26 064
Kaderovereenkomst voor samenwerking ter voorbereiding van een associatie van politieke en economische aard tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds, als einddoel; Florence, 21 juni 1996

nr. 347
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 3 juni 1998

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 8 juni 1998. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 8 juli 1998.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 21 juni 1998 te Florence tot stand gekomen Kaderovereenkomst voor samenwerking ter voorbereiding van een associatie van politieke en economische aard tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds, als einddoel (Trb. 1996, 291)1.

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Toelichtende nota

IInleiding3
   
IIArtikelsgewijze toelichting4
Preambule 4
Titel IAard en toepassingsgebied4
 Artikel 1 Grondslag van de overeenkomst4
 Artikel 2 Doelstellingen en toepassingsgebied4
Titel IIPolitieke dialoog4
 Artikel 34
Titel IIIHandelsgebied; Handelssamenwerking en voorbereiding van de handelsliberalisering5
 Artikel 4 Oogmerken5
 Artikel 5 Economisch en handelsoverleg5
 Artikel 6 Samenwerking inzake standaardisering, erkenning, certificatie, metrologie en beoordeling van conformiteit6
 Artikel 7 Samenwerking op douanegebied6
 Artikel 9 Samenwerking op statistiekgebied6
 Artikel 10 Samenwerking op het gebied van intellectuele eigendom6
 Artikel 11 Samenwerking op het gebied van overheidscontracten7
Titel IVEconomische samenwerking7
 Artikel 12 Oogmerken7
 Artikel 13 Industriële samenwerking en de samenwerking tussen bedrijven7
 Artikel 14 Samenwerking in de dienstensector7
 Artikel 15 Bevordering van investeringen8
 Artikel 16 Samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie8
 Artikel 17 Samenwerking op energiegebied8
 Artikel 18 Samenwerking op het gebied van vervoer8
 Artikel 20 Samenwerking op het gebied van de bescherming van het milieu8
Titel VAndere samenwerkingsgebieden9
 Artikel 23 Financiële en technische samenwerking en samenwerking inzake sociale ontwikkeling9
 Artikel 24 Samenwerking op het gebied van overheidsadministratie en regionale integratie9
 Artikel 25 Interinstitutionele samenwerking9
 Artikel 26 Samenwerking op het gebied van communicatie, voorlichting en cultuur; en artikel 27 Samenwerking op het gebied van scholing en onderwijs9
 Artikel 28 Samenwerking in de strijd tegen drugs en handel in drugs9
 Artikel 29 Samenwerking voor bescherming van de consument10
Titel VIMiddelen voor de tenuitvoerlegging van de samenwerking10
 Artikel 3210
Titel VIIInstitutioneel kader10
 Artikel 3310
 Artikel 3511
 Artikel 3711
Titel VIIISlotbepalingen11
 Artikel 40 Aanpassingsclausule11
 Artikel 43 Vervulling van de verplichtingen11
   
IIIVoorlopige toepassing12
   
IVKoninkrijkspositie12

I Inleiding

Op 21 juli 1996 werd te Florence de Kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lid-staten, enerzijds, en Chili, anderzijds, getekend. De Raad van de Europese Unie had de Commissie van de Europese Gemeenschappen op 29 januari 1996 gemachtigd de onderhandelingen met Chili te openen. Het onderhavige verdrag vervangt de Kaderovereenkomst inzake samenwerking tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Chili (PbEG 1991, L79; hierna te noemen het verdrag van 1990), die op 20 december 1990 te Rome tot stand is gekomen, na het herstel van de democratie in Chili.

Voor het onderhavige verdrag heeft de op 15 december 1995 te Madrid tot stand gekomen Interregionale Kaderovereenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en de Mercado Común del Sur en zijn deelnemende Staten, anderzijds (Trb. 1996, 120; hierna te noemen het Mercosur-verdrag) model gestaan. Zoals ook bij de toelichting op het Mercosur-verdrag is beschreven, gaat het hier om een ander soort verdrag dan de Europa-akkoorden, Partnerschaps- en samenwerkingsakkoorden en de Euro-mediterrane verdragen. De interregionale kaderovereenkomsten vormen een kader voor samenwerking met landen die niet in Europa of de mediterrane regio liggen. (De Europa-akkoorden worden gesloten met landen die een toetredingsperspectief tot de Europese Unie geboden wordt. De Partnerschaps- en samenwerkingsverdragen worden gesloten met de voormalige Sovjet-Republieken. De Euro-mediterrane verdragen zijn vrijhandelsakkoorden zonder toetredingsperspectief.)

