26 062
Wijziging van de Wet tarieven gezondheidszorg in verband met herstel van een bij de aanpassing van die wet aan de derde tranche Algemene wet bestuursrecht ontstane omissie (herstel goedkeuringsgronden WTG)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Inleiding

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Tot 1 januari 1998 kon aan door het Centraal orgaan tarieven gezondheidszorg (COTG) vastgestelde beleidsregels op basis van de Wet tarieven gezondheidszorg (WTG) onder andere goedkeuring worden onthouden wegens strijd met het beleid of wegens het ontbreken van financiële dekking. Met ingang van die datum is de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht in werking getreden en kan de goedkeuring (door een omissie in de aanpassingswetgeving onbedoeld) alleen nog worden onthouden wegens «strijd met het recht». Dat is voor beheersing van de kostenontwikkelingen van de gezondheidszorg onvoldoende. Een dergelijke terughoudendheid bij de toetsing van beleidsregels (voorheen: richtlijnen) heeft de wetgever ook nimmer voor ogen gestaan. Bijgaand wetsvoorstel strekt ertoe in de WTG de mogelijkheid te herstellen om goedkeuring te onthouden aan door het COTG vastgestelde beleidsregels wegens strijd met het beleid of het ontbreken van financiële dekking. In overeenstemming met de uitgangspunten van de Aanwijzingen voor de regelgeving inzake zelfstandige bestuursorganen wordt met onderhavig wetsvoorstel het primaat van de politiek bij de beheersing van kostenontwikkelingen in de gezondheidszorg hersteld.

Gronden onthouding goedkeuring

Met de inwerkingtreding van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht met ingang van 1 januari 1998 gelden algemene regels wat betreft het aan beleidsregels van zelfstandige bestuursorganen onthouden van goedkeuring. Door de inwerkingtreding van de Aanpassingswet derde tranche Awb II is in de WTG de procedure voor het goedkeuren van door het COTG vastgestelde beleidsregels veranderd. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Economische Zaken en de Minister die het op grond van zijn verantwoordelijkheid voor het beleid ten aanzien van een categorie van organen voor gezondheidszorg of daarmee gelijkgestelde voorzieningen of instellingen mede aangaat, moeten met ingang van genoemde datum bij het goedkeuren van beleidsregels van het COTG handelen volgens de regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Omdat in de WTG andere gronden voor onthouden van goedkeuring ontbreken, kan ingevolge artikel 10:27 Awb, goedkeuring alleen worden onthouden wegens strijd met het recht. De grond «strijd met het recht» biedt onvoldoende mogelijkheden voor onthouding van goedkeuring aan door het COTG vastgestelde beleidsregels.

Het is derhalve noodzakelijk de oorspronkelijke gronden voor onthouding van goedkeuring te herstellen. Daartoe dient in de WTG expliciet te worden bepaald dat goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het belang van de volksgezondheid. Dan kan, net als voor 1 januari 1998, goedkeuring worden onthouden aan door het COTG vastgestelde beleidsregels wegens strijd met het beleid en het ontbreken van financiële middelen. Het herstel van de gronden is noodzakelijk voor het behouden van de sturingsmogelijkheden van het kabinet bij de beheersing van de kostenontwikkeling in de gezondheidszorg. Met onderhavig voorstel wordt het primaat van de politiek hersteld. Artikel I, onderdeel A, voorziet daarin.

Spoedeisendheid

Het is nimmer de bedoeling geweest dat door invoering van de derde tranche van de Awb de tot 1 januari 1998 bestaande gronden voor onthouding van goedkeuring aan beleidsregels van het COTG zouden worden beperkt.

De voorgestelde wijziging van artikel 12 van de WTG in onderhavig voorstel van wet komt overeen met het wijzigingsvoorstel dat is opgenomen in het bij koninklijke boodschap van 23 april 1998 (kamerstukken II 1997/98, 26 011), ingediende voorstel van wet, houdende wijziging van de Ziekenfondswet, de Wet tarieven gezondheidszorg en de Wet ziekenhuisvoorzieningen in verband met wijzigingen in de taak, samenstelling en werkwijze van de in die wetten geregelde bestuursorganen, alsmede wijzigingen in andere wetten in verband daarmee (uitvoeringsorganen volksgezondheid). Doordat die wet later dan voorzien en later dan de derde tranche van de Awb in werking zal kunnen treden is de noodzaak voor onderhavige herstelwet ontstaan.

De onbedoelde beperking van de gronden voor onthouding van goedkeuring van beleidsregels van het COTG dient tijdig te worden gecorrigeerd.

