beschikbaar is.

De minister zei zich nog te beraden op de consequenties die verbonden zijn aan het invoeren van een onderwijsnummer. Het zou hierbij om een majeure, dus kostbare, operatie gaan omdat naast het sofi-nummer wederom een nummer aan personen zou moeten worden toegevoegd. Tevens moet bij eventuele invoering van een onderwijsnummer de privacywetgeving worden betrokken. Bij de begrotingsbehandeling zal de minister duidelijkheid verschaffen hoe met dit wetsvoorstel wordt omgegaan.

Ten aanzien van het sanctiebeleid wordt nagegaan op welke wijze verlichting van de administratieve last van instellingen mogelijk is. Hieruit kan meer verantwoordelijkheid voor de instellingen voortvloeien. Vragen over instellingsaccountants zullen dan ook door de instellingen zelf en niet door de minister moeten worden beantwoord. Voor het eind van het jaar wilde hij duidelijkheid geven over de positie van de inspectie in dezen.

In antwoord op de vraag over de beleidsimpuls van 450 mln. verwees de minister naar de begrotingsvoorbereiding voor 1997. De gelden voor de groepsgrootte zijn bij de Voorjaarsnota beschikbaar gesteld. Voor de klassenverkleining is de uiteindelijke realisatie op 94 mln. uitgekomen in plaats van op 104 mln. omdat het om een deel van het jaar gaat.

Conform de verwachtingen in het regeerakkoord laten de gegevens over de wachtgelden over 1998 een daling zien. De Kamer zal nog in kennis worden gesteld van de precieze stand van zaken op dit punt.

Ten aanzien van het leerlingwezen merkte de bewindsman op dat slechts 50% van het beschikbare budget wordt gebruikt. Hij wilde op korte termijn overleg voeren met de organisaties en het midden- en kleinbedrijf over de reden hiervan en zich daarna beraden op de beste oplossing: de fiscale regeling continueren, of de gelden op een andere wijze inzetten.

Tot slot merkte hij op dat het de bedoeling is het voorstel over de verkoop van het NOB spoedig af te handelen.

De heer Scholten (medewerker minister) merkte aansluitend op dat in 1993 besloten werd, de begroting van WVC sluitend te maken door de verkoop van het NOB in te boeken voor 155 mln. Deze verkoop is echter nog niet gerealiseerd en met medewerking van Financiën wordt deze post ieder jaar doorgeschoven.

De afwijking in de raming voor het leerlingwezen bedraagt 4%. Het gaat om 6000 deelnemers. Het leerlingwezen blijft een lastige component om te ramen. Nader onderzoek zal waarschijnlijk geen duidelijkheid verschaffen, maar gedragseffecten spelen hierbij uitdrukkelijk een rol.

Ten aanzien van de Slotwetmutaties in verband met het kleinere aantal lesgeldplichtigen merkte de heer Scholten op dat lesgeldinning plaatsvindt op basis van leerlingtelgegevens. In 1997 waren vertragingen opgetreden bij de teldatum bij het voortgezet onderwijs. Tevens waren er aanloopproblemen bij het inningsproces van de lesgelden, zodat de IB-groep moest rappelleren. Deze problemen zijn echter in 1998 overwonnen.

De administratieve procesgang bij WSF-toekenningen is zeer ingewikkeld. Men heeft o.a. te maken met interdepartementaal verkeer via Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Mede hierdoor heeft de afrekening te laat plaatsgevonden.

De USZO verkeert nog steeds in een ontwikkelingsfase. Gekozen is voor de lijn om in de begrotingsuitvoering definitieve afspraken te maken over bedragen die USZO krijgt. Daarom is in de begrotingsuitvoering het USZO-budget bijgesteld. Een raming vooraf is niet mogelijk.