De interregionale kaderovereenkomsten kennen geen handelspreferenties toe en brengen geen vrijhandelszone tot stand, maar vormen een kader waarbinnen samenwerking plaats kan vinden op verschillende terreinen. Wel wordt middels deze verdragen ernaar gestreefd om de handelsbetrekkingen te intensiveren en belemmeringen voor de handel weg te nemen. Het verdrag met de Mercosur was het eerste van dit soort verdragen. Naast het Mercosur-verdrag en het verdrag met Chili, zijn soortgelijke verdragen tot stand gekomen met Korea (28 oktober 1996 te Luxemburg, Trb. 1997, 84) en Mexico (8 december 1997 te Brussel, Trb. ... ).

Het resultaat is een twee fasen-akkoord: in de eerste fase worden de werkzaamheden voorbereid die uiteindelijk dienen uit te monden in de toekomstige liberalisering van het handelsverkeer. Feitelijke onderhandelingen over handelsliberalisatie kunnen overigens pas gevoerd worden nadat met een separaat (unaniem) raadsbesluit van de Gezamelijke Raad is besloten tot dergelijke onderhandelingen over te gaan (tweede fase). Genoemd raadsbesluit, evenals de eventueel daarop volgende onderhandelingen, dient gebaseerd te worden op de resultaten van de voorbereidingen die op basis van dit verdrag hebben plaatsgevonden en mede te worden ingegeven door de vorderingen die gemaakt zijn op het gebied van de samenwerking. Voorts bevat de kaderovereenkomst de gebruikelijke afspraken over de politieke dialoog (zij het in een aparte politieke verklaring uitgewerkt) en samenwerking op overige gebieden.

Het betreft een verdrag met een gemengd karakter, dat voor onbepaalde tijd is gesloten. Het verdrag is voor het communautaire gedeelte gebaseerd op artikel 238 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna te noemen: het EG-Verdrag).

Chili profiteerde van een hernieuwd enthousiasme van de Europese Unie (EU) voor Latijns-Amerika. Op het continent maakten dictatoriale regimes plaats voor democratieën. Historische banden, politieke en culturele gelijkgezindheid en oplevende economische betrekkingen vonden hun weerslag in het Basisdocument Latijns-Amerika, dat door de Algemene Raad van oktober 1994 werd aangenomen (Doc nr. Com 94/428).

Tijdens de Europese Raad van Essen (9–10 december 1994) werd de Commissie van de Europese Gemeenschappen verzocht de mogelijkheden voor uitbreiding van de betrekkingen met Chili te onderzoeken. De Commissie van de Europese Gemeenschappen deed hiervan verslag in de Mededeling «Voor de versterking van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Chili» (Doc. nr. 7686 Amlat), die in juli 1995 door de Raad werd aangenomen. Aan de hand van de daarop volgende onderhandelingsrichtsnoeren begonnen de onderhandelingen binnen de EU, en later, met Chili.

De materie die door het verdrag wordt bestreken, reikt verder dan de bevoegdheden van de Gemeenschap, met name artikel 1 en daarmee samenhangend artikel 43 over de schending van de democratische beginselen en mensenrechten, die het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid van de Unie raken. Dat is ook de reden waarom de lidstaten partij dienen te worden bij het verdrag. Het Europees Parlement heeft op 24 april 1997 in een Resolutie over de kaderovereenkomst voor samenwerking tussen de EU en Chili met het verdrag ingestemd (A4-0023/97).

II Artikelsgewijze toelichting

Preambule

De preambule bevat zoals gebruikelijk een opsomming van intenties en grondslagen die tezamen de context vormen van het verdrag. Er wordt gerefereerd aan de historische, politieke en economische banden tussen de EU en Chili en aan het verdrag van 1990. Voorts komt tot uitdrukking dat respect voor de democratische beginselen en de fundamentele mensenrechten de basis van het verdrag vormen.

