26 049 Indonesië

20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen

Nr. 84 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 augustus 2017

Op 16 februari 2017 zond ik u een brief met de stand van zaken omtrent de «individuele backpay» en de stand van zaken rond de «brede collectieve erkenning» van de Indische gemeenschap in Nederland (Kamerstuk 20 454, nr. 126). Daarin heb ik u toegezegd u nader te berichten over de verdere invulling hiervan.

Vormgeving vanuit de Nederlands-Indische gemeenschap1

Voor een eerste verkenning ten behoeve van een collectieve erkenning heb ik vorig jaar diverse gesprekken gevoerd met Nederlands-Indische verenigingen, stichtingen en ondernemers. In een brede expertsessie zijn vervolgens de eerste contouren vastgesteld. Daaruit bleek het grote belang dat men hecht aan deze erkenning om de ambitie te verwezenlijken waarbij het Nederlands-Indische verleden wordt verankerd in de Nederlandse samenleving en aan te sluiten bij de verscheidenheid van de Nederlands-Indische doelgroepen en generaties. Ik ondersteun deze richting, omdat alleen op die wijze de erkenning echt gestalte kan krijgen. En daar gaat het om. Voor de verdere uitwerking heb ik vervolgens diverse gesprekken gevoerd met het Indisch Platform, Stichting Herdenking 15 Augustus 1945, het Indisch Herinneringscentrum (IHC) en Pelita, ieder vanuit hun eigen rol en expertise. Ik ben blij u te kunnen melden dat er samen met deze organisaties breed overeenstemming is bereikt over doel, invulling, opzet en vormgeving van de collectieve erkenning.

Inhoudelijke onderdelen

Een zestal onderwerpen werd in gezamenlijkheid geïdentificeerd om de collectieve erkenning gestalte te geven. Het betreft een Indische pleisterplaats als fundament, scholing en educatie, herdenken, museale en kennisfunctie, culturele activiteiten en contextgebonden zorg. Deze zijn onderling verbonden en vullen elkaar aan. Vanuit de verbondenheid bleek het effectief om dit inhoudelijk uit te werken langs drie programma-lijnen:

  • een Indische pleisterplaats, die voorziet in een ontmoetingsfunctie, scholing en educatie en een museale en kennisfunctie. Bovendien kan deze mogelijkheden bieden voor culturele activiteiten;

  • herdenken, dat voorziet in feitelijke herdenkingsactiviteiten – landelijk en lokaal – en activiteiten die hier op een logische wijze mee kunnen worden verbonden;

  • contextgebonden zorg, waarbij de zorg primair gericht wordt op de eerste generatie en een preventieve aanpak wordt voorgestaan bij de naoorlogse generatie.

Mijn overleg met het Indisch Platform, IHC, Stichting Pelita en Stichting Herdenking 15 augustus 1945 heeft een invulling opgeleverd waarin de realisatie van de collectieve erkenning concreet gestalte krijgt.

Potentie van een Nederlands-Indische pleisterplaats

Vanaf het begin bleek al dat de grootste wens een zelfstandige Nederlands-Indische pleisterplaats was. Als plek om te ontmoeten, voorlichting te geven en als kloppend hart van waaruit activiteiten in het gehele land kunnen worden ondersteund. Deze pleisterplaats moet een verbindende rol vervullen door een groot publiek en nieuwe generaties er kennis te laten maken met de Japanse bezetting, de Bersiap-periode en de dekolonisatie-oorlog in Nederlands-Indië. Met ruime aandacht voor de voorgeschiedenis en de latere gevolgen ervan. De gewenste representatieve pleisterplaats wint aan kracht door een connectie met sfeer, uitstraling of omgeving die het Indische verleden reflecteren. De pleisterplaats moet een meer dan symbolische brugfunctie vervullen tussen de Nederlands-Indische gemeenschap en de Nederlandse samenleving, maar ook tussen Nederlands-Indische groeperingen. Het is een Nederlands-Indische krachtenbundeling op een centrale, zichtbare en toegankelijke plaats, met faciliteiten en programmering voor de hele gemeenschap, zowel binnenshuis als op andere locaties in het land. Daartoe is een fysieke plek noodzakelijk met een adequate publieksruimte en voldoende kantoor- en ontmoetingsfaciliteiten. Zo worden in de pleisterplaats de ontmoetingsfunctie, de scholings- en educatieve functie, de museale en kennisfunctie, en het faciliteren van locatiegebonden culturele activiteiten bijeen gebracht. Een bundeling van krachten vanuit verschillende Indische organisaties met volledig behoud van en respect voor ieders onafhankelijkheid en verscheidenheid.