De heer Scholten zegde toe de Kamer schriftelijk te informeren over de bestanddelen waaruit het bedrag van 143 mln. bestaat. Hierbij zal tevens de uitwerking van de ADV/BAPO-gelden voor de diverse scholen worden betrokken. Hij betreurde het dat er voor 6 mln. ten onrechte betalingen hebben plaatsgevonden bij de directie kunsten. In verband met de eindejaarsmarge van 202 mln. merkte hij op dat de onderwijs-CAO in 1997 gewijzigd is. Een deel van de bedragen die voor dat jaar waren geraamd, zijn in 1998 uitgekeerd. Verder is enige vertraging bij het ICT-project opgetreden.

Bij de CAO-problematiek die doorloopt tot 1999 gaat het om drie componenten. In de eerste plaats is besloten tot lesduurverkorting in het VO, waarvan de structurele financiering ad 75 mln. ten laste van de loonruimte voor 1999 gebracht is. Verder is in het kader van de hardheidsbepaling van de onderwijs-CAO besloten tot een structurele verhoging van de salarissen met 0,75% per 1 december a.s. Een bedrag van 180 mln. is daarvoor in 1999 uitgetrokken. In de derde plaats is er een premiewijziging geweest van 50 mln. sociale premies die ook op de loonruimte van volgend jaar drukt.

De planning van de directie personeel en organisatie om in mei haar administratieve organisatie af te ronden, is niet uitgekomen. De directie is gereorganiseerd waardoor er bij de administratieve organisatie aanpassingen nodig waren. In de loop van het jaar vindt echter de afronding plaats.

De heer De Bruijn (medewerker minister) wees erop dat volgens het rapport van de Algemene Rekenkamer ongeveer 800 mln. vanuit de universiteiten wordt verstrekt aan de academische ziekenhuizen voor subsidies voor onderwijs en onderzoek. Gebleken is dat slecht verantwoording over de besteding werd afgelegd. Er is enige jaren druk uitgeoefend om tot het afleggen van verantwoording te komen, hetgeen eind 1997 tot resultaat had dat zeven van de acht academische ziekenhuizen daadwerkelijk verantwoording aflegde. Het achtste ziekenhuis zou hiertoe overgaan op 1 januari 1998. Het gaat hierbij om ongeveer eentiende deel van het bedrag en dat verklaart het bedrag van 88,2 mln. Er bestaat goede hoop dat deze post in 1998 verdwijnt.

De genoemde bedragen in verband met het kunstenfonds zijn afrekeningen uit voorgaande jaren die vaak minieme procenten bedragen van het voorschotbedrag. Het was moeilijk om de achterstand van meerdere jaren in te halen, maar dit jaar is het gelukt. Het bedrag van 6 mln. is verstrekt als voorschot, omdat er toen geld over was. Deze handelwijze is door de eindejaarsmarge niet meer nodig. Geld dat over is, kan in overleg met Financiën naar een volgend jaar verschoven worden.

De voorzitter concludeerde dat met dit overleg de Slotwet voldoende is voorbereid. Namens de commissie zal een verslag, bestaande uit een verwijzing naar dit algemeen overleg, worden opgemaakt.

De voorzitter van de commissie,

Van der Hoeven

De griffier van de commissie,

Mattijssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Reitsma (CDA), Van der Hoeven (CDA), voorzitter, Rabbae (GroenLinks), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), De Vries (VVD), Dijksma (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), ondervoorzitter, Belinfante (PvdA), Kortram (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Hamer (PvdA), Nicolaï (VVD), Van Bommel (SP), Barth (PvdA), Remak (VVD), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Wijn (CDA).

Plv. leden: Stellingwerf (RPF), Schimmel (D66), Verburg (CDA), Visser-van Doorn (CDA), Atsma (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Passtoors (VVD), Valk (PvdA), De Cloe (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), Gortzak (PvdA), Middel (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Spoelman (PvdA), Brood (VVD), Poppe (SP), Arib (PvdA), Blok (VVD), Vendrik (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Verhagen (CDA).

Naar boven