TITEL I AARD EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1 Grondslag van de overeenkomst

In dit artikel wordt vastgelegd dat het respect voor de democratie en de fundamentele mensenrechten de basis vormt van het verdrag. Het artikel vormt de weerslag van het besluit van de Algemene Raad van mei 1995, waarin werd vastgelegd dat elk verdrag van de EU met derde landen een mensenrechtenbepaling dient te bevatten, gekoppeld aan een clausule die het mogelijk maakt passende maatregelen te nemen in geval van schending van het verdrag. Genoemde clausule is opgenomen in artikel 43 van het verdrag.

Artikel 2 Doelstellingen en toepassingsgebied

Het verdrag betreft een niet-preferentieel verdrag op basis van het meestbegunstigde-land beginsel (MFN oftewel Most Favoured Nation), dat echter uitzicht biedt op een associatie van politieke en economische aard. Het MFN-beginsel houdt in dat, indien aan een bepaald land een bepaalde preferentie is verleend, deze preferentie niet aan een ander land onthouden mag worden.

In het tweede lid worden enige gebieden van samenwerking genoemd. Deze opsomming is niet limitatief, zodat ook op andere gebieden kan worden samengewerkt.

TITEL II POLITIEKE DIALOOG

Artikel 3

De instelling van een geregelde politieke dialoog vormt een onderdeel van de versterking van de betrekkingen die met het onderhavige verdrag wordt beoogd. De politieke dialoog is bedoeld om gelegenheid te scheppen voor overleg over bilaterale kwesties tussen de EU en Chili alsook voor afstemming van standpunten over zaken die in multilaterale fora spelen. De dialoog voorziet in contacten op politiek en ambtelijk niveau. De dialoog vindt in beginsel eens per jaar plaats op het niveau van de Ministers van Buitenlandse Zaken, zulks en marge van de jaarlijkse geïnstitutionaliseerde bijeenkomst van de EU en de Groep van Rio. Door middel van een bij het verdrag afgelegde Gezamenlijke Verklaring betreffende de politieke dialoog worden de doelstelling en de mechanismen voor de dialoog vastgelegd.

TITEL III HANDELSGEBIED; HANDELSSAMENWERKING EN VOORBEREIDING VAN DE HANDELSLIBERALISERING

Artikel 4 Oogmerken

In artikel 4 wordt het voor de handel relevante deel uit de algemene doelstellingen zoals genoemd in artikel 2 herhaald.

Artikel 5 Economisch en handelsoverleg

Het onderhavige verdrag is van niet-preferentiële aard. Het verdrag is in eerste instantie gericht op versterking van de banden tussen de EU en Chili onder andere via samenwerking op economisch en handelsgebied. Het verdrag dient er onder meer toe bij te dragen dat bedrijven uit de EU en Chili op bevredigende wijze toegang tot elkaars markten krijgen en daar op langere termijn hun concurrentiepositie kunnen behouden en versterken.

Daarnaast moeten in het kader van dit verdrag de werkzaamheden worden voorbereid die uiteindelijk dienen uit te monden in de toekomstige liberalisering van het handelsverkeer. Feitelijke onderhandelingen over handelsliberalisering kunnen overigens pas gevoerd worden nadat met een separaat (unaniem) besluit van de Gezamenlijke Raad is besloten tot dergelijke onderhandelingen over te gaan. Genoemd Raadsbesluit, evenals de eventueel daarop volgende onderhandelingen, dient gebaseerd te worden op de resultaten van de voorbereidingen die op basis van dit verdrag hebben plaatsgevonden en mede te worden ingegeven door de vorderingen die gemaakt zijn op het gebied van de samenwerking. De Gezamenlijke Raad zal bovendien rekening moeten houden met de afspraken gemaakt in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Ook zal de Gezamenlijke Raad moeten nagaan wat de consequenties van dergelijke onderhandelingen kunnen zijn voor bestaand beleid (onder andere landbouwbeleid) en voor de relaties met andere handelspartners. In onderhavig verdrag is dan ook in het midden gelaten waarheen de samenwerking op het economisch- en handelsvlak zich precies moet ontwikkelen.

