26 049
Indonesië

nr. 69
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 augustus 2009

Met deze brief informeer ik de Tweede Kamer nader over de verplaatsing van Molukse gedetineerden van de Molukken naar Java en over de van hun campus verjaagde theologiestudenten in Jakarta, zoals ik uw Kamer toezegde tijdens het Algemeen Overleg over Indonesië van 11 maart 2009 (kamerstuk 26 049, nr. 68) en het Algemeen Overleg Mensenrechten van 16 juni 2009 (Kamerstuk 31 263, nr. 32).

Verplaatsing Molukse gedetineerden

Het Indonesische Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft laten weten dat het gaat om gedetineerden die een gevangenisstraf van langer dan zeven jaar hebben gekregen en dat de overplaatsing voortvloeide uit kwaliteits- en veiligheidsoverwegingen. Desgevraagd is zijdens de Indonesische autoriteiten recent aangegeven dat de gedetineerden niet zullen terugkeren naar gevangenissen op de Molukken.

Theologiestudenten

De Arastamar Hogeschool voor Theologie en Bijbelstudies te Kampung Pulo in Oost-Jakarta, lokaal bekend onder de naam STTI Arastamar (STTIA), werd op vrijdag 25 juli 2008 door een moslimgroep aangevallen. Deze groep gaf destijds als reden voor de aanval dat de activiteiten van de school en de woongemeenschap op de school niet spoorden met het «bestemmingsplan» van deze regio. Op het grondgebied van de school zou wonen verboden zijn. STTIA beschikt over een geldige vergunning van de Indonesische staat voor het geven van onderwijs. Na de aanval werden destijds naar verluidt 1600 studenten geëvacueerd naar het hoofdkwartier van de politie in Zuid-Jakarta en naar een gebouw van een lokale christelijke politieke partij in de buurt van Kampung Pulo. De school is nog immer gesloten hangende een juridisch proces dat STTIA heeft aangespannen tegen de staat. Sinds zomer 2008 worden de lessen op drie verschillende lokaties in Jakarta gegeven: Cibubur, het voormalige gemeentehuis van West-Jakarta en het transmigratiehuis te Kali Malang. De lokaties liggen verspreid over Jakarta en de studenten verblijven voor zover bekend in de omgeving van deze drie lokaties. Er is het ministerie niets ter ore gekomen over opvangkampen bij het terrein van de oude school of elders en financiele steun voor opvang lijkt dan ook niet nodig.

De zaak dient bij het districtshof Oost-Jakarta dat nog geen vonnis heeft gewezen. Een directe rol van de Nederlandse regering wordt niet overwogen omdat Nederland zich niet wil mengen in de interne rechtsgang van een derde land. Wel blijft Nederland deze zaak nauwgezet volgen en zal het in EU- en bilateraal verband aandacht blijven vragen bij de Indonesische autoriteiten voor religieuze minderheden, de vrijheid van godsdienst en het recht op onderwijs.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Naar boven