Het IHC heeft de afgelopen jaren haar herkenbaarheid en bekendheid onder de Nederlands-Indische gemeenschap stapsgewijs vergroot. Het IHC heeft mede op basis van een enquête onder de achterban besloten om te verhuizen naar Den Haag om haar kerntaken van educatie en voorlichting tot voller wasdom te kunnen brengen. Deze keuze valt nu samen met de gewenste realisering van de pleisterplaats, waarin het IHC zo een belangrijke pijler kan vormen. Het sluit bovendien aan op haar doelstelling en naamgeving: de Nederlands-Indische herinnering werkelijk gestalte geven. Ook het Indisch Platform, Stichting Herdenking 15 Augustus 1945 en het Moluks Historisch Museum hebben reeds bevestigd hun intrek te willen nemen in de pleisterplaats.

Naast het inhoudelijk breed gedragen enthousiasme voor het concept van de pleisterplaats is het goed te melden dat daarbij ook gevoelens terugkomen die samenhangen met de geschiedenis rond het «Indisch Huis» begin deze eeuw. Een slechte structuur qua verantwoordelijkheden en verantwoording hadden uiteindelijk tot gevolg dat dit initiatief noodgedwongen is stopgezet. Vanwege die geschiedenis is met extra nadruk gekeken naar een passende beheersstructuur van de pleisterplaats en een gedegen financiële onderbouwing van de plannen. Ik ben verheugd te kunnen melden dat hiervoor goede afspraken zijn gemaakt en partijen die ook formeel laten landen in een gezamenlijk convenant. Hiermee worden belangen en verantwoordelijkheden aan de voorkant duidelijk beschreven, het adequaat afleggen van verantwoording geborgd en tegelijk de gezamenlijkheid benadrukt.

In aanvulling hierop heeft ook het vfonds, als groot privaat fonds in deze sector, aangegeven de ontwikkeling van de pleisterplaats substantieel te willen ondersteunen.

Herdenken – verrijking en verbreding

De functie van herdenken is meervoudig: het zet aan tot nadenken, het verbindt, het inspireert en het heeft een educatieve rol, bijvoorbeeld in relatie tot burgerschapswaarden. De nieuwe generaties zullen met het wegvallen van de eerste generaties het herdenken moeten gaan dragen. Daartoe zal de Nationale Herdenking op 15 augustus stapsgewijs haar programma verbreden en verjongen. De vele Indische Herdenkingen in Nederland vormen een potentieel sterk netwerk van vrijwilligers dat kan profiteren van kennisdeling en afstemming. Ook zullen gemeenten worden geïnformeerd, geactiveerd en gefaciliteerd over herdenken op 15 augustus. Tevens zal jaarlijks via media een campagne worden gevoerd met de Melati (de Indische jasmijn, hét symbool van Indisch herdenken), en zal een virtueel Indisch monument ontwikkeld worden met oorlogsverhalen, namen van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in Azië, namen hen die na de oorlog naar Nederland kwamen (de zogenaamde «bootlijsten») en de 25.000 Nederlandse slachtoffers die in Indonesië begraven liggen. Aanvullend op de verbreding van de nationale herdenking van 15 augustus zal extra ingezet worden op jaarlijkse kransleggingen op de Aziatische erevelden. Het vfonds blijft in principe de herdenking ondersteunen en onderschrijft de impact van verrijking en verbreding. De Stichting Herdenking 15 Augustus 1945 zal vanuit haar expertise in de uitvoering van deze programmalijn een centrale coördinerende rol vervullen.