De in artikel 5 genoemde samenwerking richt zich met name op het vergemakkelijken van de wederzijdse markttoegang en op de voorbereidingen op de toekomstige handelsliberalisering. Het gaat daarbij met name om samenwerking met het doel de bestaande wederzijdse handelssituatie en -barrières in kaart te brengen. Tevens gaat het om het vinden van mogelijkheden om deze barrières in de toekomst weg te nemen of geleidelijk af te breken. Ook bij het zoeken naar en inventariseren van laatstgenoemde mogelijkheden dient vanzelfsprekend rekening gehouden te worden met de WTO-regelgeving. Naast het feit dat de WTO-conformiteit expliciet in het derde lid, onderdeel d, van het artikel wordt genoemd, dient ook het tweede lid in dit perspectief gezien te worden. In het tweede lid wordt namelijk bepaald dat geen enkele sector van handelssamenwerking uitgesloten wordt. Mocht immers ooit tot vrijhandel gekomen worden, dan mag conform de WTO-regelgeving geen majeure sector van de wederzijdse handel van vrijhandel worden uitgesloten.

Een aantal sectoren (verzekeringen, vervoer en financiële dienstverlening), die buiten de reikwijdte van het verdrag van 1990 viel, wordt expliciet genoemd aangezien beide partijen deze terreinen als kansrijke sectoren beschouwen.

Artikel 6 Samenwerking inzake standaardisering, erkenning, certificatie, metrologie en beoordeling van conformiteit

Met de samenwerking tussen de Gemeenschap en Chili op dit gebied wordt getracht voorwaarden te scheppen die het onderling en wederzijds gebruik van technische normen, standaarden en certificaten vergemakkelijken. De EG zal hiertoe aan Chili technische bijstand verlenen. Tevens dient de samenwerking de onderlinge toenadering tussen de EG en Chili zodanig te bevorderen dat op den duur onderhandeld kan worden over een verdrag inzake wederzijdse erkenning.

Artikel 7 Samenwerking op douanegebied

In artikel 7 wordt het streven onderstreept om tot samenwerking op het gebied van de douane te komen om de juiste toepassing van de wettelijke bepalingen betreffende de handelsbetrekkingen tussen de EU en Chili te bewerkstelligen. De samenwerking op douanegebied zal mede betrekking hebben op administratieve bijstand (informatieuitwisseling) en technische bijstand. Voorts wordt melding gemaakt van vereenvoudigde douaneprocedures, de uitwisseling van personeel, de ontwikkeling van opleidingsmethoden en afstemming van optreden in internationale organisaties. Tenslotte wordt voorzien in de mogelijkheid om een protocol voor douanesamenwerking af te sluiten.

Artikel 9 Samenwerking op statistiekgebied

De samenwerking op dit gebied heeft voornamelijk ten doel de gebruikte methoden dichter bij elkaar te brengen zodat op basis van wederzijds erkende grondslagen gebruik gemaakt kan worden van elkaars statistieken.

Artikel 10 Samenwerking op het gebied van intellectuele eigendom

De samenwerking op dit gebied (die onder andere de vorm van technische bijstand kan hebben) is bedoeld om distorsies in de handel tussen beide partijen te voorkomen en investeringen, technologie-overdracht, handelsverkeer, culturele en scheppende activiteiten en daarmee samenhangende economische bedrijvigheid te bevorderen. Daartoe verbinden partijen zich om de intellectuele eigendomsrechten te beschermen waarbij verwezen wordt naar de regelgeving van de in het kader van de WTO op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (Trb. 1995, 130; het zogeheten TRIPS-verdrag). Belangrijkste principes uit dit verdrag zijn het beginsel van nationale behandeling van buitenlanders en het meest – begunstigde – land beginsel (MFN).

Aangegeven wordt voorts dat partijen waar mogelijk nog verder zullen gaan dan de verplichtingen onder het TRIPS-verdrag noodzakelijk maken, bijvoorbeeld op het gebied van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen. Chili zal in dit kader waarschijnlijk geïnteresseerd zijn in onderhandelingen over verdergaande bescherming van benaming voor wijnen. Tenslotte zullen partijen overleg voeren om handelsproblemen in verband met de bescherming van intellectuele eigendom te voorkomen.