Aanvankelijk was het voornemen die correctie in het voorstel van wet tot aanpassing van de onderwijswetgeving aan de derde tranche van de Awb op te nemen. Dat voorstel is aangekondigd in de memorie van toelichting van de Aanpassingswet derde tranche Awb II (kamerstukken II, 1996/97, 25 464, nr. 3, p. 3). De verwachting was dat dat voorstel zodanig tijdig tot wet zou zijn verheven en in werking zou zijn getreden dat het herstel van de gronden voor onthouding van goedkeuring aan beleidsregels van het COTG gerealiseerd zou zijn, voordat de vraag aan de orde zou komen of van die gronden gebruik zou moeten worden gemaakt. Bovendien werd ten tijde van het voornemen niet verwacht dat er op korte termijn beleidsregels door het COTG zouden worden vastgesteld waarbij die verruiming een rol zou kunnen spelen.

Op 20 april 1998 heeft het COTG echter beleidsregels met betrekking tot paramedici vastgesteld die kunnen leiden tot naar schatting ± f 75 miljoen per jaar aan meerkosten. Daarvoor is geen financiële dekking. Een dusdanig beslag op de voor de gezondheidszorg beschikbare financiële middelen is ongewenst. Aan die beleidsregels zou de vereiste goedkeuring moeten kunnen worden onthouden. De termijn voor het nemen van een beslissing is acht weken te rekenen vanaf de verzending daartoe aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Economische Zaken (artikel 12 WTG). Die termijn kan met vier weken worden verlengd. De beleidsregels zijn op 24 april 1998 door het COTG verzonden, zodat er uiterlijk op 17 juli 1998 over goedkeuring daarvan dient te worden beslist.

Het is niet te verwachten dat uitvoering van het aanvankelijke voornemen (aanpassing onderwijswetgeving) tot een tijdig herstel van de gronden voor onthouding van goedkeuring zal leiden. Het is evenmin te verwachten dat het voorstel van wet uitvoeringsorganen volksgezondheid op korte termijn tot het gewenste herstel zal leiden. Om die redenen is er voor gekozen alsnog een afzonderlijk voorstel van wet in te dienen dat uiterlijk op laatstgenoemde datum tot wet zou moeten zijn verheven en in werking moet zijn getreden.

Overige aanpassingen

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt een redactionele onvolkomenheid die is ontstaan bij de inwerkingtreding van de Aanpassingswet derde tranche Awb II te corrigeren ( Artikel I, onderdeel B ).

Voor de inwerkingtreding van de Aanpassingswet derde tranche Awb II was als economisch delict in de zin van de Wet op de economische delicten aangewezen het overtreden van het gebod neergelegd in het toenmalige artikel 32 van de WTG aan organen voor gezondheidszorg en ziektekostenverzekeraars om aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het COTG de van hen verlangde inlichtingen volledig en naar waarheid te verstrekken. Dat gebod gold ook ten aanzien van personen die door de minister zijn belast met het toezicht op de naleving van de WTG.

Sedert de inwerkingtreding van de derde tranche van de Awb bevat afdeling 5.2 van de Awb een algemene regeling van bevoegdheden van toezichthouders. De bepalingen van de WTG met betrekking tot toezicht op de naleving zijn ook met ingang van 1 januari 1998 door de Aanpassingswet derde tranche Algemene wet bestuursrecht II aangepast. De verplichting ten aanzien van het volledig en naar waarheid verstrekken van inlichtingen is ten aanzien van de toezichthouders thans gebaseerd op de Awb. Die verplichting ten aanzien van de bedoelde minister en het COTG is thans gebaseerd op artikel 34 van de WTG. Met de wijziging in artikel 9, onder A, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II is abusievelijk de strafbaarheid opgeheven van het niet voldoen aan die laatste verplichting. Met artikel II wordt dat hersteld.

Terugwerkende kracht

Indien het herstel van de onthoudingsgronden niet wordt gerealiseerd moeten de meerkosten die ontstaan door het ontbreken van de mogelijkheid om aan beleidsregels van het COTG de vereiste goedkeuring te onthouden, mogelijk worden geredresseerd door het geven van een aanwijzing op basis van artikel 14 van de WTG aan het COTG. Een dergelijke aanwijzing zal leiden tot aanpassing van de desbetreffende beleidsregels en tot een korting op de tarieven van de desbetreffende organen voor gezondheidszorg. Een en ander leidt tot onnodige procedures en regelgeving. Gelet op het voorgaande, is het wenselijk om herstel van de gronden voor het onthouden van goedkeuring aan beleidsregels van het COTG te realiseren voor 12 juli 1998. Teneinde in geval de wet onverhoopt niet tijdig tot stand mocht komen, in elk geval de onthouding van goedkeuring aan onderhavige beleidsregels alsnog van een wettelijke grondslag te voorzien, wordt voorgesteld daaraan terugwerkende kracht te verlenen tot en met 1 juli 1998. Artikel III.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Naar boven