Contextgebonden zorg intensiveren

In relatie tot zorg voor de eerste generatie van Indische Nederlanders (waaronder ik versta: zij die het vaak verzwegen leed van de Tweede Wereldoorlog aan den lijve hebben meegemaakt) zal de contextgebonden zorg in het kader van de collectieve erkenning worden geïntensiveerd. De eerste generatie heeft cultuursensitieve zorgvragen op het terrein van ouderdomsproblematiek in een context van oorlogs- en geweldservaringen en een niet-Nederlandse culturele achtergrond. Een specifieke categorie onder hen zijn de ouderen met dementieklachten, bij wie het soms traumatische verleden actueler wordt. Dit gaat plaatsvinden door de versterking van sociale netwerken van waaruit informele zorg kan worden georganiseerd en waarmee sociaal isolement en eenzaamheid worden tegengegaan, de inzet van vrijwillige cliëntondersteuners, de opbouw en inzet van interventieteams voor zorgaanbieders (intramuraal en extramuraal), het bieden van programma’s aan naoorlogse generaties ten behoeve van herkenning en verwerking, en het ontwikkelen en delen van kennis en kunde.

Stichting Pelita zal naast haar huidige taken en doelstellingen vanuit haar expertise een centrale coördinerende en verbindende rol vervullen bij de invulling van deze programmalijn, waarbij nadrukkelijk sprake zal zijn van co-creatie. Een onafhankelijke programmaraad ziet er op toe dat intra- en extramurale aanbieders van formele en informele zorg en welzijn aan de Nederlands-Indische gemeenschap actief betrokken worden op de onderdelen van het programma waar zij passend expertise op in kunnen zetten.

Flexibel programmeringsdeel

Naast deze drie lijnen wil ik graag ruimte geven voor aanvullende projectsubsidies die aansluiten op het doel van de collectieve erkenning (zoals beschreven in mijn brief van 16 februari jl). Hiervoor zal een beleidskader worden opgesteld, waarin de gehanteerde criteria terug zullen komen. Zo is het van belang dat projecten:

  • ten doel hebben de verankering van het cultuurhistorisch erfgoed van Nederlands-Indië in de Nederlandse samenleving (materieel en immaterieel);

  • de essentie raken van de geschiedenis en het cultureel erfgoed van Nederlands-Indië op Nederlandse bodem;

  • betrekking hebben, dan wel in enige mate reflecteren, op de tijdsfactoren: de Japanse bezetting, de Bersiap periode en de zgn. dekolonisatie-oorlog;

  • een blijvend karakter bevatten;

  • op Nederlands-Indische identiteit(en) gericht zijn;

  • een nationale of regionale dimensie hebben (dus niet puur locatiegebonden zijn);

  • verbindend zijn tussen de Nederlandse samenleving en voormalig Nederlands-Indië, en/of de Nederlands-Indische groeperingen onderling;

  • vrij zijn van politiek-historische lading;

  • betrekking hebben op één of meer van de onderkende Indische domeinen (te weten scholing en educatie; herdenkingen; museale en kennisfunctie; culturele activiteiten; contextgebonden zorg);

  • de aanvragende partijen moeten rechtspersoon zijn.

Middelen en uitvoeringswijze

Het totale budget dat ik heb vrijgemaakt bedraagt in 2017 € 0,5 mln., in de jaren 2018–2021 € 1,5 mln. per jaar en vervolgens vanaf 2022 structureel € 1 mln. per jaar. Tweederde van het totale bedrag zal besteed worden aan de realisatie van de eerder beschreven programmalijnen:

  • realisatie van de pleisterplaats,

  • een intensivering van het herdenken,

  • een intensivering van de contextgebonden zorg.

Het resterende bedrag zal voor het flexibel jaarlijks programmeringsdeel worden ingezet, waarbij gelden worden toegewezen aan ingediende projectvoorstellen op grond van het beleidskader. Dit geeft ook de mogelijkheid om bijvoorbeeld jaarlijkse thematisering te hanteren. Ik zet in op de start van dit flexibele programmeringsdeel ten behoeve van de collectieve erkenning van Indisch Nederland per 1 januari 2018.

Het is de ambitie om op deze wijze te blijven werken aan een nieuwe fase in de relatie tussen overheid, de Nederlandse samenleving en de omvangrijke Indische gemeenschap in ons land.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Wanneer in deze brief gesproken wordt van Nederlands-Indische gemeenschap, worden hiermee bedoeld onder andere de Indo-Europeanen, de Zuid-Molukkers en de Europese Indischen.

Naar boven