Artikel 11 Samenwerking op het gebied van overheidscontracten

Het streven van de samenwerking op dit terrein is uiteindelijk te komen tot eerlijke en open concurrentie bij overheidsaankopen door meer transparantie en effectieve juridische waarborgen voor «fair play» bij aankoopprocedures en het niet langer hanteren van het «eigen bedrijfsleven eerst»-principe. De aankopen door overheden vormen immers een belangrijke markt die zich uitstrekt van de aankoop van goederen door ministeries (bijvoorbeeld kantoormeubelen) tot en met de aanbesteding van openbare infrastructurele werken. Met name voor de EG was het belangrijk dit onderwerp in het verdrag op te nemen, aangezien Chili waarnemer is bij de in het kader van de WTO op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (Trb. 1995, 130)

TITEL IV ECONOMISCHE SAMENWERKING

Artikel 12 Oogmerken

Deze bepaling geeft de algemene achtergrond en doelstelling van de economische samenwerking weer. In het artikel wordt aan terreinen die bijdragen aan de totstandkoming van banden en economische en sociale samenwerkingsverbanden tussen bedrijven (handel, investeringen, technologie, informatie- of communicatiesystemen) voorrang gegeven. Bovendien verbinden partijen zich ertoe aan enkele sectoren waar Chili reeds een vergaande liberalisering heeft bereikt, extra aandacht te geven. Het betreft de samenwerking op het gebied van dienstverlening, investeringen en wetenschap en technologie. Overigens dient geen enkel terrein waarop zou kunnen worden samengewerkt a priori van de werking van het onderhavige verdrag te worden uitgesloten. De partijen kunnen immers gezamenlijk in het kader van de Gemengde Commissie nagaan welke aanvullende concrete samenwerkingsmogelijkheden er in het wederzijds belang kunnen worden overwogen.

Artikel 13 Industriële samenwerking en de samenwerking tussen bedrijven

Deze samenwerking is cruciaal voor een toename in de wederzijdse handels- en investeringsstromen en daarom van zeer wezenlijk belang voor de samenwerking tussen de EG en Chili op economisch gebied. Het artikel noemt een groot aantal aandachtspunten voor de samenwerking en geeft bovendien aan hoe aan de samenwerking vorm gegeven dient te worden.

Artikel 14 Samenwerking in de dienstensector

In artikel 14 erkennen partijen dat het economische belang van de dienstensector steeds groter wordt. Het begrip «diensten» omvat dan ook een uiteenlopend scala aan activiteiten, zoals financiële diensten (banken en verzekeringen), professionele diensten (onder andere architectuur, advocatuur, accountancy, consultancy), audio-visuele diensten, toerisme en zee-, lucht- en wegtransport. De samenwerking op dit gebied zal versterkt en geïntensiveerd worden, waarbij in ieder geval de in het kader van de WTO op 15 april 1994 te Marrakesh 7 tot stand gekomen Algemene Overeenkomst inzake de Handel in Diensten zal worden nageleefd (Trb. 1995, 130; GATS). De belangrijkste algemene GATS-verplichting is de toepassing van het basisprincipe van het meest-begunstigde-land (MFN). In het tweede lid worden een zestal prioriteiten genoemd waar de samenwerking zich met name op moet richten.

Artikel 15 Bevordering van investeringen

Een gunstig investeringsklimaat vormt de voorwaarde voor het op gang brengen van particuliere kapitaalstromen. De in het artikel genoemde samenwerkingsvormen moeten dan ook bijdragen aan het behouden en verder ontwikkelen van een aantrekkelijk en stabiel klimaat voor wederkerige investeringen. Voor zover het Nederland betreft is met Chili (nog) geen verdrag ter voorkoming van dubbele belastingen overeengekomen. Wel is op 31 oktober 1990 te Santiago de Chile een Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili inzake economische en technologische samenwerking (Trb. 1991, 1) tot stand gekomen. Dit verdrag is op 1 november 1993 voor het hele Koninkrijk in werking getreden.

Artikel 16 Samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie

In artikel 16 wordt overeengekomen dat samengewerkt zal worden op het gebied van wetenschap en technologie en wordt onder andere een aantal vormen van wetenschappelijke en technische samenwerking genoemd die verdere uitwerking behoeven. In het laatste lid van het artikel wordt overeengekomen dat de nadere uitwerking van deze samenwerking zal plaatsvinden in een meerjarenprogramma dat partijen samen zullen opstellen. Voorts zullen onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven actief bij de samenwerking betrokken worden.

Artikel 17 Samenwerking op energiegebied

De samenwerking tussen de EG en Chili zoals neergelegd in artikel 17 beslaat het gehele energiegebied en is zowel gericht op een schonere en efficiëntere productie als op een efficiënter energiegebruik. Daarmee wordt voldaan aan de doelstellingen welke in het Witboek «Een Energiebeleid voor de Europese Unie» (COM (95)682) zijn aangegeven voor internationale samenwerking, te weten het bevorderen van energie-efficiëntie, duurzame energie en van de overdracht van schone en efficiënte technologieën.

Artikel 18 Samenwerking op het gebied van vervoer

Dit artikel beoogt informatie-uitwisseling en scholing, met het oog op de modernisering van het vervoerssysteem, verbetering van het personen- en goederenverkeer en toegang tot de verkeersmarkt, alsook bevordering van de exploitatienormen. Voorts vraagt het artikel aandacht voor afspraken omtrent internationale zeevervoerdiensten, zodat zich hier geen belemmering van de uitbreiding van de handel zal voordoen.

Artikel 20 Samenwerking op het gebied van de bescherming van het milieu

Het betreft hier een artikel dat sinds enige jaren standaard onderdeel is van bilaterale samenwerking van de EU met andere staten. Het eerste lid geeft de algemene doelstelling van duurzame ontwikkeling weer en het tweede lid doet een keuze uit de diverse samenwerkingsmogelijkheden. Met Chili is gekozen voor een projectaanpak, voor informatie-uitwisseling, voor educatie en voor technische samenwerking.

TITEL V ANDERE SAMENWERKINGSGEBIEDEN

Artikel 23 Financiële en technische samenwerking en samenwerking inzake sociale ontwikkeling

In dit artikel wordt ten aanzien van Chili de strategie uiteengezet voor de ontwikkelingssamenwerking, die voortvloeit uit de zogenoemde Azië en Latijns-Amerika-verordening van 1991 (Doc.nr. 9925/91; hierna te noemen ALA-verordening). De ALA-verordening voorziet in twee typen samenwerking: namelijk financieel/technische samenwerking (de «klassieke» ontwikkelingssamenwerking, met name gericht op armoedebestrijding) en economische samenwerking.

Artikel 24 Samenwerking op het gebied van overheidsadministratie en regionale integratie

In dit artikel worden de doelstellingen en de middelen van de samenwerking op het terrein van overheidsadministratie en regionale integratie weergegeven. Deze samenwerking richt zich in de eerste plaats op de aanpassing van de bestuurlijke instellingen aan de openstelling van het onderlinge handelsverkeer. Het tweede oogmerk van de samenwerking is de bevordering van de bestuurlijke hervormingen die nodig zijn voor het Latijns-Amerikaanse integratieproces. Tenslotte bedoelt de samenwerking de Chileense plannen voor modernisering van bestuur, decentralisering en regionalisering te ondersteunen. Het artikel noemt specifiek een aantal middelen van de samenwerking, zoals contacten tussen personeel van de Europese en Chileense instellingen, systematische, vertrouwelijkheid respecterende uitwisseling van informatie, overdracht van ervaringen, voorstudies en gemeenschappelijke projecten en scholing en institutionele steun.

Artikel 25 Interinstitutionele samenwerking

Het artikel geeft aan dat partijen brede en meer intensieve administratieve samenwerking tussen de instellingen nodig achten, te bereiken door uitwisseling van ervaring en informatie en door advies en scholing.

Artikel 26 Samenwerking op het gebied van communicatie, voorlichting en cultuur; en artikel 27 Samenwerking op het gebied van scholing en onderwijs

De aandacht in het verdrag voor samenwerking op de gebieden van communicatie, voorlichting en cultuur (artikel 26), en scholing en onderwijs (artikel 27) heeft de versterking van bestaande banden tussen de bevolkingen van de verdragspartijen tot doel. Hierbij worden informatie-uitwisseling en begrip voor elkaars cultuur als voorwaarde gezien voor goede wederzijdse betrekkingen. Het verdrag schept de mogelijkheid tot intensivering van de betrekkingen op deze gebieden.

Artikel 28 Samenwerking in de strijd tegen drugs en handel in drugs

Ten aanzien van de aanpak van de drugsproblematiek is een bepaling opgenomen, waarin – conform het vigerende Nederlandse beleid – een geïntegreerde aanpak van de drugsproblematiek is voorzien. Samenwerking is namelijk voorzien op het terrein van zowel preventie als bestrijding van drugsmisbruik. Ten aanzien van de preventieve zijde is opgenomen dat door middel van voorlichting en opleiding drugsgebruik moet worden voorkomen. Daarnaast is ten aanzien van drugsverslaafden aangegeven dat behandeling en rehabilitatie in het samenwerkingsprogramma worden meegenomen.

Ten aanzien van de repressieve acties is een gezamenlijke aanpak van het witwassen van drugsgelden voorzien en training en opleidingsprogramma's van overheidsfunctionarissen. Tenslotte is voorzien dat op het terrein van precursoren (chemische stoffen, die zowel voor het maken van legale produkten als voor het produceren van illegale drugs gebruikt kunnen worden) samengewerkt zal worden. Belangrijk in dit verband is dat alle gezamenlijke acties dienen plaats te vinden binnen reeds bestaande internationale kaders (zoals de Verenigde Naties en de aanbevelingen van de Financial Action Task Force, FATF).

Artikel 29 Samenwerking voor bescherming van de consument

Dit artikel heeft ten doel de in de EG en in Chili geldende consumentenbeschermingsstelsels onderling verenigbaar te maken en waar mogelijk te verbeteren via het uitwisselen van informatie en van deskundigen en via de organisatie van opleidingsacties en verlening van technische bijstand.

TITEL VI MIDDELEN VOOR DE TENUITVOERLEGGING VAN DE SAMENWERKING

Artikel 32

De financiële middelen komen ten laste van Hoofdstuk B7-31 van de EU-begroting, waarop in 1997 255 miljoen ECU voor giften aan Latijns- Amerika ter beschikking staat. Daarnaast kan de Europese Investerings- bank (EIB) in de periode 1997–99 in totaal 900 miljoen aan Azië en Latijns-Amerika uitlenen.

TITEL VII INSTITUTIONEEL KADER

Artikel 33

Het verdrag voorziet in de instelling van een Gezamenlijke Raad. In een poging een gulden middenweg te vinden tussen de voor- en tegenstanders van de handelsliberalisering is een constructie bedacht, waarbij niet in handelsliberalisering zelve wordt voorzien, doch wel het vooruitzicht daarop wordt geboden. Het onderhavige verdrag beoogt slechts de voorbereiding op mogelijke liberalisering. De Gezamenlijke Raad vormt feitelijk de brug tussen dit wel- en niet-liberaliseren aangezien een unaniem besluit van de Gezamenlijke Raad vereist is om de onderhandelingen over liberalisering op gang te brengen. De Gezamenlijk Raad zal uiteindelijk de aanbevelingen doen voor de totstandkoming van de politieke en economische associatie.

Wat betreft de samenstelling van de Gezamelijke Raad kan het volgende worden opgemerkt. Aangezien de Gezamelijke Raad zich kan bezighouden met zaken van gemengde competentie van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, zal de Gemeenschap vertegenwoordigd worden door de Commissie en de lidstaten als leden van de Raad. Er wordt in onbepaalde zin gesproken van leden van de Raad en de Commissie omdat de verdragspartners in het licht van de wisselende onderwerpen en wisselende competenties van ministers in een land niet hebben vastgelegd om welke vertegenwoordiger van de Raad het gaat (bijvoorbeeld Minister van Buitenlandse Zaken of Economische Zaken) of om welke Commissaris. Slechts het niveau van vertegenwoordiging is vastgelegd, namelijk het ministerieel niveau.

Wat betreft de samenstelling van de Gezamelijke Raad voor het nemen van het (unanieme) besluit om tot liberalisering over te gaan, kan ook gewezen worden op artikel 32. Het gaat hierbij dus om de Gezamelijke Raad met, enerzijds, Europese Gemeenschap en lidstaten, oftewel leden van de Commissie en leden van de Raad van de Europese Unie, en, anderzijds, Chili.

Artikel 35

Evenals bij andere verdragen van de EU met derde landen, stelt het verdrag een Gemengde Commissie in, die toezicht houdt op de toepassing van de handels- en samenwerkingsartikelen van het onderhavige verdrag. De Gemengde Commissie heeft in dit geval nog de taak de Gezamenlijke Raad de aanbevelingen te doen die bijdragen aan de verwezenlijking van het uiteindelijke oogmerk van politieke en economische associatie.

Voor de samenstelling van de Gemengde Commissie geldt wat hierboven is opgemerkt over de samenstelling van de Gezamelijke Raad, namelijk dat de Gemeenschap vertegenwoordigd zal worden door de Commissie en de lidstaten door de leden van de Raad van de Europese Unie. Dit geldt overigens ook voor de sub-commissie handelszaken aangezien in deze sub-commissie ook handel in diensten aan de orde komt, hetgeen een competentie van de lidstaten is. In het geval van de Gemengde Commissie en de sub-commissie is het niveau van vertegenwoordiging afhankelijk van het vereiste niveau van expertise, dat wil zeggen dat de Gemengde Commissie en de sub-commissies zowel op laag als hoog ambtelijk niveau kunnen samenkomen.

Artikel 37

De ingevolge dit artikel ingestelde Gemengde Subcommissie voor handelszaken is van cruciaal belang voor de verwezenlijking van het oogmerk van de handelsliberalisering. Onder haar verantwoordelijkheid worden de gevolgen van mogelijke liberalisering van de handel getoetst.

TITEL VIII SLOTBEPALINGEN

Artikel 40 Aanpassingsclausule

Het verdrag voorziet in de mogelijkheid om de samenwerking naar nieuwe terreinen uit te breiden, zonder dat hiervoor een verdragswijziging nodig is.

Mochten op grond van deze bepaling wel een verdragswijziging of aanvullende verdragen tot stand komen, die niet onder de exclusieve competentie van de Gemeenschap vallen, dan zullen de van toepassing zijnde procedures van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen uiteraard worden gevolgd.

Artikel 43 Vervulling van de verplichtingen

Dit artikel vormt een weerslag van het besluit van de Algemene Raad van mei 1995, waarin werd bepaald dat in alle overeenkomsten van de EU met derde landen een mensenrechten/opschortingsclausule opgenomen diende te worden. Het artikel machtigt partijen om bij niet-nakoming van verplichtingen die uit het verdrag voortvloeien, passende maatregelen te nemen. In deze bepaling wordt in het tweede lid, onder b, schending van de essentiële onderdelen van het verdrag zoals genoemd in artikel 1, waaronder schending van de mensenrechten, als een «bijzonder dringend geval» erkend, waardoor het nemen van maatregelen mogelijk is zonder tussenkomst van de Gemengde Commissie.

III Voorlopige toepassing

Op grond van een briefwisseling worden de bepalingen die zich specifiek met handel bezighouden en die onder de EG-competentie vallen (artikelen 4 tot en met 8 van het verdrag) voorlopig toegepast (PbEG 1996, L 209). Tevens worden de bepalingen waarbij de instellingen voor de samenwerking worden opgericht voorlopig toegepast, zodat het institutionele kader voor de samenwerking op handelsgebied kan worden gebruikt. Het gaat hierbij om de artikelen 35, 37 en 38 van het verdrag.

IV Koninkrijkspositie

Evenals de eerdere samenwerkingsverdragen van de EU met derde landen zal het onderhavige verdrag voor wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

M. Patijn


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven