26 025
Financiële verantwoordingen over het jaar 1997

nr. 23
FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN FINANCIËN (IXB)

Deze financiële verantwoording bestaat uit:

– de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, zoals blijkt uit bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting;

– de op deze rekening aansluitende saldibalans per 31 december 1997, voorzien van een toelichting.

Den Haag, 30 juni 1998

De Minister van Financiën,

G. Zalm

INHOUDSOPGAVE blz.

1.Rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten3
   
2.Toelichting bij de rekening12
2.1. Algemeen deel12
2.1.1.Inleiding12
2.2.Terugblik begroting12
2.2.1.Uitgaven en niet-belastingontvangsten12
2.2.2.Belastingontvangsten15
2.3.Beleidsterrein Algemeen16
2.3.1.Staatsloterij16
2.3.2.Domeinen16
2.3.3.Bureau Schade-afwikkeling17
2.4.Financiën Binnenland17
2.4.1.Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland17
2.4.2.Binnenlands Geldwezen17
2.4.3.Verzekeringswezen18
2.4.4.Bankwezen18
2.4.5.Effectenwezen20
2.4.6.Muntwezen/euro21
2.5.Financiën Buitenland23
2.5.1.Exportkredietverzekering en investeringsgaranties23
2.5.2.Internationaal Monetaire Fonds24
2.5.3.Multilaterale ontwikkelingsbanken25
2.6.Fiscale Zaken en Belastingen27
2.6.1.Inleiding27
2.6.2.Fiscale werkgroepen; voorgenomen wetgeving28
2.6.3.Belastingen in de 21e eeuw: een verkenning28
2.6.4.Wetgeving in Europese context29
2.6.5.Koninkrijksbetrekkingen30
2.6.6.Internationale ontwikkelingen30
2.6.7.Administratieve lasten bedrijfsleven30
2.6.8.Fraudenota 199631
2.6.9.Uitbreiding niet-fiscale douanetaken31
2.7.Bedrijfsvoering32
2.7.1.Personeel32
2.7.2.Organisatie34
2.7.3.Automatisering36
2.7.4.Invoering euro37
2.7.5.Huisvesting38
2.7.6.Planning en control39
2.7.7.Beleid inzake misbruik en oneigenlijk gebruik39
2.7.8.Rechtmatigheidsonderzoek Algemene Rekenkamer over 199641
2.7.9.Kengetallen bedrijfsvoering Belastingdienst41
2.8. Artikelsgewijze toelichting46
2.8.1.Verplichtingen en uitgaven46
2.8.2.Ontvangsten65
   
3.Saldibalans78
   
4.Toelichting bij de saldibalans79

1. REKENING VAN VERPLICHTINGEN, UITGAVEN EN ONTVANGSTEN VAN HET MINISTERIE VAN FINANCIËN (IXB) OVER HET JAAR 1997

Staat behorende bij de Wet van , Stb. en bij de financiële verantwoording over het jaar 1997. Rekening 1997 (inclusief slotwetmutaties), Ministerie van Financiën (IXB) Onderdeel uitgaven en verplichtingen (bedragen x f 1000)

   (1) (2) (3)  (4) = (1) + (2) + (3) (5) (6) = (5) – (4)
Art.Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Mutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begroting Mutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begroting  Totaal geraamd Realisatie1Slotwetmutaties (+ of –) (+ = tekortschietend geraamd bedrag)
   verplichtingenuitgaven verplichtingen uitgaven verplichtingenuitgaven  verplichtingen uitgaven verplichtingenuitgaven verplichtingen uitgaven
  TOTAAL 5 718 495 131 885 – 686 781  5 163 599 5 118 575 – 45 024
                
01 Algemeen 402 445      434 209 417 947  
                
 01Personeel en materieel kernministerie252 058252 0585 9145 8148 2547 611 266 226265 483267 379264 4971 153– 986
 02Vervallen              
 03Loonbijstelling0021 60521 605– 21 605– 21 605 000000
 04Prijsbijstelling0032 25932 259– 32 259– 32 259 000000
 05Onvoorzien20 00020 00022 76022 760– 42 760– 42 760 000000
 06Post-actieven00     000000
 07Vervallen              
 08Vervallen              
 09Vervallen             
 10Opsporing en ruiming van explosieven8 2008 200  195195 8 3958 3958 2858 395– 1100
 11Uitvoering van werken door Domeinen26 71926 719  – 3 592– 3 592 23 12723 12719 18418 597– 3 943– 4 530
 12Lasten en overige uitgaven van Domeinen88 67588 675  – 2 000– 2 000 86 67586 67575 97475 974– 10 701– 10 701
 13Uitgaven Bureau Schade-afwikkeling6 6256 625300300156156 7 0817 0816 7556 755– 326– 326
 14Diverse uitgaven16816840 00040 0003 2803 280 43 44843 44843 72943 729281281
 15Vervallen              
 16Vervallen              
                
02 Financiën Binnenland 111 240      87 370 52 169  
                
 01Muntwezen12 39012 3905 0005 0004 7004 700 22 09022 09021 57522 114– 51524
 02Vervallen              
 03Garanties en waarborgen binnenland07 000     07 00004 0800– 2 920
 04Deelneming in het kapitaal van banken00     000000
 05(Her)verzekering schaden aan derden00     00350350
 06Vervallen              
 07Regeling Bijzondere Financiering275 00087 000   – 66 000 275 00021 000268 43512 955– 6 565– 8 045
 08Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen03 600   7 400 011 00003 9580– 7 042
 09Kosten betalingsverkeer rijksoverheid1 2501 250  3030 1 2801 2801 2041 096– 76– 184
 10Verwerving vermogenstitels00     000000
 11Tijdelijke regeling subsidie tankstations    25 00025 000 25 00025 000130 3697 966105 369– 17 034
                
03 Financiën Buitenland 746 222      562 846 560 504  
                
 01Vervallen              
 02Garanties aan de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden00     000000
 03Tijdelijke financiering van de liquiditeiten van de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden00     000000
 04Deelneming in het kapitaal van multilaterale ontwikkelingsbanken180 000489 650– 72 200  – 39 091 107 800450 559256 930460 430149 1309 871
 05Garanties inzake deelneming in het kapitaal van multilaterale ontwikkelingsbanken en garanties aan de EIB98 6170   898 98 6178981 367 7952 2101 269 1781 312
 06Vervallen              
 07Garanties aan De Nederlandsche Bank001 266 398    1 266 39801 304 830038 4320
 08Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten00     0041 208041 2080
 09Vervallen              
 10Exportkredietverzekering25 000 300226 000– 300– 100 000 – 29 263 25 000 00096 73710 810 40783 212– 14 189 593– 13 525
 11Herverzekering Investeringen250 0000500 000    750 0000273 0000– 477 0000
 12Vervallen              
 13Deelneming in het kapitaal van Europese banken118 29616 604 439 – 2 391 118 29614 652133 57514 65215 2790
 14Garanties inzake deelneming in het kapitaal van Europese banken407 4640     407 4640581 1890173 7250
 15Vervallen              
 16Deelneming in het kapitaal van de Ontwikkelingsbank voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika69 84013 968   – 13 968 69 840079 69509 8550
 17Garantie inzake deelneming in het kapitaal van de Ontwikkelingsbank voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika209 5260     209 5260239 085029 5590
                
04 Fiscale Zaken en Belastingen 4 458 588      4 079 174 4 087 955  
                
 01Personeel en materieel Belastingdienst3 553 1603 553 160103 708103 70821 825– 22 175 3 678 6933 634 6933 712 7853 664 28534 09229 592
 02Vervallen              
 03Bijdragen en staatsprijs betreffende fiscale zaken478478  – 97– 97 381381369369– 12– 12
 04Vergoeding bij onterecht verzoek om bijstand bij invordering EU-heffingen00     000000
 05Uitgaven heffings- en invorderingsrente898 300898 300  – 458 300– 458 300 440 000440 000420 319420 319– 19 681– 19 681
 06Garantie procesrisico's250100     2501009721– 153– 79
 07Vervallen              
 08Vergoeding proceskosten6 5506 550  – 2 550– 2 550 4 0004 0002 9612 961– 1 039– 1 039

1 De gerealiseerde bedragen zijn steeds afgerond naar boven (op duizenden guldens)

Mij bekend,

De Minister van Financiën,

Staat behorende bij de Wet van , Stb. en bij de financiële verantwoording over het jaar 1997. Rekening 1997 (inclusief slotwetmutaties), Ministerie van Financiën (IXB) Onderdeel ontvangsten (bedragen x f 1000)

   (1) (2) (3)  (4) = (1) + (2) + (3) (5) (6) = (5) – (4)
Art.Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Mutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begroting Mutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begroting  Totaal geraamd Realisatie Slotwetmutaties (+ of –) (+ = meer ontvangen)
   ontvangstenontvangsten ontvangsten  OntvangstenOntvangstenOntvangsten
  TOTAAL135 982 7034 062 6344 872 969 144 918 306148 655 3843 737 078
          
01 Algemeen894 030   1 376 2821 327 069 
          
 01Vervallen       
 02Vervallen       
 03Vervallen        
 04Afdracht Staatsloterij161 59510 000  171 595195 76724 172
 05Ontvangsten uit exploitatie Domeinen228 23715 8999 444 253 580246 038– 7 542
 06Ontvangsten uit verkoop Domeinen485 662123 738303 127 912 527836 448– 76 079
 07Diverse ontvangsten Domeinen4 20090012 700 17 80023 4185 618
 08Ontvangsten Bureau Schadeafwikkeling8 900900  9 8009 047– 753
 09Vervallen        
 10Diverse ontvangsten, kernministerie5 436 5 544 10 98016 3515 371
          
02 Financiën Binnenland1 608 291   2 395 0702 420 772 
          
 01Winstuitkering De Nederlandsche Bank1 325 000425 00023 423 1 773 4231 773 4230
 02Rente De Nederlandsche Bank – FMS account10 6255 291  15 91618 4492 533
 03Ontvangsten Muntwezen1 0661 300250 2 6163 6951 079
 04Toename munten in circulatie34 625   34 62556 37921 754
 05Vervallen        
 06Vervallen        
 07Diverse ontvangsten financiën binnenland2 847– 862  1 9852 171186
 08Dividend uit staatsdeelnemingen72 500 12 335 84 83584 834– 1
 09Vervallen        
 10Regeling Bijzondere Financiering en Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen29 000 6 000 35 00035 151151
 11Opbrengst verkoop vermogenstitels0   000
 12Rente en aflossing diverse leningen132 628313 489553 446 670446 6700
          
03 Financiën Buitenland472 987   1 030 2521 010 740 
          
 01Vervallen        
 02Tijdelijke financiering van de liquiditeiten van de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden0   000
 03Ontvangsten Europese Investeringsbank4 30415109 4 4284 4280
 04Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten0   000
 05Diverse ontvangsten financiën buitenland7 983 1 991 9 97417 5107 536
 06Exportkredietverzekering460 000280 000275 000 1 015 000987 898– 27 102
 07Herverzekering Investeringen700 150 85090454
          
04 Fiscale Zaken en Belastingen133 007 395   140 116 702143 896 803 
  A. Niet-belastingontvangsten2 118 924   1 811 5131 880 599 
 01Ontvangsten heffings- en invorderingsrente1 030 000 – 500 000 530 000550 10120 101
 02Kosten vervolging89 900 10 100 100 000115 95415 954
 03Ontvangsten uit verrichte werkzaamheden, Belastingdienst534 11327 6006 800 568 513574 8896 376
 04Bijdrage van de EU in de inningskosten van EU-douanerechten357 000– 19 00022 500 360 500367 4716 971
 27Diverse ontvangsten Belastingdienst16 611 25 889 42 50049 9357 435
 28Opbrengsten van schikkingen en administratieve boeten91 300 118 700 210 000222 24912 249
          
  B. Belastingontvangsten130 888 471   138 305 189142 016 204 
 05Inkomstenbelasting6 075 491– 1 386 420– 232 721 4 456 3504 813 908357 558
 06Vermogensbelasting1 525 062– 89 12769 321 1 505 2561 673 349168 093
 07Vennootschapsbelasting24 638 6641 802 3463 367 020 29 808 03032 017 6252 209 595
 08Loonbelasting39 057 432534 762118 836 39 711 03039 405 460– 305 570
 09Dividendbelasting2 386 62369 321435 732 2 891 6763 231 248339 572
 10Kansspelbelasting183 20624 7579 903 217 866210 472– 7 394
 11Motorrijtuigenbelasting3 925 000155 000  4 080 0004 004 205– 75 795
 12Accijns van lichte olie6 521 126– 29 70949 515 6 540 9326 341 148– 199 784
 13Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie4 010 71514 855  4 025 5704 048 45022 880
 14Wijnaccijns en accijns van mousserende dranken336 702– 406 023  – 69 32133 654102 975
 15Alcoholaccijns856 61034 660– 69 321 821 949920 55798 608
 16Bieraccijns599 1329 903– 64 370 544 665610 21265 547
 17Suikeraccijns0   000
 18Tabaksaccijns3 069 930– 133 69024 757 2 960 9972 912 150– 48 847
 19Accijns van alcoholvrije dranken0   02727
 20Belasting van personenauto's en motorrijwielen4 302 85469 32119 806 4 391 9814 507 014115 033
 21Omzetbelasting43 198 7651 332 64447 418 44 578 82744 943 539364 712
 22Belastingen van rechtsverkeer4 986 161510 004  5 496 1655 822 776326 611
 23Rechten van successie, van overgang en van schenking1 817 201193 108– 24 757 1 985 5522 065 46179 909
 24Overige belastingontvangsten108 933– 39 612– 14 854 54 46761 0876 620
 25Belasting op een milieugrondslag3 426 43864 370  3 490 8083 540 32249 514
 26Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten425 829– 19 806– 9 903 396 120414 03117 911
 29Belasting op zware motorrijtuigen153 497 24 757 178 254169 067– 9 187
 30Ontvangsten die ten behoeve van het gemeentefonds worden afgezonderd– 20 716 900167 700787 215 – 19 761 985– 19 729 55832 427

Mij bekend,

De Minister van Financiën,

2. TOELICHTING BIJ DE REKENING

2.1. ALGEMEEN DEEL

2.1.1. Inleiding

Het Ministerie van Financiën is verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van het algemene financieel-economische beleid, het doelmatig beheer van 's Rijks financiën, de belastingpolitiek en fiscale wetgeving en de heffing, inning en controle van Rijksbelastingen.

De indeling van de memorie van toelichting is als volgt. In het algemeen deel wordt teruggeblikt op de begrotingsuitvoering (paragraaf 2), het gevoerde beleid per beleidsterrein (paragraaf 3 t/m 6) en de bedrijfsvoering (paragraaf 7).

De artikelsgewijze toelichting bij de rekening bevat per begrotingsartikel een toelichting bij opmerkelijke verschillen tussen de oorspronkelijke begroting en de uiteindelijke realisatie.

Ten opzichte van vorig jaar is de presentatie van de artikelsgewijze toelichting aangepast. De aanpassingen, die gericht zijn op het verbeteren van de inhoud en leesbaarheid, zijn de volgende:

Het hanteren van grensbedragen voor het toelichten van artikelen

Als hoofdlijn voor het opnemen van een artikelsgewijze toelichting bij de rekening zijn de volgende grensbedragen in acht genomen:

– voor de uitgaven- en niet-belastingontvangstenartikelen is een toelichting opgenomen indien het verschil tussen het bedrag van de ontwerp-begroting en de realisatie meer is dan 5% van het bedrag van de ontwerp-begroting en daarnaast groter is dan f 5 mln.;

– voor de belastingontvangstenartikelen geldt gelet op de omvang van de bedragen een ruimere limiet te weten meer dan 5% en groter dan f 50 mln.

Voor de resterende artikelen is individueel bezien of een toelichting zinvol is onder meer gelet op het beleidsmatige karakter van het artikel.

Geen mutaties uit suppletore begrotingen in realisatie-overzichten

In de artikelsgewijze toelichting is ervoor gekozen in de realisatie-overzichten geen mutaties meer op te nemen uit de suppletore begrotingen. Het realisatie-overzicht bevat 3 kolommen te weten begroting, realisatie en verschil. Dit verschil is vervolgens toegelicht. Voor een toelichting op de mutaties bij de 1e en 2e suppletore begroting wordt verwezen naar de Kamerstukken (Kamerstukken II 1996/97, 24 356 nr.2 resp. 25 780, nrs. 2 en 4) en naar de recentelijk ingediende slotwet. De belastingontvangsten zijn daarnaast toegelicht in de Voorjaarsnota 1997, de Miljoenennota 1998 (Vermoedelijke Uitkomsten 1997) en de Voorlopige Rekening 1997.

2.2. TERUGBLIK BEGROTING

2.2.1. Uitgaven en niet-belastingontvangsten

Het begrotingsjaar 1997 werd voor IXB gekenmerkt door onderschrijdingen bij de uitgaven (f 600 mln.) en meevallende niet-belastingontvangsten (f 1 545 mln). In totaal zijn de realisaties met f 2 145 mln. meegevallen.

Tabel 2.1 geeft een globaal overzicht (uitgaven en niet-belastingontvangsten gesaldeerd) van de grootste afwijkingen van de realisaties 1997 op de begroting IXB ten opzichte van de ontwerp-begroting 1997 (OW97).

Tabel 2.2.1. Begrotingsjaar 1997: Afwijkingen op hoofdlijnen (x f 1 mln. , «-» = tekortverlagend)

Budgettair beeld ten opzichte van de ontwerp-begroting 1997 
Onderuitputting IXB ten opzichte van OW97– 2 145
waarvan:  
– niet relevant voor de ijklijn1– 912
– ontwikkelingssamenwerking (OS)– 42
– technische overboekingen en middelenafspraken– 171
– totaal relevante onderuitputting IXB– 1 020
waarvan: 
* exportkredietverzekering– 671
* Domeinen– 201
* Regeling Bijzondere Financiering/Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen– 80
* afdracht Staatsloterij– 34
* overig– 34

De uitgavenijklijn waaraan bij de begrotingsvoorbereiding en -uitvoering de uitgavenvoornemens en -ontwikkelingen worden getoetst.

Niet relevante onderuitputting

De belangrijkste posten op de IXB begroting die niet relevant zijn voor de uitgavenijklijn, betreffen de winstafdracht De Nederlandsche Bank (DNB), de administratieve boeten en de opbrengst uit verkoop van vermogenstitels. De onderschrijding van f 912 mln. in 1997 heeft met name betrekking op de winstafdracht van DNB (f 448 mln.), de verkoopopbrengst van de achtergestelde obligaties van de ING-groep (f 317 mln.) en de hogere ontvangsten administratieve boeten (f 130 mln.).

Overboekingen en middelenafspraken

De f 171 mln. overboekingen en middelenafspraken betreffen voor f 207 mln. extra ontvangsten vallende onder middelenafspraken met diverse departementen. Daartegenover staan overboekingen naar diverse departementen voor f 36 mln.

Ontwikkelingssamenwerking (OS)

De onderuitputting bij OS is met name het gevolg van wijzigingen in het verzilveringsschema van multilaterale banken, veroorzaakt door veranderingen in de kasbehoefte, en afwijkingen tussen geraamde en gerealiseerde koersen.

Relevante onderuitputting IXB

Zowel de uitgaven als de ontvangsten bij de Exportkredietverzekering zijn aanzienlijk meegevallen. Vooral de ontvangsten zijn hoger uitgekomen (f 528 mln.), met name vanwege het goed nakomen van consolidatieregelingen door de belangrijkste debiteurenlanden (f 500 mln.). De premie-ontvangsten zijn verder met f 28 mln. meegevallen. De totale uitgavenonderschrijding bedraagt f 143 mln., waarvan f 139 mln. voor rekening van de schade-uitkeringen komt.

De meevaller bij Domeinen betreft voor f 21 mln. lagere uitgaven en voor f 180 mln. hogere ontvangsten uit verkopen. Een bedrag van f 98 mln. van deze extra verkoopontvangsten vloeit voort uit de verkoop van agrarische landbouwgronden.

De meevaller bij de Regeling Bijzondere Financiering/Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen (Regeling BF/PPM) wordt met name veroorzaakt door lagere uitgaven bij de Regeling BF, vanwege de algemene goede gang van zaken bij bedrijven waaraan kredieten zijn verstrekt.

De afdracht Staatsloterij is vanwege de gunstige omzetontwikkeling bij de Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij (SENS) hoger uitgekomen.

In grafiek 2.1 worden de raming en realisatie van de uitgaven IXB in 1997 tegenover elkaar geplaatst. De uitgaven zijn verdeeld over de categorieën apparaatsuitgaven Kernministerie en Belastingdienst, heffings- en invorderingsrente, beleidsuitgaven (waaronder de Exportkredietverzekering, de regeling Bijzondere Financiering, deelnemingen in het kapitaal van Multilaterale Banken) en overig.

kst-26025-23-1.gif

Grafiek 2.2.1: Raming en realisatie uitgaven IXB 1997

In aanvulling op de bovenstaande toelichtingen bij de onderschrijdingen, kan nog ten aanzien van de apparaatsuitgaven opgemerkt worden dat de apparaatsuitgaven Belastingdienst uiteindelijk f 111 mln. hoger zijn uitgekomen dan geraamd. Dit wordt met name veroorzaakt door maatregelen in het kader van de uitvoering van fiscale wetsvoorstellen (f 22 mln.), hogere kosten in verband met de uitvoering van de Wet Onroerende Zaken (f 42 mln.), aanschaf van automatiseringsapparatuur (f 30 mln.) en uitgaven in verband met de euro (f 16 mln.).

Daarnaast zijn de uitgaven heffings- en invorderingsrente meegevallen (f 478 mln.) als gevolg van kortere doorlooptijden en een daling van het rentepercentage. De ontvangstenheffings- en invorderingsrente zijn om dezelfde redenen lager uitgekomen (f 480 mln.) In grafiek 2.2 worden de raming en de realisatie van de niet-belastingontvangsten IXB 1997 tegenover elkaar geplaatst. De niet-belastingontvangsten zijn verdeeld over de categorieën afdracht DNB, heffings- en invorderingsrente, apparaatsontvangsten (niet belastingontvangsten die worden gegenereerd door het apparaat, waaronder de opbrengsten uit verkoop en exploitatie door Domeinen) en overige ontvangsten (waaronder ontvangsten Exportkredietverzekering en Regeling Bijzondere Financiering).

Grafiek 2.2.2: Raming en realisatie niet-belastingontvangsten IXB 1997

kst-26025-23-2.gif

2.2.2. Belastingontvangsten

Ten opzichte van de ontwerp-begroting is er bij de belastingontvangsten in 1997 sprake van een overschrijding van f 10,5 mld. Tabel 2.2 geeft een samenvattend overzicht. Voor een toelichting van de belangrijkste verschillen in de tabel wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Tabel 2.2.2: Belastingopbrengsten op kasbasis voor 1997 (x f 1 mld.)1

 BegrotingRealisatieVerschil2
Kostprijsverhogende belastingen384,086,72,7
Invoerrechten3,63,70,1
Omzetbelasting47,649,51,9
Belasting op personenauto's en motorrijwielen4,34,60,2
Accijnzen15,515,0– 0,6
Belastingen van rechtsverkeer5,05,90,8
Motorrijtuigenbelasting3,94,00,1
Verbruiksbelasting op milieugrondslag3,53,60,1
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten0,40,40,0
Belasting op zware motorrijtuigen0,20,20,0
    
Belastingen op inkomen, winst en vermogen76,484,27,8
Inkomstenbelasting6,14,9– 1,3
Loonbelasting39,439,80,4
Dividendbelasting2,43,30,9
Kansspelbelasting0,20,20,0
Vennootschapsbelasting24,932,37,5
Vermogensbelasting1,51,70,1
Successierechten1,82,10,3
    
Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten0,10,10,0
Totaal generaal160,6171,010,5

1 De cijfers in deze tabel hebben betrekking op de belastingontvangsten voor aftrek van het aandeel dat toekomt aan het Provincie en de afdrachten aan de Europese Unie.

2 Inclusief afrondingsverschillen.

3 Inclusief de niet voor de Rijsbegroting relevantie invoerrechten.

2.3. BELEIDSTERREIN ALGEMEEN

2.3.1. Staatsloterij

Bij het initiatief van SENS en Stichting Nationale Sporttotalisator (SNS) tot fusie heeft de ALN/SUFA (de BankGiroloterij) zich aangesloten. Het voornemen van deze partijen te fuseren is in oktober 1997 neergelegd in een intentieverklaring die is ondertekend door de betrokken organisaties en hun «aandeelhouders». Het fusieproces, dat dient te worden afgerond met een wijziging van de Wet op de kansspelen, zal in 1998 worden voortgezet.

2.3.2. Domeinen

Inleiding

In 1997 heeft de dienst Domeinen evenals in 1996 hoge ontvangsten gerealiseerd tegen gelijkblijvende uitgaven. De belangrijkste ontwikkelingen in 1997 hebben betrekking op de agrarische domeinen en op de strategie van Domeinen (zie hiervoor paragraaf 7.2.1).

Agrarische domeinen

In verband met de wens van de Tweede Kamer om de verkoop van agrarische domeinen te stimuleren heeft de Commissie agrarische domeinen in 1997 advies uitgebracht aan de Staatssecretaris van Financiën over de mogelijkheden voor verkoopintensivering tegen marktconforme prijzen en de voorwaarde waaronder heruitgifte in erfpacht marktconform kan plaatsvinden. Het kabinet heeft naar aanleiding van voormeld advies haar standpunt kenbaar gemaakt aan de Tweede Kamer.

Kort samengevat komt het kabinetsstandpunt op het volgende neer:

1. versnelde afstoting van agrarische domeingronden op grote schaal wordt alleen overwogen tegen marktconforme prijzen. Concrete indicaties vanuit de markt, die erop wijzen dat bedoelde intensivering mogelijk is, worden zorgvuldig onderzocht;

2. het geldende verkoopbeleid agrarische domeinen wordt voortgezet met inachtneming van de volgende wijzigingen:

a. het systeem van plafondprijzen vervalt;

b. de verkoopprijzen van verpachte en in erfpacht uitgegeven agrarische domeinen worden vastgesteld op basis van de waarde in verpachte staat, met dien verstande dat de in erfpacht uitgegeven agrarische gronden worden verkocht als ware de grond verpacht;

c. bedrijfsvergroting vindt voortaan plaats op basis van onderhandse verkoop aan de gegadigde met wiens bedrijfsvergroting de landbouwstructuur het meest wordt gediend;

d. de zogenaamde wachttijd vervalt;

e. pachters die ouder zijn dan 50 jaar en geen geschikte bedrijfsopvolger hebben, kunnen kopen voor de getaxeerde vrije waarde onder opneming van een anti-speculatiebeding;

3. eenmalige heruitgifte in erfpacht vindt, conform het advies van de commissie-Koopmans, plaats voor de duur van 40 jaar. Bij de vestiging van de erfpachtrechten kan geen vrijstelling worden verleend van de heffing van overdrachtsbelasting.

2.3.3. Bureau Schade-afwikkeling (BSA)

BSA is, zoals eerder aangekondigd in de begroting IXB, per 1 december 1997 overgedragen aan de Stichting Pensioenfonds Abp. De nieuwe dochtermaatschappij, BSA Schaderegeling BV, blijft de dienstverlening voor de overheid uitvoeren. Het betreft de uitvoering van het Omslagstelsel Rijkswagenpark en de Verhaalswet ongevallen ambtenaren. De uitgaven en ontvangsten van het Omslagstelsel Rijkswagenpark blijven verantwoord worden op de begroting IXB.

2.4. FINANCIËN BINNENLAND

2.4.1. Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland

Met ingang van 1 juli 1997 is de Tijdelijke regeling subsidie tankstations in werking getreden. De regeling geldt tot 1 juli 2000 en heeft tot doel ondernemers waarvan het tankstation binnen een afstand van 20 kilometer van de Nederlands-Duitse grensovergang is gelegen, een tegemoetkoming te verstrekken in verband met het toegenomen verschil in accijnsniveau tussen beide landen. De subsidie wordt maandelijks uitgekeerd en is gebaseerd op de gemiddelde maandomzet van benzine in de periode 1 juli 1996 tot en met 30 juni 1997. De subsidie is afhankelijk van de afstand tot de grensovergang. Voor tankstations die op maximaal 10 kilometer van de grensovergang zijn gelegen geldt een subsidiebedrag van f 0,10 per liter. Voor tankstations waarvoor die afstand meer dan 10 kilometer bedraagt en niet meer dan 20 kilometer, geldt een subsidiebedrag van f 0,05 per liter. De subsidie is op grond van communautaire regelgeving gebonden aan een maximum van 100 000 ECU per ondernemer voor een periode van drie jaar. Teneinde binnen dat kader een versnelde uitbetaling te bewerkstelligen wordt het maandelijks uit te keren bedrag dat resulteert uit de gemiddelde maandomzet en het subsidiebedrag vermenigvuldigd met de factor 2. In de regeling is voorzien in een vermindering van de subsidiebedragen wanneer de accijns op benzine in Duitsland wordt verhoogd.

De uitvoeringsorganisatie Senter van het Ministerie van Economische Zaken is verantwoordelijk voor de uitvoering. De uitgaven voor de regeling worden verantwoord op artikel 02.11.

2.4.2. Binnenlands Geldwezen

Het wetsvoorstel tot invoering van de dwangsom en de bestuurlijke boete in de financiële wetgeving (IDBB) is op 18 december 1997 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 1997/98, 25 821 nr. 2). Het voorstel verleent aan de minister van Financiën, De Nederlandsche Bank (DNB), de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) en de Verzekeringskamer (VK) de bevoegdheid om bij overtreding van de regels van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, de Wet inzake de wisselkantoren, de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996 en de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 een dwangsom en een bestuurlijke boete op te leggen. Doelstelling is de effectiviteit van de handhaving van de betrokken wetten te verbeteren en daarmee de integriteit van het financiële stelsel te bevorderen.

2.4.3. Verzekeringswezen

Naar aanleiding van het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW) inzake de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf (Wabb), alsmede naar aanleiding van de evaluatie van deze wet zijn twee wetsvoorstellen opgesteld.

Op 3 september 1997 is aan de Tweede Kamer een wetsvoorstel aangeboden tot afschaffing van het begunstigingsverbod in de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf. Daarmee wordt onder meer mogelijk gemaakt dat assurantietussenpersonen retourprovisie verlenen (Kamerstukken II 1997/98, 25 507, nr. 2). Inmiddels is door de Tweede Kamer het verslag vastgesteld (Kamerstukken II 1997/98, 25 507 nr. 4) en is de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer gezonden.

Een tweede wetsvoorstel is op 19 december 1997 door de Ministerraad goedgekeurd en voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Hierin wordt voorgesteld de overige beloningsregels in de Wabb te laten vervallen. Voor tussenpersonen wordt het daardoor mogelijk ook op andere wijze beloond te worden dan door middel van de tot nu toe voorgeschreven provisie van de verzekeraar. Daarnaast zijn in het voorstel de resultaten van de evaluatie van de wet opgenomen.

De onderhandelingen in Brussel over het richtlijnvoorstel betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep hebben in november 1997 geleid tot een politiek akkoord. Een gemeenschappelijk standpunt zal in de eerste helft van 1998 kunnen worden bereikt. Doel van de richtlijn is het toezicht op verzekeraars die deel uitmaken van een verzekeringsgroep uit te breiden (met behoud van het bestaande toezichtssysteem op individuele verzekeraars).

Naar aanleiding van de deconfiture van levensverzekeraar Vie d'Or is een wetsvoorstel ingediend dat ertoe strekt de minister van Financiën in staat te stellen om van de financiële toezichthouders de gegevens te verkrijgen die naar zijn oordeel nodig zijn voor een onderzoek naar de toereikendheid van de betrokken toezichtswetgeving of van de wijze waarop de toezichthouders deze wetgeving uitvoeren of hebben uitgevoerd (het zogenaamde wetsvoorstel «Toezicht op Toezicht» , Kamerstukken II 1995/96, 24 456 nr. 1). Dit wetsvoorstel is op 18 februari 1997 in de Tweede Kamer plenair behandeld. Daarbij is een amendement ingediend door het lid Witteveen-Hevinga c.s., dat ertoe strekt de minister van Financiën in staat te stellen de door hem ten behoeve van zijn bovengenoemde onderzoek ontvangen gegevens en inlichtingen vertrouwelijk aan de Staten-Generaal mee te delen. Over de strekking van dit amendement is advies gevraagd aan de Raad van State en aan de Europese Commissie. Deze adviezen zijn inmiddels ontvangen en begin 1998 zal het nader rapport ter zake aan de Tweede Kamer worden gezonden.

Naar aanleiding van de Evaluatie inzake de gebeurtenissen rond Vie d'Or is een wetsvoorstel in voorbereiding waarin een deel van de in de evaluatie opgenomen aanbevelingen tot wijziging van de regelgeving zullen worden opgenomen. Inmiddels is door de Raad van State advies uitgebracht. Het wetsvoorstel zal in het tweede kwartaal van 1998 aan de Tweede Kamer worden gezonden.

2.4.4. Bankwezen

Nadat rond de zomer het advies van het Europees Monetair Instituut (EMI) was ontvangen is in 1997 een aanvang gemaakt met de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 (Wtk 1992), dat tot doel heeft de effectiviteit van die wet op een aantal punten te verbeteren.De Wtk 1992 kende in de dagelijkse toezichtspraktijk voor De Nederlandsche Bank een enkele ongewenste uitwerking en bood daarnaast niet altijd de ruimte om een bepaalde prudentiële beleidslijn te volgen. De wijzigingen betreffen, naast een groot aantal punten die technisch van aard zijn of die voortvloeien uit de minimum standards van het Bazels Comité voor bankentoezicht, onder andere het toekennen van de bevoegdheid aan De Nederlandsche Bank om bij iedere onderneming of instelling van welke hij vermoedt dat zij een kredietinstelling is of dat zij de Wtk 1992 overtreedt, alle inlichtingen in te winnen of te doen inwinnen die redelijkerwijs geacht kunnen worden nodig te zijn om dit te beoordelen. Ten slotte is, in verband met de verantwoordelijkheid van Nederland om zorg te dragen voor een tijdige, correcte en volledige implementatie van EU-richtlijnen, een ministeriële bevoegdheid tot het geven van voorschriften aan DNB opgenomen.

In september 1997 heeft een examinatie-team van de Financial Action Task Force on money laundering (FATF) gedurende drie dagen Nederland bezocht om te bezien of de Nederlandse wetgeving tegen het witwassen van geld effectief is. Het examinatie-team, bestaande uit drie experts afkomstig uit verschillende landen heeft tevoren uitgebreide schriftelijke informatie ontvangen. Gedurende drie dagen heeft men gesprekken gevoerd met alle bij de strijd tegen het witwassen betrokkenen: het ministerie van Financiën, het ministerie van Justitie, de toezichthouders op de financiële markten, het Openbaar Ministerie, het meldpunt, de politie en de representatieve organisaties uit de financiële sector. De examinatoren hebben hun bevindingen vastgelegd in een concept-rapport ter bespreking in 1998 in een vergadering van de FATF. Begin 1998 zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over het verloop van de examinatie. Zodra het rapport in juni 1998 definitief door de FATF zal zijn goedgekeurd, zal dit ter informatie aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

In 1997 hebben de ambtelijke voorbereidingen voor het wetsvoorstel over grensoverschrijdende overmakingen plaatsgevonden en is dit wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State aangeboden. Nadat de Raad van State advies heeft uitgebracht, zal het wetsvoorstel begin 1998 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Dit wetsvoorstel, dat strekt tot uitvoering van een Europese richtlijn, beoogt een versterking van de positie van de cliënt die binnen de Europese Unie een grensoverschrijdende betaling wil verrichten. Voornaamste doel van de bepalingen is het vastleggen van de eisen waaraan de diensten voor grensoverschrijdende overmakingen moeten voldoen en het bewerkstelligen dat de consument bij overschrijvingen in de interne markt dezelfde minimale bescherming krijgt. De richtlijn voorziet voor cliënten van kredietinstellingen die de overschrijving van hun betalingen verzorgen in een wettelijk kader ter bescherming van hun belangen. Deze belangen betreffen primair een goede informatievoorziening, een juiste en tijdige uitvoering van de overmaking, zekerheid dat het geld niet verloren gaat en een goede regeling voor de oplossing van geschillen. Het uiteindelijk doel van de richtlijn is ten slotte te komen tot een efficiënt en goed werkend Europees betalingsverkeersysteem.

Gedurende 1997 hebben in Brussel besprekingen plaatsgevonden over de Richtlijn Payment finality. In deze richtlijn wordt met betrekking tot betalingsverkeer- en effectenafwikkelsystemen een algemeen (Europees) juridisch kader geschapen. Het betreft hier regels voor verrekening, herroeping, de 00.00 uurregeling, ingebracht onderpand en andere zekerheidsrechten en het toepasselijke faillissementsrecht. De belangrijkste doelstellingen van de richtlijn zijn de versteviging van de stabiliteit van het Europees financieel stelsel, het verbeteren van het efficiënt en effectief functioneren van Europese betalingsverkeersystemen en het ondersteunen van het EMI in zijn taken bij de EMU. De verwachting is dat de besprekingen in 1998 zullen worden afgerond.

In 1997 is de nieuwe Mededingingswet totstandgekomen. In deze Wet is bepaald dat de uitzonderingspositie voor concentraties van financiële instellingen, die daarin is opgenomen na twee jaar komt te vervallen (per 1 januari 2000) en dat concentraties van kredietinstellingen met andere ondernemingen dan kredietinstellingen of verzekeringsmaatschappijen direct bij de invoering van de Mededingingswet onder de bevoegdheid van de nieuwe Nederlandse Mededingingsautoriteit vallen (NMa). Bij de Tweede Kamerbehandeling van de Mededingingswet is toegezegd dat zou worden bezien hoe de overgang van de mededingingstoets van de financiële toezichthouders naar de NMa vorm kan worden gegeven. Daartoe is eind 1997 een overleg gestart met de financiële toezichthouders en de NMa om te komen tot procedures. Duidelijk moet worden hoe de verschillende verantwoordelijkheden komen te liggen, hoe bij noodsituaties de NMa en de financiële toezichthouders snel genoeg kunnen opereren, hoe over mogelijk botsende belangen snel en effectief kan worden beslist en op welke wijze in de toekomst de voor de beoordeling van de mededingingsaspecten benodigde gegevens aan de NMa kunnen worden doorgegeven.

In 1997 is besloten de zogenaamde «money transfers» onder de werking van de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet MOT) te brengen, aangezien in de praktijk gebleken was dat «money transfers» witwasgevoelig zijn en ook voor het witwassen van gelden worden gebruikt. Door gelden met behulp van «money transfers» te verplaatsen, kan op redelijk eenvoudige wijze het papieren spoor worden doorbroken. Om te kunnen bepalen of de transactie een ongebruikelijke transactie is in de zin van de wet MOT worden bij ministeriële regeling zogenaamde indicatoren ingevoerd aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of melding dient te geschieden. Aangezien de «money transfer» een financiële dienst is die niet alleen kan worden verleend door kredietinstellingen in de zin van de Wet toezicht kredietwezen 1992, maar ook door natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die geen kredietinstelling zijn, is in 1997 eveneens een aanvang gemaakt met het opstellen van een wetsvoorstel om de wet inzake de wisselkantoren van toepassing te laten worden op alle niet-kredietinstellingen die «money transfers» uitvoeren, waardoor deze instelling ook onder toezicht van De Nederlandsche Bank worden gebracht.

Op 28 november 1997 is de wijziging van het Besluit Politieregisters in werking getreden op grond waarvan het Openbaar Ministerie antecedenten inzake beleidsbepalende personen van onder toezicht staande financiële instellingen kan verstrekken aan de toezichthouders op de financiële markten. Op deze wijze kunnen de toezichthouders zelf een oordeel vormen over de betrouwbaarheid van beleidsbepalers bij de onder toezicht staande instellingen. Met het oog op de nadere invulling van de werkwijze terzake is onder leiding van Financiën een overleg gestart tussen het Openbaar Ministerie en de toezichthouders met als doel werkafspraken vast te leggen in een convenant.

2.4.5. Effectenwezen

Naar aanleiding van de recente gebeurtenissen rond de Amsterdamse effectenbeurs heeft de Minister van Financiën op 19 december 1997 de Nota Integriteit Financiële sector aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 25 830, nr. 1). In deze nota, die is mede-ondertekend door de Ministers van Justitie en van Economische Zaken en door de Staatssecretarissen van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, wordt de handhaving van de integriteit van de financiële sector in den brede aan de orde gesteld, met het doel om de reeds eerder in gang gezette versterkingen in de sfeer van regelgeving en toezicht, opsporing en vervolging en de samenwerking tussen alle betrokkenen systematisch weer te geven. Daarnaast wordt in de nota een aantal aanvullende beleidsinitiatieven opgesomd, die enerzijds betrekking hebben op aanscherping van wet- en regelgeving en anderzijds op verbeteringen op het terrein van onderlinge samenwerking in combinatie met noodzakelijke capaciteitsuitbreidingen (in totaal circa 95 formatieplaatsen).

Op 13 oktober 1997 is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 met het oog op ontwikkelingen in de organisatie van het toezicht op het effectenverkeer (Kamerstukken II, 25 670, nrs.1–3). Dit wetsvoorstel vloeit voort uit de gewijzigde opvattingen over de rol van zelfregulering bij het toezicht op het effectenverkeer, in het bijzonder ten aanzien van het toezicht op effecteninstellingen die zijn toegelaten tot een effectenbeurs. Het wetsvoorstel leidt ertoe dat de positie van de Stichting Toezicht Effectenverkeer als onafhankelijke toezichthouder wordt versterkt. Op 3 december 1997 heeft de vaste commissie voor Financiën verslag uitgebracht over het wetsvoorstel.

Op 18 september 1997 is een voorstel ingediend tot wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 ter uitvoering van de EU-richtlijn inzake de beleggerscompensatiestelsels (Kamerstukken II, 25 623, nrs. 1–3). Op grond van dit voorstel zullen alle effecteninstellingen waaraan het is toegestaan om in Nederland effectendiensten aan te bieden of te verrichten, verplicht zijn deel te nemen in een stelsel ter bescherming van de beleggers tegen het risico dat effecteninstellingen niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Het voorstel sluit qua opzet en doel nauw aan bij de reeds in de Wet toezicht kredietwezen 1992 vastgelegde collectieve garantieregeling ter uitvoering van de EU-richtlijn inzake de depositogarantiestelsels. Op 12 december 1997 heeft de vaste commissie voor Financiën schriftelijk verslag uitgebracht over dit wetsvoorstel.

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 teneinde de effectiviteit van deze wet op het gebied van het bestrijden van gebruik van voorwetenschap te vergroten (Kamerstukken II, 25 095) is op 25 november 1997 door de Tweede Kamer aanvaard en aan de Eerste Kamer gezonden.

2.4.6. Muntwezen/euro

De regiefunctie van de Minister van Financiën met betrekking tot de invoering van de euro in de Nederlandse samenleving heeft ook in 1997 tot tal van activiteiten geleid. Het Nationaal Forum, waarin de Nederlandse samenleving breed is vertegenwoordigd, wordt voorgezeten door het Ministerie van Financiën, dat tevens het secretariaat voert. Het Forum heeft begin 1997 de uitgangspunten voor de invoering van de euro vastgesteld:

– per 1 januari 1999 worden de wisselkoersen tussen de munten van de deelnemende lidstaten vervangen door onherroepelijk vastgeklonken omrekeningskoersen;

– uiterlijk begin 2002 worden euro bankbiljetten en euro munten in omloop gebracht die de nationale bankbiljetten en munten gaan vervangen;

– uiterlijk 1 juli 2002 zal de overgang op de euro zijn voltooid voor alle transacties en alle betrokken partijen. Nationale bankbiljetten en munten verliezen uiterlijk 1 juli 2002 hun status als wettig betaalmiddel.

Overigens zullen deze uitgangspunten, indien voortschrijdend inzicht daartoe aanleiding geeft, periodiek worden geactualiseerd.

Verder is belangrijke voortgang geboekt in de Interdepartementale Werkgroep Euro (IWE), waarvan het voorzitterschap en het secretariaat eveneens door Financiën worden bekleed. De IWE dient als klankbord voor de ministeries en als orgaan om in de komende jaren het proces van afstemming, de voortgang bij het opstellen en het «up to date» maken, alsmede het uitvoeren van de departementale overgangsrisico's te bewaken. De IWE heeft hiertoe een aantal uitgangspunten geformuleerd voor de overgang van de ministeries van de gulden naar de euro. Bij alle departementen zijn de voorbereidingen op de euro thans in gang gezet. Om ook de mede-overheden en de zelfstandige bestuursorganen te verzekeren van een centraal coördinatiepunt, is het overleg Mede-Overheden Zelfstandige Bestuursorganen en Euro (MOZE-overleg) opgericht. Voor automatiseringstechnische ondersteuning kan door overheidsinstanties een beroep worden gedaan op het Kenniscentrum AutomatiseringsConsequenties Euro (KACE).

Eurovoorlichting

De in 1997 gestarte activiteiten op het gebied van de eurovoorlichting hebben betrekking op de volgende drie hoofdvragen:

– Wat zijn de gevolgen van de euro?

– Waarom komt er een gemeenschappelijke munt?

– Onder welke voorwaarden (EMU-criteria)?

De eerste vraag staat bij de voorlichtingsactiviteiten van het Voorlichtersforum centraal. Met grote regelmaat worden advertenties van het Nationaal Forum in dag-, week- en vakbladen geplaatst waarin burgers geïnformeerd worden over de gevolgen van de introductie van de euro. Ook staat aangegeven hoe burgers aan extra informatie kunnen komen. In 1997 is voor ruim 7 miljoen gulden geadverteerd door het Nationaal Forum (bijna 2 miljoen gulden hiervan zal pas in 1998 tot betaling komen). Het Voorlichtersforum geeft ieder kwartaal het blad Eurokoers uit met de laatste stand van zaken omtrent de euro. Daarnaast is er een (gratis) Euro-telefoonlijn waar men met vragen terecht kan, een Euro-internetsite en een losbladig informatiesysteem, met een bijbehorende elektronische database. De Eurolijn is in 1997 vaak gebeld. Wekelijks wordt de lijn in ieder geval driehonderd maal gebeld, terwijl in de weken dat er geadverteerd werd het aantal telefoontjes gemiddeld opliep tot drieduizend. De meeste bellers vragen het informatiemateriaal aan; er zijn ruim 50 000 informatiepakketten verspreid.

De tweede en derde vraag die in deze fase van het voorlichtingstraject centraal staan – waarom een gemeenschappelijke munt en onder welke voorwaarden – zijn vooral van belang in het licht van het politieke besluitvormingstraject over de toetreding van Nederland tot de derde fase EMU. De voorlichting op dit punt is dan ook bij uitstek een aangelegenheid van de rijksoverheid. De antwoorden op deze vragen, maar natuurlijk ook op de vragen naar de gevolgen van de euro, zijn te vinden in de postbus 51-brochure die in april 1997 is uitgebracht en die door de minister-president en de minister van Financiën persoonlijk is ondertekend. Via advertenties en radiospots zijn burgers geattendeerd op de brochure waarvan inmiddels 850 000 exemplaren zijn verspreid. De totale uitgaven in 1997 voor het informatiemateriaal van het Nationaal Forum en Postbus 51 zijn ruim f 1,1 mln.

Met de Europese Commissie en het Europese Parlement is, na een aanvankelijke briefwisseling tussen Commissie en Nederland van medio 1997, een Memorandum of Understanding (MOU) afgesloten over financiële bijdragen vanuit Brussel aan de voorlichtingsactiviteiten in het kader van de eurovoorlichting. Voor 1997 heeft de Commissie toegezegd een bijdrage van f 3 mln. aan het Nederlandse budget te zullen leveren. Deze bijdrage zal in de loop van 1998 worden gerealiseerd.

De Minister van Financiën heeft het MOU begin december 1997 ondertekend, de Europese Commissie en het Europese parlement zullen begin 1998 een handtekening onder het MOU zetten. De vertegenwoordiger van de Europese Commissie in Den Haag heeft zitting in het Voorlichtersforum, om zo de Nederlandse ontwikkelingen en vorderingen op de voet te kunnen volgen. Twee maal per jaar komen in Brussel de euro-campagneleiders uit de verschillende lidstaten bijeen om ervaringen uit te wisselen en de diverse nationale campagnes op elkaar af te kunnen stemmen.

Naast de voorlichting over de euro zijn er een tweetal andere campagnes geweest.

2.5. FINANCIËN BUITENLAND

2.5.1. Exportkredietverzekering en investeringsgaranties

Algemeen exportkredietverzekering

De sinds 1994 positieve ontwikkeling, dat een aantal landen met omvangrijke schuldenregelingen hun verplichtingen goed nakomt heeft zich in 1997 voortgezet. In 1997 hebben zich verder geen grote schadegevallen voorgedaan. Het begrotingsjaar 1997 kan dan ook met een positief saldo worden afgesloten. Het cumulatieve kastekort uit hoofde van de herverzekering door de Staat neemt daardoor verder af.

In onderstaande tabel is het meerjarige saldo van de exportkredietverzekering opgenomen.

Tabel 2.5.1: Uitkomsten exportkredietverzekering vanaf 1932 (x f 1 mln.)

Tijdvak of jaarPremies (- vergoeding NCM)ProvenuenTotale inkomstenUitgekeerde schadenSaldo
1932–19871 3971 3242 7215 097– 2 376
1988– 1393392764– 372
198924158182744– 562
199025330355865– 510
199124569593671– 78
199248368416590– 174
199340466506670– 164
199497379476804– 328
199521626647231416
19963475178596689
19976090096056904
 1 7696 2648 03310 588– 2 555

Ontwikkelingen in EU en OESO (Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling)

In juli 1997 is overeenstemming bereikt in OESO-verband over de indeling van landen in 7 premie-klassen en de daarbij behorende premie-structuur. Tevens is afgesproken dat het nieuwe systeem in werking treedt op 1 april 1999. De noodzakelijke aanpassing in het Nederlandse systeem is thans in voorbereiding.

In december 1997 is in beginsel overeenstemming bereikt over een EU-harmonisatierichtlijn voor verzekering van middellange betalingsrisico's. In dezelfde maand is in Parijs door de deelnemers aan de zogenaamde Consensus overeenstemming bereikt over een herziene tekst van deze Consensus. De Consensus zijn internationale afspraken over het verstrekken van overheidssteun in verband met de financiering van exporttransacties. Vrijwel alle OESO-landen, waaronder Nederland, nemen hieraan deel.

Ten slotte heeft de Europese Commissie in september 1997 een mededeling inzake de verzekering van korte betalingsrisico's gepubliceerd. Deze houdt in dat in beginsel op een aantal OESO-landen geen betalingsrisico's op particuliere debiteuren meer in herverzekering mogen worden genomen.

Herverzekering investeringen

Per 15 oktober 1997 is de Regeling herverzekering investeringen (Rhi) in werking getreden. Deze regeling vervangt de Wet herverzekering investeringen 1969 (WHI) en de Tijdelijke Regeling Herverzekering Investeringen Oost-Europa (THRIO). Aldus kunnen niet-commerciële risico's verbonden aan investeringen in ontwikkelingslanden en Oost-Europese landen in herverzekering worden genomen door de Staat.

2.5.2. Internationaal Monetaire Fonds (IMF)

Het afgelopen jaar is overheerst door de financiële crisis in Azië, waar een tekortschietend investeringsbeleid, gekoppeld aan inflexibele wisselkoersarrangementen, landen in problemen deed komen, toen (veelal kortlopend) buitenlands kapitaal plots werd teruggetrokken. In reactie heeft het IMF op korte termijn kredieten verstrekt ten bedrage van USD 3,9 mld. in geval aan Thailand, USD 10 mld. aan Indonesië en USD 21 mld. aan Zuid-Korea. Nederland heeft ingestemd met deze kredieten en daarnaast in het geval van Zuid-Korea deelgenomen aan een zogenaamde «second line of defence». De conditionaliteit van deze steunverlening is in de implementatie van overeengekomen hervormingsprogramma's gericht op een herstructurering van de financiële sector, een verkrapping van het monetaire en budgettaire beleid en een liberalisering van het kapitaalverkeer. Het is duidelijk, dat internationaal meer aandacht moet komen voor het vinden van een adequate lastenverdeling tussen officiële en commerciële crediteuren.

Tijdens de Jaarvergadering in Hong Kong in september 1997 is een akkoord bereikt over een verhoging van de totale quota-omvang met 45%. Het Nederlands aandeel in het totale quotum zal stijgen van 2,37% tot 2,45% (SDR 5,162 mld). De quotaverhoging vereist een verhoging van de staatsgarantie aan DNB voor de deelname in het IMF. Na ratificatie in de lidstaten zullen naar verwachting in 1999 de extra middelen beschikbaar komen. Er is in het Interim Committee eveneens ingestemd met een wijziging in de IMF-statuten, die eenmalig het reeds uitstaande bedrag aan SDR's verdubbelt, zodat recent toegetreden IMF-lidstaten op gelijke wijze als andere van SDR-allocaties kunnen profiteren.

In 1997 is verdere voortgang geboekt met het multilaterale schuldeninitiatief voor de «heavily indebted poor countries» (HIPC). Op dit moment hebben zich zes landen (Oeganda, Bolivia, Burkina Faso, Mozambique, Ivoorkust en Guyana) voor het HIPC-initiatief gekwalificeerd. Voor Mozambique lijkt een oplossing nabij. Teleurstellend is dat het vinden van financieringsmiddelen binnen het IMF moeizaam verloopt en de beslissing over goudverkoop ten behoeve van ESAF-HIPC andermaal moest worden uitgesteld tot eind 1998.

2.5.3. Multilaterale ontwikkelingsbanken

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de committeringen en uitbetalingen van de hieronder besproken instellingen. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat het hier dus niet gaat om de bijdragen van Nederland aan deze instellingen

Tabel 2.5.3: Committeringen en uitbetalingen (bedragen in dollars, tenzij anders aangegeven x 1 mld.)

 IBRD1IDA1IFC1AsDBAsDFAfDB3(SDR)AfDF3(SDR)IDBIICFSOEIB (ECU)EBRD (ECU)
C14,54,63,327,81,60,60,75,640,1550,326,22,36
U14,06,02,05,11,20,70,45,00,050,523,52,0

C = committeringen (toegezegde kredietverlening en eventuele deelnemingen)

U = uitbetalingen

1 Bedragen hebben betrekking op boekjaar 1997 (1 juli 1996–30 juni 1997).

2 waarvan 0,7 voor deelnemingen.

3 de leningen zijn weergegeven in de Unit of Account van de AfDB, de waarde hiervan is gelijk aan die van de SDR.

4 waarvan 0,2 aan gesubsidieerde leningen onder de Intermediate Financing Facility.

5 waarvan 0,06 voor deelnemingen.

6 waarvan 0,4 voor deelnemingen.

Wereldbankgroep

Het totale bedrag aan uitstaande leningen bedraagt ultimo boekjaar 1997 bijna USD 106 mld., hetgeen overeenkomt met 53% van de statutaire uitleenlimiet.

De Wereldbank heeft deelgenomen in de noodpakketten ter bestrijding van de Aziatische crisis, waarbij Korea een lening kreeg van USD 3 mld. en Thailand een lening van USD 350 mln. De activiteiten van de Bank zijn hierbij met name gericht op herstructurering van de financiële sector van deze landen.

De totale omvang van de door de International Development Association (IDA) verstrekte leningen is ten opzichte van boekjaar 1996 gedaald. Deze daling kan worden verklaard door de toegenomen aandacht voor goed beleid van de ontvangende landen als voorwaarde voor IDA-kredieten en het wegwerken van achterstanden in de pijplijn van reeds goedgekeurde projecten.

De in boekjaar 1997 goedgekeurde leningen bedroegen voor de International Finance Corporation (IFC) USD 2,6 mld. Verder werd voor een bedrag van USD 673 mln. aan deelnemingen goedgekeurd.

Met betrekking tot een kapitaalverhoging voor het Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA ) is in 1997 in beginsel overeenstemming bereikt over een kapitaalverhoging, waarvan de helft door de aandeelhouders bijeengebracht zal worden, terwijl de andere helft voor rekening van de IBRD zal komen. Verder is een programma opgestart waarbij het risico voor het MIGA op nieuw af te sluiten contracten gedeeltelijk kan worden herverzekerd bij een private verzekeraar.

Aziatische Ontwikkelingsbank en het Aziatisch Ontwikkelingsfonds

De Aziatische Ontwikkelingsbank (AsDB) is in 1997 actief betrokken geweest bij de internationale initiatieven om de crises in verschillende landen in de regio te bestrijden. Meer dan de helft van de kredietverlening kwam voor rekening van Zuid-Korea met een financiële sectorlening van USD 4 mld., waarvan in december direct de helft werd uitbetaald. In 1998 zal de AsDB waarschijnlijk nog noodhulp verstrekken aan Indonesië en Thailand.

De zesde middelenaanvulling van het Aziatisch Ontwikkelingsfonds (AsDF), waarover eind 1996 overeenstemming werd bereikt, is op 22 maart 1997 formeel goedgekeurd. De middelenaanvulling bedraagt USD 6,3 mld., waarvan donoren USD 2,7 mld. voor hun rekening nemen. Het Nederlandse aandeel in de donorbijdragen is 2,43 procent.

Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbankgroep

De Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB) keurde in 1997 voor een bedrag van USD 5,4 mld. aan gewone bankleningen goed (1996 USD 6,1 mld.). Verder verstrekte de IDB voor USD 271 mln. (1996 USD 267 mln.) aan gesubsidieerde leningen onder de Intermediate Financing Facility (IFF) en voor USD 283 mln. (1996 USD 373 mln.) aan concessionele leningen uit het Fund for Special Operations (FSO). De belangrijkste beleidskwestie bij de IDB was in 1997 het vullen van het tekort aan concessionele middelen voor FSO, rentesubsidies onder de IFF en de IDB-bijdrage aan het HIPC-initiatief over de periode 1998–2001. Een werkgroep van Gouverneurs heeft hierover begin 1998 in zoverre een akkoord bereikt dat de financiering voor 1998 en 1999 geregeld is en dat over de rest verder gepraat wordt. De onderhandelingen over de kapitaalverhoging van de Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij (IIC; de private sector-poot van de IDB-groep) die in 1996 begonnen zijn hebben nog niet tot resultaten geleid. Een kapitaalverhoging is nodig omdat de ruimte voor het aangaan van nieuwe deelnemingen vrijwel op is.

Afrikaanse Ontwikkelingsbankgroep

Er is door de Bank voor een bedrag van UA1 574 mln. aan leningen verstrekt waarvan UA 19 mln. bestemd was voor de particuliere sector. Uit het fonds werd voor een bedrag van UA 720 mln. aan leningen verstrekt. De uitbetalingen bedroegen voor de Bank (AfDB) UA 696 mln. en voor het Fonds (AfDF) UA 389 mln. In 1997 is besloten tot een eerste bijdrage aan het HIPC-initiatief voor een bedrag tussen de UA 180 en de UA 230 mln. In de onderhandelingen over de vijfde kapitaalverhoging zijn na initiële impasse vorderingen gemaakt. Overeenstemming is ontstaan over het feit dat de kapitaalverhoging met name tot doel heeft de financiële positie van de Bank op de kapitaalmarkt te verbeteren. Hiertoe is overeengekomen dat het aandeel van de niet-regionale aandeelhouders (nu 33%) tot een nog niet nader gedefinieerd niveau te verhogen.

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

Voor iedere door de EBRD verstrekte ECU (in totaal ECU 2,3 mld.) werd door andere financiers 1,8 ECU verschaft. De grootste leningnemer was als voorheen de Russische Federatie; tweede en derde waren Roemenië en Oekraïne. De EBRD is in alle 26 landen die voor projecten in aanmerking komen, actief. Daarbij heeft zij de laatste paar jaar een accent gelegd bij middelenverstrekkingen ten behoeve van financiële instellingen; in 1997 was 29 procent van de totale uitstaande financiering in de financiële sector belegd. In 1997 heeft de EBRD tevens prioriteit gegeven aan projecten op het gebied van de energie en het milieu.

Europese Investeringsbank

In 1997 heeft de Europese Investeringsbank (EIB) 12% meer leningen verstrekt dan in het voorgaande jaar. Het totaal aan uitstaande leningen bedraagt per ultimo 1997 ECU 142,4 mld. Aangezien het maximum-uitleenplafond van ECU 155 mld. naar verwachting binnen afzienbare tijd zal worden bereikt, zal in 1998 een besluit worden genomen over een kapitaalverhoging.

Evenals voorgaande jaren was in 1997 het grootste deel van de leningen aan projecten in EU-lidstaten bestemd voor regionale ontwikkeling, trans-europese netwerken, milieu- en energieprojecten, industrie en MKB. Nieuw is dat ook aan de sectoren onderwijs, gezondheidszorg en stedelijke ontwikkeling leningen kunnen worden verstrekt; aanleiding daarvoor is de resolutie Groei en Werkgelegenheid van de Europese Raad van Amsterdam (juni 1997) die binnen de EIB aanleiding was voor een zogenaamd Amsterdam Special Action Programme. In dit zelfde programma is vastgelegd dat nieuwe risicodragende instrumenten voor het MKB zullen worden ontwikkeld; hiervoor is ECU 1 mld. gereserveerd voor de periode 1997–2000. Een deel van dit geld is bestemd voor dekking van het risico van deelneming in een Europees Technologie fonds, dat deelnemingen in venture capital fondsen financiert die start en doorstart van kleine bedrijven stimuleren.

Circa 10% van de EIB-leningen is bestemd voor landen buiten de EU, zoals Oost-Europa, de Middellandse Zeeregio, ACS-landen (voormalige koloniën), Azië en Latijns-Amerika. Begin 1997 is een akkoord bereikt over de maximaal uit te lenen bedragen voor de komende drie jaar (3 520 miljoen ecu voor Midden- en Oost Europa, ECU 2 310 mln. voor Middellandse Zeeregio, ECU 900 mln. voor Azië en Latijns Amerika en ECU 375 mln. voor Zuid-Afrika). In 1997 is eveneens besloten de toekomstige toetreding van Midden- en Oost-Europese landen tot de EU te steunen door daarvoor extra EIB-leningen te verstrekken tot circa ECU 3 500 mln. voor de dezelfde periode (tot begin 2000). De leningen uit deze pretoetredingsfaciliteit zijn, in tegenstelling tot de andere leningen aan derde landen, geheel voor risico van de EIB en vallen buiten de genoemde 10% voor extern beleid.

Ontwikkelingsbank voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika

In 1997 heeft Nederland de Akte van Aanvaarding van het Verdrag ter oprichting van de Ontwikkelingsbank voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika bij de Verenigde Naties neergelegd en daarmee aangegeven deel te zullen nemen in het kapitaal van de bank. Omdat de Akte van Aanvaarding nog niet door voldoende landen is neergelegd, is het Verdrag is op dit moment nog niet in werking getreden. Het oprichtingsproces van de Ontwikkelingsbank voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika heeft aanzienlijke vertraging opgelopen ten gevolge van onduidelijkheid omtrent het verkrijgen van de vereiste goedkeuring voor de benodigde financiële middelen door het Amerikaanse Congres. Een andere vertragende factor vormt het huidige politieke klimaat; de bereidheid tot deelname van cruciale landen als Israël en Egypte is op dit moment beperkt.

2.6. FISCALE ZAKEN EN BELASTINGEN

2.6.1. Inleiding

De activiteiten binnen het Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken (DGFZ) stond in 1997 voor een belangrijk deel in het teken van het Nederlands voorzitterschap van de EU, de voorbereiding van de nota «Belastingen in de 21e eeuw: een verkenning» en de nadere uitwerking van een aantal fiscale pakketten (inclusief het Belastingplan 1998) waartoe door het kabinet in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1998 werd besloten. Hierna wordt kort ingegaan op de realisatie van de beleidsvoornemens voor 1997 zoals aangegeven in de ontwerp-begroting IXB voor het jaar 1997 en op een aantal daarin niet vermelde fiscale zaken die in 1997 hebben gespeeld. Kort wordt daarnaast ingegaan op de activiteiten van de Belastingdienst. Voor een uitgebreider overzicht wordt verwezen naar het Beheersverslag Belastingdienst 1997, waarin wordt beschreven hoe de Belastingdienst zijn taken heeft uitgevoerd en welke resultaten zijn behaald in 1997.

2.6.2. Fiscale werkgroepen; voorgenomen wetgeving

In de ontwerp-begroting IXB 1997 werd de verwachting uitgesproken dat verscheidene wetgevende maatregelen in werking zouden treden die een vervolg waren op de activiteiten van diverse werkgroepen op fiscaal gebied. Het betrof onder andere een wijziging van de Wet op de vennootschappingsbelasting 1969 die gericht was op het tegengaan van uitholling van de belastinggrondslag en op het versterken van de fiscale infrastructuur voor internationaal opererende ondernemingen. Deze wijziging is zoals beoogd met ingang van 1 januari 1997 in werking getreden. Een ander majeur wetsvoorstel in dit kader betrof de herziening van het regime inzake winst uit aanmerkelijk belang, de beperking van de aftrek van rente op consumptief krediet en een aantal aanpassingen in de vermogensbelasting (24 761). De voorstellen inzake herziening van het aanmerkelijk belangregime en de beperking van de consumptieve renteaftrek zijn op 1 januari 1997 in werking getreden en de aanpassingen in de vermogensbelasting zullen op 1 januari 1998 in werking treden. Ook in 1997 in werking getreden is de Wet aanpassing loon- en inkomstenbelasting c.a. 1997 gericht op vereenvoudiging van die belastingen en op vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en een wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enkele andere fiscale wetten in verband met de openstelling van bezwaar en beroep tegen een aantal fiscale beschikkingen. Bij de behandeling van het wetsvoorstel dat onder meer beoogt een voorlopige voorziening in de fiscale rechtsspraak te introduceren is in 1997 voortgang geboekt. Het lijkt erop dat dit wetsvoorstel medio 1998 plenair in de Tweede Kamer behandeld kan worden. Voorts is het naar aanleiding van de voorstellen van de werkgroep Witteveen vervaardigde wetsvoorstel inzake fiscale behandeling van pensioenen, op 2 december 1997 voor advies naar de Raad van State gezonden.

In 1997 heeft de regering ook een voorstel tot wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 ingediend om een aantal knelpunten in de regeling van de fiscale oudedagsreserve (FOR) weg te nemen. Deze wijziging zal 1 januari 1998 in werking treden.

Steeds vaker wordt het milieubeleid ondersteund met fiscale maatregelen. Illustraties daarvan zijn de fiscale maatregelen opgenomen in de derde rapportage Werkgroep Vergroening, het NMP3 en het wetsvoorstel fiscale milieuversterking dat oktober 1997 bij de Tweede Kamer werd ingediend en op 1 januari 1998 in werking zal treden.

Op het gebied van het nationale fiscale beleid en de wetgeving zij ten slotte nog gewezen op het wetsvoorstel fiscale structuurversterking en het Belastingplan 1998. De in deze wetsvoorstellen opgenomen maatregelen die in 1997 zijn voorbereid en op 1 januari 1998 in werking zullen treden passen volledig binnen het beleid van dit kabinet gericht op onder andere bevordering van de werkgelegenheid, versterking van de economische structuur en de kennisinfrastrucuur, en een evenwichtige inkomensontwikkeling.

2.6.3. Belastingen in de 21e eeuw: een verkenning

Wat de werkzaamheden van het DGFZ betreft, was de grootste blikvanger in 1997 ongetwijfeld de verkenning 21e eeuw. De nota Belastingen in de 21e eeuw: een verkenning (Kamerstukken II 1997–1998, 25 810, nr. 2) werd 11 december 1997 door beide bewindslieden van Financiën op een persconferentie gepresenteerd. In deze nota wordt allereerst een analyse gegeven van een aantal ontwikkelingen die de komende jaren naar verwachting een steeds belangrijkere rol zullen gaan spelen op het terrein van de belastingheffing. Vervolgens wordt een aantal uitgangspunten geformuleerd waaraan de uitkomsten van een belastingherziening dienen te worden getoetst. In de hoofdstukken daarna is voor deelterreinen uitwerking gegeven aan een aantal clusters van mogelijkheden tot herziening van het belastingstelsel. De definitieve keuzes zullen door het volgende kabinet worden gemaakt.

2.6.4. Wetgeving in Europese context

In het eerste halfjaar van 1997, de periode van het Nederlandse voorzitterschap, is een aantal belangrijke aanzetten gegeven om te komen tot Europese regelgeving. Zo zijn de onderhandelingen over een pakket maatregelen om schadelijke belastingconcurrentie tegen te gaan voortvarend ter hand genomen. Het pakket dat uiteindelijk op 1 december 1997 door de Ecofin Raad werd aanvaard, omvatte:

– een gedragscode voor de heffing van belasting op ondernemingen;

– een politieke verklaring over de wenselijkheid van maatregelen om distorsies bij de belasting van kapitaalinkomsten op te heffen;

– een voorstel voor maatregelen om bronbelastingen op grensoverschrijdende betalingen van rente en royalty's tussen vennootschappen af te schaffen.

Tijdens het Nederlandse voorzitterschap werd een richtlijnvoorstel gepresenteerd voor een nieuw gemeenschappelijk stelsel voor de belasting van energieproducten. Over dit onderwerp bleken er echter aanzienlijke meningsverschillen tussen de lidstaten te bestaan, waardoor het niet mogelijk bleek de onderhandelingen in 1997 af te ronden.

De evaluatie van de derogaties voor de accijns van minerale oliën kwam onder Nederlands voorzitterschap tot een afronding. Het heeft geleid tot een beschikking van de Raad waarbij de lidstaten toestemming wordt verleend op bepaalde voor specifieke doeleinden gebruikte minerale oliën een verlaging of vrijstelling van accijns toe te passen

Op het terrein van de BTW bleek het mogelijk om tijdens het Nederlandse voorzitterschap een regeling te treffen voor de behandeling van telecommunicatiediensten. Voorts slaagde Nederland erin de invoering van een verlaagd BTW-tarief voor arbeidsintensieve diensten op de Europese agenda te krijgen.

Op het terrein van de douane speelde onder meer het rapport van de Tijdelijke Enquête Commissie Transit. Dit rapport is in februari 1997 door het Europees Parlement vastgesteld. De Europese Commissie heeft in de zitting van de Ecofin Raad en de Interne Markt Raad van mei 1997 haar actieplan Transit gepresenteerd. Naar aanleiding van het rapport van het Parlement en het actieplan van de Commissie besloot de Raad dat verbeteringen in het systeem van het douanevervoer nodig zijn door herziening van de wetgeving en door beter gestructureerde samenwerking van de lidstaten onderling en met de Commissie. In september 1997 heeft de Commissie voorstellen voor verbetering van de regelgeving bij de Raad ingediend. Gestreefd wordt naar een afronding medio 1998. Separaat heeft de Commissie met ingang van 1 juli 1998 de communautaire vervoersregeling voor de sector zeevaart aangepast. Initiatieven voor verbeterde samenwerking van de lidstaten zijn genomen door inbedding in de uitvoering van het actieprogramma Douane-2000 dat jaarlijks wordt geactualiseerd (Beschikking nr. 210/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996).

2.6.5. Koninkrijksbetrekkingen

Op 13 januari 1997 vond op de Nederlandse Antillen een financieel-economische beleidsdialoog plaats, waarbij onder meer werd overeengekomen dat de Nederlandse regering zou onderzoeken hoe, en onder welke voorwaarden, met behulp van fiscale stimulansen bevorderd zou kunnen worden dat Nederlandse bedrijven meer gaan investeren op de Nederlandse Antillen ten behoeve van groei en werkgelegenheid. Dit onderzoek heeft in 1997 geleid tot een voorstel opgenomen in het wetsvoorstel fiscale structuurversterking om een aantal Nederlandse fiscale investeringsfaciliteiten van overeenkomstige toepassing te verklaren op investeringen in de Nederlandse Antillen en Aruba. De inwerkingtreding van deze faciliteiten was afhankelijk gesteld van de totstandkoming van een protocol tussen de landen van het Koninkrijk. Dit protocol, dat onder meer afspraken bevat met betrekking tot de informatieuitwisseling met derde landen ten behoeve van de bestrijding van internationale fraude op het terrein van de belastingen, zal begin 1998 worden gesloten. Daarnaast hebben de landen van het Koninkrijk in 1997 samen onderzoek verricht naar de gezamenlijke belastingdruk op deelnemingsdividenden. Mede naar aanleiding van dit onderzoek is een nieuw protocol gesloten ter vervanging van de protocollen van mei 1992 en augustus 1994. Voorts is in 1997 intensief overleg gevoerd over de totstandkoming van een internationaal aanvaardbaar regime van de Antilliaanse winstbelasting, het zogenoemde Nieuw Fiscaal Raamwerk, en de daaraan complementaire aanpassing van de Belastingregeling voor het Koninkrijk. Dit overleg zal naar verwachting in 1998 worden voortgezet.

Tenslotte hebben in 1997 de Rijksministerraad en vervolgens de Raad van State van het Koninkrijk ingestemd met het voorstel inzake een Rijkswet administratieve bijstand douane. Dit voorstel is inmiddels ingediend bij de Staten-Generaal en de Staten van de Nederlandse Antillen en van Aruba.

2.6.6. Internationale ontwikkelingen

In OESO-verband is de studie naar schadelijke belastingconcurrentie in 1997 voortgezet. Er wordt naar gestreefd voorjaar 1998 rapport uit te brengen van deze studie, waarna een aanvang kan worden gemaakt met de implementatie van de aanbevelingen. Ook is in 1997 in de OESO uitgebreid aandacht besteed aan de fiscale aspecten van «electronic commerce». Nederland onderschrijft de noodzaak tot internationale coördinatie op dit terrein en speelt dan ook een actieve rol in de OESO-discussie. Uitgangspunt hierbij is neutraliteit in de fiscale behandeling van «electronic commerce» ten opzichte van het meer traditionele handelsverkeer. Ten slotte is in 1997 opnieuw voortgang geboekt bij het actualiseren van het OESO transfer pricing-rapport.

2.6.7. Administratieve lasten bedrijfsleven

De Commissie Vermindering Administratieve Verplichtingen Bedrijfsleven (Commissie-Van Lunteren) is voortgezet als permanent overlegorgaan tussen de ondernemersorganisaties en de Belastingdienst. In 1997 zijn onder meer de volgende onderwerpen besproken: deelname van ondernemersorganisaties in het programma Digitale Belastingdienst, standaardisering en stroomlijning van gegevens inzake jaarstukken, en fiscale behandeling verblijfkosten buitenland.

In 1997 is de werkgroep fiscaal uitvoeringsbeleid frequent bijeen gekomen. De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de ondernemersorganisaties, de Belastingdienst en het ministerie. In deze werkgroep worden eventuele knelpunten bij de implementatie van nieuwe wetgeving gesignaleerd.

2.6.8. Fraudenota 1996

Ontwikkelingen in de samenleving, in de informatietechnologie en in de internationalisering maken het noodzakelijk dat bestaande anti-fraudemaatregelen worden geïntensiveerd of uitgebreid. Vandaar dat in de Fraudenota 1996 nadere maatregelen ter intensivering van bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de belasting- en douanewetgeving zijn opgenomen. De uitgangspunten van de fraudebestrijding zijn :

– uitbreiding dienstverlening;

– verbreden algemeen toezicht;

– het opsporen van professionele fraude.

De concrete vertaling van het verscherpte fraudebeleid heeft plaatsgevonden in een groot aantal maatregelen, projecten en studies.

Uitbreiding dienstverlening

De uitbreiding van de dienstverlening is onder andere uitgewerkt in de introductie op Internet van een jongerenloket en een startersloket. Tevens zijn mogelijkheden van nieuwe communicatiemedia zoals interactieve televisie, elektronische post en de aangifteverstrekking via Internet onderwerp van onderzoek.

Verbreding algemeen toezicht

Voor de verbreding van het algemeen toezicht zijn diverse activiteiten gestart. Voor de middelen inkomstenbelasting (IB) en vennootschapsbelasting (Vpb) zijn verscherpte criteria ontwikkeld voor de aangifteselectie. Het selectiemechanisme voor de IB is verder uitgebreid met de IB-plichtige ondernemers.

Het gebruik van het controlemiddel veldtoetsingen is beoordeeld. Het accent zal in de toekomst meer liggen op het naar buiten treden van de Belastingdienst (zichtbaarheid).

De Douane heeft de fysieke controles geïntensiveerd om een beter zicht te krijgen op internationale fraude met goederen. Met andere handhavingsorganisaties zijn convenanten afgesloten over een betere samenwerking bij controles.

Opsporing van professionele fraude

Diverse onderzoeksactiviteiten zijn gestart om een beter zicht te krijgen op natuurlijke en niet-natuurlijke personen die zich onttrekken aan hun fiscale verplichtingen. Doelstellingen zijn onder meer het intensiveren van subject- en objectdetectie. Onderzoek is verricht naar witwaspraktijken, fraude met onroerend goed, oplichtingspraktijken op de kapitaalmarkt (beurs- en effectenfraude) en criminaliteit bij het containerverkeer. Met betrekking tot het laatste zijn investeringen gepleegd in de aanschaf van twee containerscanners. Voor één van de scanners is de aanbestedingsprocedure inmiddels afgerond. Door deze investeringen is het mogelijk de controle-intensiteit van containers in de toekomst te verhogen.

2.6.9. Uitbreiding niet-fiscale douanetaken

Een van de speerpunten van de Douane was in 1997 de uitbouw van de uitvoering van de niet-fiscale douanetaken. De communautaire regelgeving op de niet-fiscale douanetaken breidt zich uit. Niet-fiscale douanetaken nemen daardoor verder in omvang en belang toe. De Douane is bij de controlemaatregelen betrokken of voert de volledige controle op de naleving van deze maatregelen uit. Daarnaast hebben ook andere controle- en/of opsporingsdiensten uitvoerende taken. De samenwerking met deze diensten is in 1997 geïntensiveerd. Bij de uitvoering van deze niet-fiscale taken vindt samenwerking met andere overheidsdiensten plaats. In 1997 zijn daartoe convenanten afgesloten met de Rijksdienst voor Keuring van Vee en Vlees, de Economische Controle Dienst en met de Algemene Inspectie Dienst.

Op de bij aangiften en documenten behorende goederen werd 260 000 (1996: 234 000) maal fysieke controle uitgevoerd op één of meer aspecten van de niet fiscale douanetaken. Daarnaast zijn 470 000 fysieke controles op reizigers uitgevoerd, gericht op niet-fiscale taken. De resultaten van deze controles zijn hieronder weergegeven.

Tabel 2.6.1: Resultaten controles

ProcesAantal fysieke controles NFDOnregelmatigheden
aantalpercentage
Binnenkomen61 5201 6952,8%
Invoer98 0494 1184,2%
Doorvoer/opslag47 5078031,7%
Uitvoer30 1231 9996,6%
Ambulante controle22 0572 85812,9%
Totaal goederen260 69911 4964,4%
Reizigerscontrole470 4523 4600,7%

Verder zijn in 1997 de wettelijke bepalingen inzake het vervoer van afval-stoffen naar ontwikkelingslanden aangescherpt. De nieuwe regelingen betekenden een taakverzwaring voor de Douane. Met VROM is een convenant afgesloten voor de controle op afvalstoffen.

2.7. BEDRIJFSVOERING

2.7.1. Personeel

2.7.1.1. Kernministerie

Werving personeel

In 1997 heeft er een instroom van 144 personen plaatsgevonden en een uitstroom van 148 personen.

Invoering 36-urige werkweek

De invoering van de 36-urige werkweek heeft op het kernministerie zonder problemen plaatsgevonden. De keuze voor de verschillende modaliteiten is in goed overleg tussen het management en de medewerkers tot stand gekomen. De variant waarbij de medewerker het oorspronkelijk aantal uren blijft werken en hiermee extra vrij opneembaar verlof opbouwt, had de voorkeur. Maar liefst 79% van de medewerkers koos voor deze variant.

Naast het feit dat bij 34 deeltijd-medewerkers uitbreiding van werktijd heeft plaatsgevonden, is op enkele plaatsen overgaan tot herbezetting/uitbreiding van de formatie. Deze herbezetting betreft 5,5 fte en heeft plaatsgevonden bij verschillende stafonderdelen.

Ziekteverzuim

In 1993 is begonnen met een intensivering van het ziekteverzuimbeleid. Belangrijke aandachtspunten binnen dit beleid zijn het benadrukken van de rol van de leidinggevende teneinde het kortdurend verzuim terug te dringen en het houden van vergaderingen van sociaal medische teams per directie teneinde het langdurig verzuim terug te dringen. In 1997 is gestart met het aanbieden van een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) aan specifieke groepen medewerkers. Het PAGO heeft tot doel om gezondheidsschade, verminderde belastbaarheid, veiligheidsrisico's en knelpunten in de arbeidssituatie te signaleren en is aangeboden aan medewerkers die langer dan twee uur per dag achter een beeldscherm werken en medewerkers die fysiek zware arbeid verrichten. Hiermee wordt een dergelijk onderzoek aan ongeveer 95% van het totale personeelsbestand aangeboden.

Het ziekteverzuim is licht gestegen van 3,8% in 1996 tot 4,2% in 1997. De meldingsfrequentie is echter gedaald van 1,92 in 1996 naar 1,78 in 1997. Het ziekteverzuim was 6,1% in 1993, 4,6% in 1994 en 4,1% in 1995.

Emancipatie

Het emancipatiebeleid van het kernministerie richt zich op vergroting van het aandeel vrouwen, en in het bijzonder het aandeel vrouwen in functies vanaf schaal 10. Met name bij de instroom van nieuw personeel en doorstroom van zittend personeel wordt hier aandacht aan besteed. Zo wordt bijvoorbeeld aan vrouwen die nog geen leidinggevende functie vervullen, maar zich er wel op willen oriënteren, een managementleergang aangeboden.

Het aandeel vrouwen in het totale personeelsbestand bedroeg eind 1996 31,9%. Dit percentage is gestegen tot 32,5% per eind 1997. Het aandeel vrouwen onder medewerkers met een functie in schaal 10 en hoger is gestegen van 19,1% per eind 1996 naar 19,8% per eind 1997.

Werken in deeltijd wordt zowel onder mannen als vrouwen gestimuleerd en er wordt kinderopvang aangeboden. Het percentage medewerkers dat in deeltijd werkt is gestegen van 15,8% per eind 1996 naar 17,1% per eind 1997.

Het aantal medewerkers dat via de regeling van het kernministerie gebruik maakte van kinderopvangvoorzieningen is met 15 gestegen ten opzichte van 1996 en kwam daarmee op 149 personen.

Allochtonenbeleid

Het percentage etnische minderheden wordt jaarlijks conform de Wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname Allochtonen (WBEAA) voor 1 juni gemeld aan de Kamer van Koophandel. In 1995 bedroeg het percentage allochtonen 3,4% en in 1996 7,4%. Deze stijging heeft deels te maken met een wettelijke verandering in de definitie van de doelgroep.

Gehandicaptenbeleid

Het percentage medewerkers op het kernministerie dat een WAGW uitkering geniet bedraagt 1%.

2.7.1.2. Belastingdienst

Werving personeel

In 1997 zijn circa 1700 nieuwe medewerkers ingestroomd, ten dele voor uitbreiding van werkzaamheden (onder meer fraudeplan en uitvoering fiscale wetsvoorstellen) en ten dele om de reguliere uitstroom (circa 750) op te vangen.

Invoering 36-urige werkweek

Met ingang van 1 januari 1997 heeft invoering plaatsgevonden van de 36-urige werkweek. Bij de invoering hiervan heeft 86% van de medewerkers gekozen voor de handhaving van een 40-urige werkweek met compensatie-uren. Als gevolg van de invoering van de 36-urige werkweek, heeft een herbezetting plaatsgevonden van 712 fte's.

Flexibilisering van de arbeid en het personeel

De intentie voor 1997 was om een flexibel deel van het personeelsbudget te creëren van 3%. De realisatie bedraagt 4,7%. Dit is opgebouwd uit f 35 mln. tijdelijk personeel, f 66 mln. uitzendkrachten en f 13 mln. overwerkvergoedingen. Dit cijfer is in 1997 sterk beïnvloed door een groot aandeel uitzendkrachten. Aangezien de werving (en daarmee de instroom van nieuwe medewerkers) later op gang kwam dan verwacht is tijdelijk meer capaciteit ingehuurd via uitzendkrachten dan in voorgaande jaren.

Ziekteverzuim

Het ziekteverzuim is ten opzichte van 1996 met 0,6% gedaald en is uitgekomen op 5,6%. Het streefcijfer voor de Belastingdienst voor het ziekteverzuim voor 1997 was 5%.

Emancipatie

De Belastingdienst heeft doelstellingen voor het aandeel vrouwen in de bezetting en in de hogere schalen (S10 of hoger) geformuleerd (resp. 26% en 13%). Deze doelstellingen zijn in 1997 gerealiseerd met resp. 27,5% en 13%. De man/vrouw verhouding in het personeelsbestand verbetert ten gunste van het aandeel vrouwen.

Allochtonenbeleid

Uit de centraal beschikbare gegevens blijkt dat bijna 6% van de in de WBEAA-registratie opgenomen personen behoort tot de allochtonengroep. In de verslagperiode is mede door de externe werving bijgedragen aan het bereiken van deze doelgroep op de arbeidsmarkt.

Gehandicaptenbeleid

De realisatie van het aandeel WAGW-ers in 1997 is 4,5%.

2.7.2. Organisatie

2.7.2.1. Kerndepartement

Een door Domeinen ingeschakeld extern organisatiebureau is in augustus 1996 gestart met een inventarisatie van de visies van interne en externe betrokkenen op de huidige en toekomstige rol van Domeinen, de relevante ontwikkelingen en de succesfactoren van Domeinen. Uit deze strategieverkenning is gebleken dat Domeinen vele gezichten kent en vele taken vervult. De nieuwe strategie van Domeinen gaat uit van drie afzonderlijke lijnen, te weten een lijn voor onroerende zaken, voor roerende zaken en een aparte lijn voor algemene beleidscoördinatie. Deze drie lijnen zijn gebaseerd op het verder ontwikkelen van de professionele inbreng van Domeinen ten dienste van de gehele overheid. Als algemeen punt geldt dat er binnen Domeinen meer ruimte moet komen voor professionaliteit.

Voor onroerende zaken richt de nieuwe strategie zich op een sterke verbetering van de dienstverlening vanuit de huidige positie van Domeinen. Domeinen zal zijn professionele deskundigheid gaan vergroten, meer dienstverlenend gaan optreden en de meerwaarde van Domeinen nadrukkelijker gaan uitdragen.

Domeinen roerende zaken kan slechts optimaal opereren als de organisatie alle mogelijkheden krijgt om bedrijfsmatig te werken en een eigen dienstenpakket te ontwikkelen. Hiervoor is noodzakelijk dat de huidige organisatie wordt getransformeerd in een marktgerichte organisatie waarvan de bedrijfsvoering op bedrijfseconomische leest wordt geschoeid.

Met de implementatie van deze twee lijnen is in maart 1998 gestart. Vooruitlopend daarop is Domeinen reeds begonnen met verbetering van de bedrijfsvoering, onder andere op het gebied van het financieel beheer en de kwaliteitsverbetering van het verkoopproces.

Daarnaast wordt in het derde traject gekeken naar de mogelijkheden voor en de wenselijkheid van het introduceren van een vorm van algehele beleidscoördinatie ten aanzien van de activa van de staat. Het gaat daarbij om een nieuwe strategische ontwikkeling die gericht is op een optimaal vermogensbeheer van de staat. Dit onderzoek bevindt zich nog in een oriënterende fase.

2.7.2.2. Belastingdienst

Instelling Centrum voor Kennis en Communicatie

Per 1 januari 1997 zijn het B/CPO, FIOD / Documentatie, Belastingdienst/Centrale Media (B/CM) en het Servicecentrum voor documentontwikkeling en -beheer (SDOB) bestuurlijk geïntegreerd. Daarmee is de uitgeversfunctie van de Belastingdienst thans binnen één organisatie geconcentreerd. In 1997 zijn voorbereidingen getroffen voor de organisatorische integratie van genoemde organisatiedelen. Hiervoor is een instelplan opgesteld, dat in de tweede helft van 1997 in de verschillende overleggremia is besproken.

De organisatorische integratie zal begin 1998, gelijktijdig met de verhuizing naar een nieuw pand te Utrecht, zijn beslag krijgen. Vanaf 1 oktober 1997 wordt echter al gebruik gemaakt van de nieuwe naam van de organisatie: Belastingdienst/Centrum voor kennis en communicatie (B/CKC).

Centrum voor Facilitaire Dienstverlening

In 1997 is begonnen met de evaluatie van de startformatie en de organisatie-inrichting B/CFD. Het B/CFD is 1 februari 1996 met de eerste regio's van start gegaan. De vorming van de totale organisatie is afgerond op 1 april 1997. In juli 1997 is ten behoeve van de evaluatie een projectplan opgesteld. De twee fasen die in het evaluatieonderzoek zijn opgenomen worden naar verwachting in de eerste helft van 1998 afgerond.

Jongerenloket

In 1997 is een «Jongerenloket» geïntroduceerd waarin de communicatie en dienstverlening is toegespitst op de doelgroep jongeren. Deze doelgroep verschilt op een aantal punten (informatiebehoefte en -zoekgedrag, attitude) sterk van de doelgroep volwassenen. Het loket bestaat uit drie onderdelen te weten een telefonietoepassing, een elektronisch Tj-biljet en een speciaal domein voor jongeren op de internetsite van de Belastingdienst.

Startersbeleid

Begin 1997 is op alle eenheden ondernemingen een startersdesk ingesteld ten behoeve van voorlichting aan en begeleiding van startende ondernemers. Op de internetsite van de Belastingdienst is in 1997 een speciaal domein met actuele informatie en nieuws voor de startende en kleine ondernemer geopend. Ook is een proef met de CD-ROM Loonbelastingmateriaal met positief resultaat afgerond. Begin 1998 is de CD-ROM landelijk geïntroduceerd.

2.7.3. Automatisering

2.7.3.1. Kerndepartement

De automatisering bij het kerndepartement stond in 1997 in het licht van twee omvangrijke ontwikkelingen. Zo werd in het begin van het jaar een start gemaakt met de overgang van alle werkplekken van een MS-DOS omgeving naar een Windows 95 omgeving.

Medio 1997 werden planmatig de activiteiten gestart teneinde de millennium-problematiek het hoofd te kunnen bieden. Deze aanpak verloopt conform de centraal afgesproken planning, welke door Binnenlandse Zaken wordt gecoördineerd.

2.7.3.2. Belastingdienst

UCOS (Upgrading Client Operating System)

In de loop van de jaren is de infrastructuur van de Belastingdienst door de steeds toenemende automatisering van de processen binnen de dienst steeds complexer geworden. Ook zijn de eisen aan de werkplek van de individuele medewerker en de behoefte aan uitbreiding van nieuwe applicaties en functionaliteiten zo groot dat het huidige systeem niet meer voldoet. Een combinatie van zorgvuldig afgewogen factoren (performance, beheersbaarheid, beveiliging, innovatie, ondersteuning) heeft ertoe geleid dat in 1997 na een uitgebreid onderzoek en een aanbestedingsprocedure de keuze is gevallen op het nieuwe besturingssysteem Windows NT. In 1997 is met de invoering hiervan begonnen. Daarbij zijn proeven gedaan bij het Belastingdienst/Automatiseringscentrum. Het is de bedoeling de landelijke invoering in 1998 af te ronden. Ook kan de implementatie van de Windows NT-omgeving niet los worden gezien van de automatiseringsproblematiek rond de verwachte invoering van de euro en de naderende eeuwwisseling. Deze problematiek maakte een platform dat ruimte geeft voor aanpassingen noodzakelijk.

Informatie- en automatiseringsplanning

In 1997 zijn speerpunten voor het informatie- en automatiseringsbeleid vastgesteld: aanpassingen voor nieuwe wetgeving, vernieuwing van de massale verwerkingsprocessen, klantbehandeling en het programma Digitale Belastingsdienst.

In 1997 is de voortvarende aanpak betreffende de 2000-problematiek voortgezet. Aanbevelingen uit audits hebben geleid tot aanvullende beheersingsmaatregelen.

Digitale communicatie

In 1996 is de aangiftediskette geïntroduceerd. Op basis van reacties van gebruikers en een tweetal onderzoeken is het aangifteprogramma in 1997 verder verbeterd. Naast een uitbreiding van de functionaliteiten is het programma ook te downloaden via de site van de Belastingdienst op internet. Met het aangifteprogramma kan men de aangifte inkomstenbelasting voor de E-, P- en T-biljetten doen.

In 1997 vroegen circa 860 000 belastingplichtigen de diskette aan. Van dit aantal hebben ongeveer 750 000 belastingplichtigen hun aangifte elektronisch (diskette of modem) ingezonden.

Informatiebeveiliging

In april 1997 heeft de Algemene Rekenkamer het rapport «Informatiebeveiliging Belastingdienst» (TK1996–1997, 25 290, nrs 1–2) gepubliceerd. De Rekenkamer concludeert dat de opzet van de beveiliging in orde is, maar dat het schort aan de uitwerking. Naar aanleiding van het onderzoek is een aantal maatregelen getroffen, te weten:

– versnelling van de bouwkundige aanpassingen voor toegangsbeveiliging en inbraakbeveiliging;

– versterking van de interne controle op een zevental speerpunten. Deze interne controles worden uitgevoerd via collegiale toetsing;

– invoering draagplicht badges; en

– clean desk policy.

Om de houding en het gedrag bij het personeel ten opzichte van informatiebeveiliging te meten, is een «beveiligingsmonitor» ontwikkeld. Met de resultaten uit deze monitor kunnen gerichte acties voor het verbeteren van de beveiliging plaatsvinden.

Bij de invoering van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst 1994 is op enkele pilot-eenheden een afhankelijkheidsanalyse uitgevoerd. De daarmee samenhangende kwetsbaarheidsanalyse wordt in het voorjaar 1998 afgerond. Dit moet resulteren in een methode voor afhankelijkheids- en kwetsbaarheidsanalyse voor de Belastingdienst.

In het verslagjaar is het registeren van beveiligingsincidenten in 1998 voorbereid. Hierbij is aangesloten bij het Voorschrift Bijzondere Voorvallen. Ook is een start gemaakt met het opstellen van een raamwerk voor een continuïteitsplan voor de eenheden van de Belastingdienst. Op basis van dit raamwerk worden bestaande continuïteitsplannen geactualiseerd en worden testplannen opgesteld.

2.7.4. Invoering euro

Belastingdienst

De invoering van de euro heeft binnen Financiën grote gevolgen voor de Belastingdienst. Bijna alle werkprocessen – primaire en ondersteunende – worden door de euro geraakt. Zo moeten bijvoorbeeld automatiseringssystemen geschikt worden gemaakt voor de euro en moeten formulieren en documenten worden aangepast.

Er is een scenario vastgesteld voor de overgang naar de euro. De belangrijkste elementen daaruit zijn:

– aangiften met betrekking tot tijdstippen die liggen voor of tijdvakken die aanvangen voor 2002 worden in beginsel gedaan in guldens. Wie dat wil mag echter al vanaf het belastingjaar 1999 aangiften in euro's doen. Een uitzondering hierop geldt voor de aangifte vermogensbelasting 1999: deze kan alleen worden gedaan in guldens;

– aangiften met betrekking tot tijdstippen die liggen in of aanvangen in 2002 of later worden gedaan in euro's, met uitzondering van de aangifte vermogensbelasting 2002 die nog in guldens mag worden gedaan;

– bij aanslagen, rekeningen, beschikkingen en dergelijke met betrekking tot aangiften die in guldens zijn gedaan, of waaraan geen aangifte ten grondslag ligt, wordt vanaf 1 januari 1999 het saldo ook in euro's vermeld.

In 1997 zijn strategische deelplannen opgesteld voor onder andere automatisering, communicatie, fiscaal technische problematiek, ondersteunende diensten, opleidingen en interne en externe risico's.

Op basis van bovengenoemde strategische deelplannen hebben de divisies operationele plannen opgesteld. In 1998 zal de nadruk komen te liggen op de implementatie van alle plannen.

2.7.5. Huisvesting

2.7.5.1. Algemeen

De per 1 januari 1999 in te voeren wijziging van het rijkshuisvestingsstelsel in het zogenoemde huurder-verhuurdermodel heeft ook consequenties voor Financiën. In 1997 zijn in overleg met de Rijksgebouwendienst (RGD) de voorbereidingen gestart voor wat betreft de praktische implicaties van dit model. Tevens zijn alle in gebruik zijnde panden systematisch geïnventariseerd. Op basis hiervan kan de totale huursom worden bepaald en het daarbij horende huurdersbudget.

2.7.5.2. Belastingdienst

Huisvestingsprioriteiten

In overleg met de Rijksgebouwendienst (RGD) worden jaarlijks de huisvestingsbehoeften van de Belastingdienst in kaart gebracht. Na een interne afweging van de gewenste huisvestingsprojecten worden de projecten met de hoogste prioriteit uitgevoerd.

Deze afweging vindt plaats conform een prioriteringsmethodiek volgens welke de huisvestingswensen worden gerangschikt naar knelpunt/noodzaak en de mate waarin dit knelpunt ingrijpt op de bedrijfsprocessen. In 1997 heeft de Belastingdienst een bedrag van f 92,2 mln overgeboekt naar de begroting van de RGD om een deel van de huisvestingsbehoefte te financieren.

Fysieke beveiliging

In 1997 is een groot aantal projecten op het terrein van fysieke beveiliging uitgevoerd waarbij onder andere systemen zijn geïnstalleerd voor de toegangscontrole.

In 1997 is 65% van het totale bruto vloeroppervlak geheel beveiligd. Daarnaast is 34% gedeeltelijk c.q. beperkt beveiligd en moet 1% van het bruto vloeroppervlak nog volledig beveiligd worden.

Ter verbetering van de beveiliging is in 1997 tevens een aantal nieuwe maatregelen ingevoerd zoals de invoering van de draagplicht van identificatiebadges voor personeel en bezoekers en de invoering van «cleandesk policy».

2.7.6. Planning en control

Binnen Financiën wordt vanaf 1995 in de zogeheten Zomernota gerapporteerd over de stand van zaken ten aanzien van de ontwikkeling en toepassing van planning- en controlinstrumenten. Het uitgangspunt hierbij is dat, rekening houdend met de specifieke aard van het takenpakket, per dienstonderdeel wordt gestreefd naar een optimale mix van planning en controlinstrumenten. Vanuit een besturingsfilosofie van resultaatgericht management geldt in het algemeen dat iedere directie een jaarplan en jaarverslag opstelt, gebruik kan maken van periodieke organisatiedoorlichting en van beleidsevaluaties, de administratieve organisatie op orde moet hebben en in het geval van uitvoerende taken gebruik kan maken van kengetallen. De nadruk bij beleids- en stafdirecties ligt meer bij de kwalitatieve instrumenten, terwijl bij uitvoerende directies/werkzaamheden de kwantitatieve instrumenten meer benut worden.

Zowel binnen de Belastingdienst als ook binnen Domeinen is veel aandacht besteed aan de verdere ontwikkeling en verbetering van managementrapportages en van doelmatigheidskengetallen.

2.7.7. Beleid inzake misbruik en oneigenlijk gebruik

2.7.7.1. Algemeen

De gevoeligheid van geldstromen voor misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) wordt in beginsel veroorzaakt door de wet- en regelgeving waarop deze geldstromen zijn gebaseerd. In principe zijn regelingen M&O gevoelig wanneer:

1. er sprake is van een (aanspraak op een) financiële uitkering aan of een heffing ten laste van een belanghebbende (buiten het Rijk) anders dan als betaling voor aan het Rijk geleverde goederen of diensten; en

2. de hoogte van de uitkering of heffing afhangt van gegevens die door deze belanghebbende verstrekt moeten worden.

Wanneer er echter een adequaat controle- en sanctiebeleid wordt gevoerd, blijven de regelingen in principe wel M&O-gevoelig, maar wordt het risico van misbruik en oneigenlijk gebruik in voldoende mate beperkt.

Wat het ministerie van Financiën betreft zijn – naast de fiscale wet- en regelgeving – de volgende regelingen in beginsel als M&O-gevoelig aan te merken: de regeling Bijzondere Financiering (BF), de exportkredietverzekering (EKI), de Bijdrageregeling kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog, de Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland en enkele personele uitgaven (met name de tegemoetkoming ziektekosten).

2.7.7.2. Kernministerie

Het M&O-beleid, met name het controle- en sanctiebeleid, is ingebed in een stelsel van organisatorische maatregelen. Dit beleid omvat dus ook het nemen van aanvullende controlemaatregelen ten aanzien van M&O-gevoelige regelingen, indien dit noodzakelijk wordt geacht. Maatregelen ter voorkoming van M&O-problematiek vormen zodoende een belangrijk en integraal onderdeel van de beheersingswerkzaamheden («control») op het ministerie.

In de Slotwet/Rekening IXB 1994 (Kamerstukken II, 1994–1995, 24 304, nr. 2) is uitvoerig ingegaan op het M&O-beleid rond de regelingen die in beginsel als M&O-gevoelig zijn aangemerkt. Aangezien het M&O-beleid op deze terreinen in 1997 niet is gewijzigd ten opzichte van 1994 wordt hier kortheidshalve naar verwezen.

Alleen het M&O-beleid met betrekking tot het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel (BTZR) is op onderdelen geherformuleerd.

In de reactie op de resultaten van het Rechtmatigheidsonderzoek 1994 van de Algemene Rekenkamer (Kamerstukken II, 1994–1995, 24 275, nrs. 1–2) is reeds gemeld, dat in 1995 begonnen zou worden met een integrale controle op het gebruik van de BTZR met als uitgangspunt de voor deze controle door de Rekenkamer geformuleerde norm (opvragen van polissen en in voorkomende gevallen van samenlevingscontracten).

Het controlebeleid dat door het Facilitair Salarisbedrijf (FSB) van Financiën wordt verricht is tweeledig. In de eerste plaats worden de aanvraagformulieren en de wijzigingsformulieren door FSB intensief gecontroleerd. In de tweede plaats heeft FSB in een tijdsbestek van twee jaar (1995–1996) alle ambtenaren gecontroleerd. Gezien de relatief beperkte resultaten van het tweejarig onderzoek is in 1997 na uitvoerige evaluatie besloten om de controledichtheid terug te brengen van eens in de twee jaar naar eens in de vier jaar.

Voor de uitvoering van de Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland maakt de uitvoeringsinstantie, Senter, gebruik van de opgaven van de afstand tot de grens en van de afgeleverde hoeveelheden benzine van tankstations. Senter voert een administratieve controle uit op de opgegeven afstand tot de grens. Met Senter is afgesproken dat twijfelgevallen worden voorgelegd aan Kdata, een onderdeel van het Kadaster. De opgave van afgeleverde hoeveelheden benzine dient volgens de regeling voorzien te zijn van een goedkeurende verklaring van een accountant.

2.7.7.3. Belastingdienst

Bij alle uit te voeren fiscale taken wordt de Belastingdienst, in meer of mindere mate, geconfronteerd met de problematiek van misbruik en oneigenlijk gebruik. Het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik bij de toepassing van fiscale wet- en regelgeving vormt een geïntegreerd onderdeel van het door de Belastingdienst gevoerde rechthandhavingsbeleid. Ook bij een toereikend M&O-beleid blijft er sprake van inherente onzekerheid met betrekking tot de volledigheid van belastingheffing en (in mindere mate) -inning. Deze onzekerheid is niet nader kwantificeerbaar.

Een eerste aandachtspunt bij de uitvoering van het M&O-beleid betreft het beoordelen van de M&O-gevoeligheid van nieuwe wet- en regelgeving. Binnen de Belastingdienst wordt deze structureel op handhaafbaarheid beoordeeld. Naast een goede voorlichting is de aanwezigheid van een toereikend controle- en sanctiebeleid een voorwaarde voor een effectieve uitvoering van de wet- en regelgeving. Er wordt vaktechnisch toezicht uitgeoefend op de uitvoering van het controlebeleid. Op eenheden is dit de taak van de vakgroep-coördinator controle en het vaktechnisch overleg. Ook verschillende portefeuillehouders en in het bijzonder de portefeuillehouder controlebeleid, spelen een belangrijke rol hierbij. Het sanctiebeleid is wettelijk geregeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen en nader uitgewerkt in de Leidraad Administratieve Boeten.

De Belastingdienst besteedt veel aandacht aan het opsporen van belastingplichtige ondernemers. Van belang zijn onder meer de gegevensuitwisseling met andere instanties, de waarnemingen ter plaatse en de landelijke acties.

2.7.8. Rechtmatigheidsonderzoek Algemene Rekenkamer over 1996

In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan opmerkingen van de Algemene Rekenkamer in het kader van haar rechtmatigheidsonderzoek, voor zover deze een voldoende zware politieke relevantie kennen. Voor de M&O-problematiek van de Belastingdienst wordt verwezen naar het Beheersverslag Belastingdienst 1997 dat ook aan de Tweede Kamer is aangeboden.

Bij het rechtmatigheidsonderzoek 1996 heeft de Algemene Rekenkamer de storting van Vennootschapsbelasting samenhangend met de common-areabaten in het Fonds Economische Structuurversterking als onrechtmatig bestempeld. Deze zienswijze werd van regeringszijde niet gedeeld. In een algemeen overleg van de algemene commissie voor de Rijksuitgaven met de minister van Financiën op 10 september 1997 is dit punt besproken. Daarna heeft de minister van Financiën zijn zienswijze uiteengezet in een brief van 29 september 1997. Toegezegd is in voorkomende gevallen de storting van Vennootschapsbelasting in het Fonds Economische Structuurversterking te voorzien van een betere toelichting in begroting en financiële verantwoording.

Vorig jaar heeft de Algemene Rekenkamer opgemerkt dat de betalingen in 1996 aan het USZO als voorschot dienden te worden aangemerkt, omdat de accountantsverklaring van USZO nog niet was ontvangen. Deze situatie deed zich in 1997 ook voor. Hoewel de visie van de Algemene Rekenkamer voor discussie vatbaar is, is haar lijn gevolgd en zijn ook de betalingen in 1997 aan het USZO als voorschot geboekt.

2.7.9. Kengetallen bedrijfsvoering Belastingdienst

Samenhang van kengetallen

Kengetallen geven een beeld van de ontwikkeling van processen in de loop van de tijd. Kengetallen vormen een basis om ontwikkelingen te analyseren. De Belastingdienst hanteert al enige jaren een set strategische kengetallen. Deze geven op hoofdlijnen ontwikkelingen aan.

kst-26025-23-3.gif

Dienstverlening: van dit kengetal zijn de gegevens vanaf 1994 beschikbaar

(Index 100 = 1994)

Grafiek 2.7.9.1: Samenhang strategische kengetallen

Grafiek 1 laat in een oogopslag een beeld van de ontwikkelingen zien sinds 1992 (index 1992 = 100). Helder wordt dat de arbeidsproductiviteit, de proces- en productkwaltiteit, de dienstverlening, tempo kasstroom (aanzienlijk) zijn gestegen. De productiviteit is licht gedaald.

Productiviteitsindicatoren

kst-26025-23-4.gif

Grafiek 2.7.9.2: Productie-/volume, apparaatsuitgaven en bezetting

kst-26025-23-5.gif

Grafiek 2.7.9.3: Productiviteit en arbeidsproductiviteit

De productiviteit wordt bepaald door het productievolume te delen door de (reële) apparaatsuitgaven. Als producten van de Belastingdienst worden onder andere aangemerkt voorlopige en definitieve aanslagen, naheffingsaanslagen en dwangbevelen. De heterogene producten worden door wegingsfactoren omgerekend tot een homogene productie en getotaliseerd tot een productievolume. De index van het productievolume stijgt jaarlijks vrijwel lineair. De stijging eind 1997 ten opzichte van 1992 bedraagt 17%. De apparaatsuitgaven stegen sterker dan het productievolume in de afgelopen periode van zes jaren. De stijging van de apparaatsuitgaven sinds 1995 is hier debet aan. Na correctie voor inflatie resulteert ten opzichte van 1992 een totale stijging van 21%. De procentueel sterkste stijgingen doen zich voor op de onderdelen opleiding, automatisering en exploitatie.

Tabel 2.7.9.1: Apparaatsuitgaven (x f 1 mln.)

JaarOpleidingenAutomatiseringExploitatiePersoneel1Totaal
1992 1993 1994 1995 1996 199725,8 25,7 19,0 25,8 33,5 42,7228,3 258,5 307,4 349,2 397,9 445,7506,8 515,3 532,0 594,3 710,6 772,82 020,3 2 069,6 2 094,0 2 195,8 2 208,3 2 403,12 781,2 2 869,1 2 952,4 3 165,1 3 350,3 3 664,3

1 Inclusief overige uitgaven personeel

De arbeidsproductiviteit geeft de relatie weer tussen het productievolume en de beschikbare arbeidscapaciteit. De arbeidsproductiviteit is in 1997 verder gestegen. Deze stijging is het gevolg van een toename van het totale productievolume in verhouding tot het aantal bezette formatieplaatsen (herleid op 36-uur). De meerjarige stijging van de arbeidsproductiviteit wordt mede mogelijk gemaakt door forse investeringen in automatisering.

Proceskwaliteit

Het kengetal proceskwaliteit geeft inzicht in de mate waarin de Belastingdienst er in slaagt de eigen doelstellingen van een tijdige afdoening van aangiften te realiseren. Per 1 januari 1997 hanteert de Belastingdienst de AWB-conforme normen voor de afhandelingstermijnen.

kst-26025-23-6.gif

Grafiek 2.7.9.4: Proceskwaliteit

Productkwaliteit

Grafiek 2.7.9.5: Productkwaliteit

kst-26025-23-7.gif

Het kengetal productkwaliteit geeft inzicht in de ontwikkeling van een aantal kwaliteitsaspecten van het proces van heffing. Het kengetal geeft de verhouding aan tussen het totaal aantal gecorrigeerde aangiften en het aantal geheel of gedeeltelijk afgedane bezwaarschriften die tegen aangebrachte correcties zijn ingediend. Tevens wordt het afdoeningsresultaat van de bezwaarschriften volledig meegewogen. Daarmee wordt de houdbaarheid van aangebrachte correcties in beeld gebracht. De productkwaliteit is in 1997 gehandhaafd op het niveau van 1996, ondanks een aanzienlijke groei van de totale productie.

Tempo kasstroom

Grafiek 2.7.9.6: Tempokasstroom

kst-26025-23-8.gif

Dit kengetal geeft inzicht in de resultaten van de inspanningen van de Belastingdienst gericht op het in een zo vroeg mogelijk stadium innen van een zo groot mogelijk deel van de verschuldigde belasting («pay as you earn»). Het gaat om de som van de kasopbrengsten in jaar 1997 van de belastingmiddelen inkomstenbelasting (IB), vennootschapsbelasting (VpB), loonbelasting (LB) en omzetbelasting (OB) uitgedrukt in een percentage van de som van de transactieramingen voor 1997. Uit de grafiek blijkt dat het kengetal sinds 1995 constant op bijna 90% zit.

Dienstverlening

Grafiek 2.7.9.7: Dienstverlening

kst-26025-23-9.gif

Het kengetal dienstverlening geeft een beeld van de meerjarige ontwikkeling van de dienstverlening. De basisgegevens hiervoor worden ontleend aan de gegevens uit de Fiscale Monitor over 1994, 1995, 1996 en 1997. Daarbij worden de resultaten van drie geënquêteerde doelgroepen (Particulieren, (Grote) Ondernemingen en Douane) gelijk gewogen gepresenteerd als één resultaat. Dienstverlening wordt daarbij onderscheiden naar drie aspecten: ervaren snelheid, bereikbaarheid en nakomen van afspraken.

2.8. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

2.8.1 Verplichtingen en Uitgaven

01.01 Personeel en materieel kernministerie

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Ambtelijk personeel170 021167 833– 2 188
Overige personele uitgaven2 6565 104+ 2 448
Post-actieven8 1438 116– 27
Materiële uitgaven71 23886 326+ 15 088
 252 058267 379+ 15 321

Voor een toelichting op de verplichtingen wordt verwezen naar de toelichting bij de uitgaven.

Uitgaven

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Ambtelijk personeel170 021167 833– 2 188
Overige personele uitgaven2 6565 104+ 2 448
Post-actieven8 1438 116– 27
Materiële uitgaven71 23883 444+ 12 206
 252 058264 497+ 12 439

Het verschil tussen de ontwerp-begroting en de realisatie (f 12,4 mln.) vloeit voort uit de bijstellingen zoals verwerkt in de suppletore begrotingswetten (f 14,2 mln.) en een onderschrijding van f 1,8 mln.

De bijstellingen hadden betrekking op (x f 1 mln.):

• Uitdeling van loon- en prijsbijstelling (zie ook uitgavenartikelen 01.03 en 01.04) 3,1

• Toedeling van een deel van de eindejaarsmarge 2,6

• Aanschaf van pc's in het kader van het PC-privéproject op het kerndepartement 1,1

• Hoger dan geraamde uitgaven voor euro-voorlichting 3,3

• Overboekingen en personele uitbreidingen 4,1

14,2

De gerealiseerde verplichtingen zijn f 2,9 mln. hoger dan de gerealiseerde uitgaven. Dit verschil wordt met name verklaard door in 1997 aangegane verplichtingen in verband met euro-voorlichting welke in 1998 betaald zullen worden.

Kengetallen

In onderstaande tabel zijn kengetallen opgenomen over het volume (in fte) van het ambtelijke en het post-actieve personeel, naast uitgaven per fte voor ambtelijk personeel, post-actieven en materieel (in duizenden gulden per fte).

Kengetallen personeel en materieel (Volume in fte; bedragen x f 1000)

 Realisatie 1996Begroting 1997Realisatie 1997
Volume   
ambtelijk personeel1 6331 7091 657
post-actieven155126131
Gemiddelde uitgaven   
ambtelijk personeel95,299,5101,3
post-actieven54,264,661,9
materieel41,941,750,3

Toelichting

1. Personeel

De gemiddelde bezetting van het kernministerie neemt geleidelijk toe als gevolg van toenemende werkdruk. De groei in het ambtelijk personeel is achtergebleven bij de verwachting. Daar staat tegenover dat het beroep op het tijdelijk personeel (met name uitzendkrachten) groter was dan verwacht. Op artikelonderdeelniveau komt dit tot uitdrukking in lager dan geraamde uitgaven voor ambtelijk personeel en hoger dan geraamde uitgaven voor overige personele uitgaven (m.n. uitzendkrachten). Het volume post-actief personeel dat voor een groot deel uit ex-werknemers van in het verleden geprivatiseerde onderdelen bestaat, is ook in 1997 verder gedaald.

2. Materieel

De toename van de materiële uitgaven hangt samen met de eerder genoemde bijstellingen. Aanvullend op de bijstelling van f 3,3 mln. voor Euro-voorlichting is door interne herschikking nog f 6,0 mln. voor dit doel vrijgemaakt, zodat per saldo voor ca. f 9,3 mln. aan verplichtingen is aangegaan waarvan f 7,5 mln. ook in 1997 is uitgegeven. De Europese Commissie heeft op basis van een convenant met Financiën toegezegd f 3,3 mln. te zullen bijdragen in de over 1997 gemaakte kosten.

In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de materiële uitgaven van het kernministerie naar clusters van gelijksoortige uitgaven over 1996 en 1997.

Materiële uitgaven naar cluster (x f 1000)

 Realisatie 1996Begroting 1997Realisatie 1997
Huisvesting8 9437 9906 447
Bureaukosten3 5083 4103 731
Communicatie6 2343 0004 338
Reis- en verblijfkosten7 1607 6507 469
Personeelsontwikkeling7 0496 9409 430
Bedrijfsmiddelen1 9711 6002 031
Automatisering22 51224 10029 741
Overig11 23716 54820 257
 68 61471 23883 444

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de totale gerealiseerde materiële uitgaven 1997 zowel hoger zijn dan de ontwerp-begroting 1997 als de realisatie 1996. De verschillen tussen de realisaties 1996 en 1997 en de raming bij ontwerp-begroting 1997 per cluster kunnen als volgt worden verklaard.

De uitgaven van het cluster «huisvesting» laten een dalende lijn zien. Dit heeft te maken met de uitvoering van incidentele huisvestingsprojecten in 1996 om achterstallig onderhoud weg te nemen. Hierdoor zijn in 1997 de uitgaven lager uitgevallen dan in 1996.

Ook bij het cluster «communicatie» waren de uitgaven in 1996 eenmalig hoog in verband met het vernieuwen van de bekabeling voor automatisering op het pand aan het Korte Voorhout. Het verschil tussen de raming bij ontwerp-begroting 1997 en de realisatie 1997 wordt voornamelijk veroorzaakt door de uitloop van het bekabelingsproject naar 1997.

Op het cluster «personeelsontwikkeling» betreffen de hoger dan geraamde uitgaven een stijging van het opleidingsbudget. In het kader van meer aandacht voor loopbaanontwikkeling e.d. in het personeelsbeleid van het kernministerie wordt het volgen van relevante opleidingen actief gestimuleerd. Dit heeft een opwaarts effect op de hoogte van de uitgaven voor opleidingen tot gevolg gehad.

De hoger dan geraamde uitgaven voor «automatisering» worden veroorzaakt door de overgang van de kantoorautomatisering op het kernministerie van een DOS- naar een Windows-omgeving. Dit project zal begin 1998 worden afgerond.

De hoger dan geraamde uitgaven op het cluster «overig» hebben betrekking op de extra uitgaven voor euro-voorlichting. Hiervoor is in 1997 ca. f 7,5 mln. uitgegeven waarvan f 4 mln. was geraamd bij ontwerp-begroting 1997.

01.03 Loonbijstelling

Verplichtingen en uitgaven

Via dit artikel worden de centraal toegevoegde middelen voor loonbijstelling verdeeld naar de loongevoelige uitgavenartikelen. De toegedeelde bedragen compenseren de incidentele loonontwikkeling en de specifieke salariswijzigingen in het kader van de arbeidsvoorwaarden.

Het bij 1e suppletore begroting toegedeelde bedrag is bij 2e suppletore begroting overgeboekt volgens onderstaande verdeling.

Verdeling loonbijstelling (x f 1000)

ArtikelOmschrijving Bedrag
01.01Personeel en materieel kernministerie1 389
04.01Personeel en materieel Belastingdienst20 216
  21 605

01.04 Prijsbijstelling

Verplichtingen en uitgaven

Via dit artikel worden de centraal toegevoegde middelen voor prijsbijstelling verdeeld naar de prijsgevoelige uitgavenartikelen.

Het in de ontwerp-begroting 1997 opgenomen bedrag is bij 2e suppletore begroting overgeboekt volgens onderstaande verdeling.

Verdeling prijsbijstelling (x f 1000)

ArtikelOmschrijving Bedrag
01.01Personeel en materieel kernministerie1 732
01.10Opsporing explosieven195
01.11Uitvoering van werken Domeinen635
01.12Lasten en overige uitgaven Domeinen2 108
01.13Uitgaven Bureau Schade-afwikkeling156
02.01Muntwezen295
02.09Kosten betalingsverkeer rijksoverheid30
03.10Exportkredietverzekering737
04.01Personeel en materieel Belastingdienst26 215
04.08Vergoeding proceskosten156
  32 259

01.05 Onvoorzien

Verplichtingen en uitgaven

Realisatie-overzicht (x f 1000)

BegrotingRealisatieVerschil
20 0000– 20 000

De post onvoorzien dient ter oplossing van potentiële knelpunten. Het in de ontwerp-begroting 1997 opgenomen bedrag van f 20 000 000 is bij 1e suppletore begroting verhoogd met f 22 760 000. Van het totale bedrag van f 42 760 000 is bij de 2e suppletore begroting een bedrag van f 10 750 000 overgeboekt volgens onderstaande verdeling; het restant van f 32 010 000 is bij 2e suppletore begroting vrijgevallen.

Verdeling onvoorzien (x f 1000)

ArtikelOmschrijving Bedrag
01.01Personeel en materieel kernministerie4 400
02.01Muntwezen (aankoop zilverrondellen–Vrede van Münster)4 200
01.14Diverse uitgaven (vertraagde inning MRB)1 900
04.01Personeel en materieel Belastingdienst 250
  10 750
 Vrijgevallen (bij 2e suppletore begroting)32 010
  42 760

01.11 Uitvoering van werken door Domeinen

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Onderhoud gronden en gebouwen17 2469 532– 7 714
Kapitaalinvesteringen gronden en gebouwen4 0192 029– 1 990
Beheerskosten5 4547 623+ 2 169
 26 71919 184– 7 535

Uitgaven

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Onderhoud gronden en gebouwen17 2468 918– 8 328
Kapitaalinvesteringen gronden en gebouwen4 0192 056– 1 963
Beheerskosten5 4547 623+ 2 169
 26 71918 597– 8 122

In totaal treedt op dit artikel ten opzichte van de ontwerp-begroting een onderuitputting op met name bij onderhoud van gronden en gebouwen. De onderuitputting op dit artikelonderdeel betreft met name lager dan geraamde kosten voor onderzoek naar en uitvoering van bodemverontreiniging en -sanering. Daarnaast heeft vertraging in de uitvoering van diverse kleinere projecten in de onderhoudssfeer bijgedragen aan het verschil.

Tegenover de kleine onderschrijding bij het artikelonderdeel kapitaalinvesteringen staat een nagenoeg even grote overschrijding bij beheerskosten (o.a. taxatiekosten en bewakingskosten van objecten). De oorspronkelijke ramingen voor de onderdelen kapitaalinvesteringen en beheerskosten zijn op basis van inzichten in de realisaties 1996 ten tijde van de 1e suppletore begroting door middel van een interne budgetverschuiving aangepast tot respectievelijk f 1,5 mln. en f 7,9 mln.

Volume- en prestatiegegevens

In onderstaande tabel is de ontwikkeling in de omvang van het beheersareaal Domeinen weergegeven.

Ontwikkeling omvang beheersareaal Domeinen (in ha.)

 1-1-19971-1-1998
Volledig beheer Domeinen1 490 1001 536 1441
Materieel beheer departementen99 709137 156
Totaal1 589 8091 673 300

1 Volledig beheer Domeinen is als volgt uit te splitsen:

• oevergronden en wateroppervlakten 1 359 346

• landbouwgronden 110 316

• overige 66 482

De toename van het areaal in volledig beheer van Domeinen hangt samen met de overname van het bijzonder domeinbeheer Flevoland van het ministerie van Verkeer en Waterstaat per 1-1-1997.

De toename van het beheersareaal in materieel beheer bij andere departementen betreft een technische correctie, waarbij het beheersareaal van diensten ressorterend onder ministeries nu met het areaal van die ministeries wordt meegeteld.

01.12 Lasten en overige uitgaven van Domeinen

Verplichtingen en uitgaven

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Waterschapslasten22 47214 315– 8 157
Gemeentelasten65 89361 306– 4 587
Ruilverkavelingslasten310353+ 43
 88 67575 974– 12 701

De hoofdoorzaak van de lagere uitgaven bij zowel de waterschaps- als de gemeentelasten is een vertraging in de oplegging van aanslagen door waterschappen en gemeenten als gevolg van een nieuwe waardevaststelling ingevolge de wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ). Hoewel de raming hiervoor bij 2e suppletore begroting is verlaagd, hebben genoemde effecten zich in grotere omvang gemanifesteerd dan verwacht.

Daarnaast hebben ook wijzigingen in de tarieven van gemeenten en waterschappen en wijziging van het volume aan objecten (onder meer door de omvangrijke verkoop van agrarische objecten in 1996) geleid tot een daling van de uitgaven voor met name de waterschapslasten.

De vertraging in de oplegging van de aanslagen waterschapslasten en gemeentelasten in 1997 kan leiden tot een inhaaleffect in 1998.

01.13 Uitgaven Bureau Schade-afwikkeling

Verplichtingen en uitgaven

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 6 6256 755+ 130

De uitgaven hebben in hoofdzaak betrekking op de afwikkeling van WA- en cascoschade van het Rijkswagenpark. Door Bureau Schade-afwikkeling werden in 1997 ruim 3 800 schadezaken afgewerkt (1996: 3 781 zaken). In de gemiddelde schadelast deden zich geen significante wijzigingen voor.

Opgemerkt wordt dat Bureau Schade-afwikkeling per 1-12-1997 aan de Stichting Pensioenfonds Abp is overgedragen. De activiteiten van Bureau Schade-afwikkeling worden voortgezet door BSA Schaderegeling BV.

Volume- en prestatiegegevens

Bureaukosten

Uit onderstaande tabel blijkt dat Bureau Schade-afwikkeling over de periode dat zij nog onderdeel uitmaakte van Financiën (tot en met november 1997) niet geheel kostendekkend is geweest. Oorzaak ligt met name in het feit dat het Bureau als gevolg van de overdracht aan het Abp geconfronteerd is geworden met een zware werklast, waardoor de verhaalsactiviteiten vertraging hebben opgelopen.

Baten/lastenoverzicht van de bureaukosten (x f 1000)

 19931994199519961997
Bruto bureaukosten3 1643 0652 9332 9032 837
Verhaalde bureaukosten2 9172 9382 9263 1612 683
Netto bureaukosten– 247– 127– 7+ 258– 154

De bureaukosten en de verhaalde bureaukosten worden geboekt op uitgavenartikel 01.01 personeel en materieel kernministerie respectievelijk ontvangstenartikel 01.08 Ontvangsten Bureau Schade-afwikkeling.

Verhaalsresultaat

Door Bureau Schade-afwikkeling wordt schade verhaald ten behoeve van overheidsorganen, het Abp en slachtoffers/ambtenaren. De verhaalde schade wordt rechtstreeks aan de opdrachtgevers doorbetaald.

Verhaalde schade (x f 1000)

 199319941995199619971
Verhaald t.b.v. overheidsorganen en het Abp27 25536 19133 71133 99218 992

1 1997 tot en met november.

Zoals reeds aangegeven hebben de verhaalsactiviteiten vertraging opgelopen door de werklast waarmee Bureau Schade-afwikkeling geconfronteerd werd bij de voorbereiding van de overdracht aan het Abp.

Wagenpark

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het aantal motorrijtuigen en het aantal schademeldingen.

Wagenpark en schademeldingen

 19931994199519961997
Motorrijtuigenpark11 1667 4397 1777 1717 531
Daling/stijging t.o.v. voorgaand jaar (%)(2,1)(33,3)(3,6)(0,1)5,0
Schademeldingen:      
Wagenpark Rijk2 1502 8002 8773 3783 286
W.A. (schuld Rijk)1654578475453493
Totaal3 8043 3783 3833 8313 779
Schadefrequentie34,145,447,153,450,2

In 1997 is aan de voortdurende afname van het wagenpark een eind gekomen. Een uitbreiding van het aantal deelnemers alsmede het uitbreiden van wagenparken van bestaande deelnemende rijksdiensten ligt hieraan ten grondslag. De afname van de schadefrequentie is mede een gevolg van het feit dat in de gegevens over 1997 de maand december niet is opgenomen.

01.14 Diverse uitgaven

Verplichtingen en uitgaven

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Verloren gegaan rijksgeld0330+ 330
Diverse uitgaven16843 399+ 43 231
 16843 729+ 43 561

Bij het artikelonderdeel diverse uitgaven worden de hoger dan geraamde uitgaven met name veroorzaakt door een betaling aan de provincies voor gederfde opcenten Motorrijtuigenbelasting (f 41,9 mln.). De invoering van de wet op de Motorrijtuigenbelasting 1994 heeft geleid tot een vertraagde inning van deze belasting. Het restant van de tegenvaller op dit artikelonderdeel betreft een verrekening van pensioengelden met betrekking tot de verzelfstandiging van 's Rijks Munt (f 1,3 mln.).

02.01 Muntwezen

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Kosten grondstoffen8 51514 212+ 5 697
Overige kosten3 3006 787+ 3 487
Muntmuseum575576+ 1
 12 39021 575+ 9 185

Voor een toelichting op de verplichtingen wordt verwezen naar de toelichting bij de uitgaven.

Uitgaven

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Kosten grondstoffen8 51514 498+ 5 983
Overige kosten3 3007 040+ 3 740
Muntmuseum575576+ 1
 12 39022 114+ 9 724

Ten laste van dit artikel zijn de verplichtingen en uitgaven verantwoord voor de productie van reguliere guldenmunten en de bijzondere munten. In 1997 zijn ruim 93 mln. reguliere munten geproduceerd. Voor de reguliere munten werd f 10,1 mln. uitgegeven (met name grondstoffen en muntloon). Voor de bijzondere munten werd f 11,1 mln. uitgegeven, waarvan ongeveer f 7,1 mln. betrekking heeft op in 1997 in circulatie gebrachte de f 10-Marshallmunt en f 4,0 mln. op de in 1998 in omloop te brengen f 50-Vrede van Münstermunt. De kleine afwijkingen tussen de verplichtingen- en uitgavenrealisaties worden veroorzaakt door overlopende betalingsverplichtingen.

Volume- en prestatiegegevens

In onderstaande tabel wordt het voorraadverloop van Nederlandse munten in 1997 weergegeven.

Voorraadverloop Muntdepot in 1997 (aantallen x 1000)

 BeginvoorraadProductieIn circulatie (per saldo)VerschrotEindvoorraad
vijfgulden24 4881704 3842720 247
rijksdaalder9 3191801 230368 233
gulden36 9837 87515 08724229 529
kwartje39 61229 76048 78024420 348
dubbeltje31 59219 40027 36626723 359
stuiver19 25735 90050 4062074 544
 161 25193 285147 2521 023106 261
vijftiggulden2– 95961
tiengulden191 05655450813
setjes369812410

Uit deze tabel blijkt dat in 1997 de vraag naar reguliere circulatiemunten (147 mln. stuks) fors hoger is dan de productie (93 mln. stuks), hetgeen heeft geleid tot een intering op de voorraad tot 106 mln. Met name aan de pasmunten kwartje en stuiver bestond een grote behoefte, hetgeen tot een minimale stuivervoorraad aan het eind van het jaar leidde. E.e.a. betekent dat in 1998 de productie verhoogd zal worden om de voorraden op een aanvaardbaar niveau te brengen, zodat schommelingen in de muntvraag opgevangen kunnen worden. Uit onderstaande tabel, waarin de productie van en vraag naar munten (incl. setjes en bijzondere munten) is weergegeven, blijkt dat de muntvraag in 1997 ook ten opzichte van 1995 en 1996 hoog uitviel.

Muntvraag en muntproductie 1995–1997

 199519961997
Muntvraag112 341105 273148 455
Muntproductie81 115109 09494 929

Voor wat betreft de bijzondere munten blijkt uit de eerste tabel (voorraadverloop) dat in 1997 een kleine 0,1 mln. stuks f 50-munten terugvloeiden van uitgiften uit voorgaande jaren. De productie van de ruim 1,0 mln. f 10-munten heeft betrekking op de Marshall-munt, die in 1997 in omloop werd gebracht. Hier tegenover staat een forse terugvloei van f 10-munten uit voorgaande jaren, zodat per saldo slechts 0,5 mln. f 10-munten in omloop werden gebracht. De verkoop van zilver dat voortvloeit uit de vernietiging van bijzondere munten leidt tot opbrengsten voor de Staat.

02.07 Regeling Bijzondere Financiering

Uitgaven

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
AA-kredieten74 00012 955– 61 045
B-kredieten12 0000– 12 000
Overig1 0000– 1 000
 87 00012 955– 74 045

De uitgaven in 1997 zijn beperkt gebleven door de algemene goede gang van zaken bij bedrijven waaraan kredieten zijn verstrekt. Er waren geen bedrijven met een hoog uitstaand obligo, die in financiële problemen zijn gekomen en daarnaast werd slechts bij een beperkt aantal bedrijven schade geleden.

Volume- en prestatiegegevens

Uitgaven/ontvangsten

Individuele dossiers kunnen de uitgaven Bijzondere Financiering (BF) in belangrijke mate bepalen, waardoor zowel de uitgaven als ontvangsten (voor wat betreft de restituties) jaarlijks fluctueren. Onderstaand is de meerjarige ontwikkeling van zowel de uitgaven als ontvangsten BF weergegeven.

Meerjarige ontwikkeling uitgaven en ontvangsten BF (x f 1 mln.)

 199219931994199519961997
Uitgaven50,986,962,514,528,313,0
Ontvangsten62,759,078,641,843,435,0
Saldo111,8– 27,916,127,315,122,0

1 Ontvangsten – Uitgaven.

Verplichtingen

Onderstaande tabel geeft een meerjarig overzicht van aantallen en omvang van garanties die onder de regeling BF zijn afgegeven.

Aan bedrijven verleende kredieten naar omvang (bedragen x f 1 mln.)

 19931994199519961997
 bedragaantalbedragaantalbedragaantalbedragaantalbedragaantal
f 1–5 mln.59,81862,11853,21683,12150,614
f 5–10 mln. 69,49105,01363,4777,0944,56
groter f 10 mln. 179,18150,18189,58149,89208,211
Totaal308,335317,239306,131309,939303,331
Risico NIB33,3 42,2 31,1 34,9 34,9 
Risico Staat275,0 275,0 275,0 275,0 268,4 

Uit het overzicht blijkt dat de gemiddelde kredietomvang ten opzichte van 1996 is toegenomen tot zo'n f 9,8 mln. (1996: f 7,9 mln.). Door de afname van het aantal verleende kredieten is het totale bedrag aan verleende kredieten evenwel afgenomen.

02.11 Tijdelijke regeling subsidie tankstations

Met ingang van de 2e suppletore begroting 1997 is dit artikel toegevoegd. Op dit artikel worden de subsidiebedragen, alsmede een vergoeding aan Senter voor de uitvoeringskosten van de per 1-7-1997 ingevoerde «tijdelijke» regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland geraamd en verantwoord.

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Subsidies0129 994+ 129 994
Uitvoeringskosten0375+ 375
 0130 369+ 130 369

Op grond van deze subsidieregeling zijn beschikkingen uitgegeven in 1997 voor een totaalbedrag van f 130 mln. Dit bedrag is gebaseerd op de opgaven van Senter. Senter zal in 1998 opdracht geven voor de accountantscontrole van de financiële verantwoording van deze subsidieregeling over 1997.

Uitgaven

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Subsidies07 591+ 7 591
Uitvoeringskosten0375+ 375
 07 966+ 7 966

In de 2e suppletore begroting is een raming van f 25 mln. opgenomen. De realisatie is lager als gevolg van het opstarten van de regeling en een vertraging die is opgetreden bij de behandeling van voorschotverzoeken.

Medio december is de regeling met terugwerkende kracht per 1-7-1997 gewijzigd, met als gevolg dat de beoogde subsidie eerder kan worden uitgekeerd. Dit, in combinatie met de eerdergenoemde vertraging in 1997, heeft met name budgettaire effecten in 1998.

03.04 Deelneming in het kapitaal van multilaterale ontwikkelingsbanken

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Deelneming in het kap. van de Intern.Fin. Maatschappij (IFC)01 210+ 1 210
Deelneming in het kap. van de Wereldbank000
Deelneming in het kap. van het Mult. Agentschap voor Investeringsgaranties021+ 21
Deelneming in het kap. van Reg.Ontwikkelingsbanken02 243+ 2 243
Deelneming in speciale fondsen van Regionale Ontwikkelingsbanken180 000107 800– 72 200
Bijdrage in de middelen van de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA)0145 656+ 145 656
 180 000256 930+ 76 930

Het verschil betreft enerzijds een positieve bijstelling van reeds bestaande verplichtingen als gevolg van koersstijgingen in 1997. De bijstelling is het gevolg van een verschil tussen de ultimokoers 1997 voor de dollar (IFC, MIGA, Regionale Ontwikkelingsbanken) en de SDR (IDA) en de ultimokoers 1996 voor deze valuta's (+ f 149,1 mln.). Anderzijds betreft het verschil een afwijking tussen de aangegane verplichting als het resultaat van de onderhandelingen betreffende de middelenaanvulling van het Aziatische Ontwikkelingsfonds en de in de begroting opgenomen stelpost (– f 72,2 mln.).

Uitgaven

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Deelneming in het kap. van de Intern.Fin. Maatschappij (IFC)8 2989 721+ 1 423
Deelneming in het kap. van de Wereldbank000
Deelneming in het kap. van het Mult. Agentschap voor Investeringsgaranties000
Deelneming in het kap. van Reg.Ontwikkelingsbanken8 6352 666– 5 969
Deelneming in speciale fondsen van Regionale Ontwikkelingsbanken41 17685 037+ 43 861
Bijdrage in de middelen van de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA)431 541363 006– 68 535
 489 650460 430– 29 220

Het verschil wordt verklaard door wisselkoersverschillen tussen de in de begroting geraamde dollarkoers (IFC) resp. SDR-koers (IDA) en de werkelijk gerealiseerde koers bij betaling, wijzigingen in het verzilveringsschema vanwege een gewijzigde kasbehoefte in de speciale fondsen van de Regionale Ontwikkelingsbanken (Aziatische Ontwikkelingsfonds en Afrikaans Ontwikkelingsfonds) en het feit dat bij de Aziatische Ontwikkelingsbank in de begroting werd uitgegaan van een betaling in SDR terwijl uiteindelijk de betaling vanwege wisselkoersoverwegingen in dollars is verricht. Daarnaast is de voor 1997 begrote betaling aan de Afrikaanse Ontwikkelingsbank niet verricht, aangezien de onderhandelingen over deze kapitaalverhoging nog niet waren afgerond. Verder worden twee betalingen (totaal SDR 15,9 mln.), die oorspronkelijk voor 1997 begroot waren in 1998 verricht (IDA).

03.05 Garanties inzake deelneming in het kapitaal van multilaterale ontwikkelingsbanken en garanties aan de EIB

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Garantie inzake deelneming in kap.Wereldbank80 3621 099 357+ 1 018 995
Garantie inzake deelneming in kap. MIGA3755 137+ 4 762
Garantie inzake deelneming in kap. Reg. Ontwikkelingsbanken17 880230 050+ 212 170
Garantie inzake overeenkomst van borgtocht met EIB betreffende de overeenkomst van Lomé033 251+ 33 251
 98 6171 367 795+ 1 269 178

Het verschil betreft een positieve bijstelling van reeds bestaande verplichtingen vanwege een verschil tussen de ultimokoers 1997 voor de dollar (Wereldbank, MIGA, Regionale Ontwikkelingsbanken) en de ECU (EIB-Lomé) en de betreffende begrotingskoersen 1997 (totaal f 1 239,0 mln.). Verder betreft het verschil aangegane verplichtingen in verband met verleende garanties aan de EIB in het kader van de overeenkomsten van Lomé (f 30,2 mln.).

Uitgaven

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Garantie inzake deelneming in kap.Wereldbank000
Garantie inzake deelneming in kap. MIGA000
Garantie inzake deelneming in kap. Reg. Ontwikkelingsbanken000
Garantie inzake overeenkomst van borgtocht met EIB betreffende de overeenkomst van Lomé02 210+ 2 210
 02 210+ 2 210

Het verschil heeft betrekking op het inroepen van garanties door de EIB inzake verstrekte leningen in het kader van de overeenkomsten van Lomé.

03.07 Garanties aan De Nederlandsche Bank

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Overeenkomst Staat-DNB inzake deelneming in IMF01 204 830+ 1 204 830
Overeenkomst Staat-DNB inzake Iran000
Overeenkomst Staat-DNB inzake leningen BIB000
Overeenkomst Staat-DNB inzake lening Bank Nederlandse Antillen0100 000+ 100 000
 01 304 830+ 1 304 830

Het verschil kan als volgt gespecificeerd worden:

• garantie aan DNB in verband met krediet aan Bank Neder- landse Antillen + 100 000

• positieve bijstelling van reeds bestaande verplichtingen. De bijstelling is het gevolg van een verschil tussen de ultimokoers 1997 voor de SDR (DNB-IMF) en de ultimo- koers 1996 + 1 204 830

+ 1 304 830

03.08 Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 041 208+ 41 208

Het verschil betreft een positieve bijstelling van reeds bestaande verplichtingen. Deze bijstelling is het gevolg van een verschil tussen de ultimokoers 1996 voor de ECU en de ultimokoers 1997.

03.10 Exportkredietverzekering

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Kostenvergoeding NCM31 00027 407– 3 593
Garantieverplichtingen24 969 30010 783 000– 14 186 300
 25 000 30010 810 407– 14 189 893

De in 1997 afgegeven garanties onder de exportkredietverzekering zijn ruim onder de verplichtingenraming van f 25 mld. gebleven. Zoals bekend kan het aantal en de bedragen van de jaarlijks afgegeven garanties sterk fluctueren, afhankelijk van het al dan niet afgeven van majeure dekkingstoezeggingen. Op basis van ervaringscijfers uit het verleden is enige indicatie te halen, waarbij het maximum ongeveer bij f 25 mld. ligt. Met een verplichtingenraming van f 25 mld. kan flexibel op marktontwikkelingen worden ingespeeld.

Uitgaven

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Kostenvergoeding NCM31 00027 407– 3 593
Schade-uitkeringen195 00055 805– 139 195
 226 00083 212– 142 788

De schade-uitkeringen zijn ten opzichte van de oorspronkelijke begroting aanzienlijk meegevallen doordat een aantal landen hun lopende verplichtingen is blijven nakomen. Dit in tegenstelling tot de verwachtingen ten tijde van het opstellen van de ontwerpbegroting 1997, waarbij ook rekening gehouden werd met de hoge schade-ervaringen in de voorgaande de jaren (1994 en eerder).

Volume- en prestatiegegevens

In het algemeen deel van de financiële verantwoording is een tabel opgenomen met betrekking tot de uitkomsten exportkredietverzekering vanaf 1932.

03.11 Herverzekering Investeringen

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 250 000273 000+ 23 000

In oktober 1997 zijn de «Wet Herverzekeringen Investeringen 1969» en de «Tijdelijke Regeling Herverzekering Investeringen Oost-Europa» samengevoegd tot één ministeriële «Regeling Herverzekering Investeringen» (RHI). In verband hiermee en vanwege de toegenomen belangstelling voor deze regelingen is bij 1e suppletore begroting het garantieplafond 1997 opgehoogd van f 250 mln. naar f 750 mln. De aangegane verplichtingen zijn aanzienlijk lager uitgekomen dan geraamd, aangezien de RHI later dan gepland is ingevoerd (15-10-1997 i.p.v. 1-7-1997) en pas in 1998 investeringsverzekeringen onder de RHI zijn uitgereikt.

03.13 Deelneming in het kapitaal van Europese banken

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
EIB waardehandhavingsregeling09 211+ 9 211
EBRD118 296124 364+ 6 068
 118 296133 575+ 15 279

Het verschil betreft enerzijds een aangegane verplichting uit hoofde van de waardehand-havingsregeling van de EIB (f 9,2 mln.) als gevolg van de wisselkoersontwikkeling van de ECU ten opzichte van de gulden. Anderzijds betreft het een positieve bijstelling van a) reeds bestaande verplichtingen en b) van een begrote verplichting die in 1997 is gerealiseerd (f 6,1 mln. EBRD). De bijstelling is het gevolg van een verschil tussen de ultimokoers 1997 voor de ECU en de ultimokoers 1996 met betrekking tot de reeds bestaande verplichting, respectieve begrotingskoers 1997 voor de begrote verplichting.

Uitgaven

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
EIB waardehandhavingsregeling09 211+ 9 211
EIB deelneming kapitaal11 3460– 11 346
EBRD deelneming kapitaal5 2585 441+ 183
 16 60414 652– 1 952

Het verschil bij het artikelonderdeel EIB wordt verklaard door uitgaven als gevolg van de waardehandhavingsregeling (+ f 9,2 mln., zie verplichtingen) en door een besluit van de Raad van Bewindvoerders van de EIB om de betalingen van de aandeelhouders te laten vervallen (– f 11,3 mln). Verder wordt het verschil verklaard door een afwijking tussen de begrotingskoers van de ECU voor 1997 en de koers waartegen de betaling is verricht (artikelonderdeel EBRD + f 0,2 mln.).

03.14 Garanties inzake deelneming in het kapitaal van Europese banken

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
EIB0144 114+ 144 114
EBRD407 464437 075+ 29 611
 407 464581 189+ 173 725

Het verschil betreft een positieve bijstelling van a) reeds bestaande verplichtingen (EIB, EBRD) en van b) een begrote verplichting die in 1997 is aangegaan (EBRD). De bijstelling is het gevolg van een koersverschil tussen de ultimokoers 1997 en de ultimokoers 1996 voor de reeds bestaande verplichting, respectieve begrotingskoers 1997 voor de begrote verplichting.

03.16 Deelneming in het kapitaal van de Ontwikkelingsbank voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 69 84079 695+ 9 855

Het verschil betreft een positieve bijstelling van een begrote verplichting die in 1997 is aangegaan. De bijstelling heeft betrekking op de in 1997 geraamde en gerealiseerde verplichting inzake de deelneming en is het gevolg van een verschil tussen de ultimokoers 1997 voor de SDR en de begrotingskoers 1997.

Uitgaven

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 13 9680– 13 968

De in de ontwerp-begroting geraamde uitgaven zijn in 1997 niet gedaan aangezien deze bank in 1997 nog niet is opgericht. De voor 1997 geraamde betaling is doorgeschoven naar 1998.

03.17 Garantie inzake deelneming van het kapitaal van de Ontwikkelingsbank voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 209 526239 085+ 29 559

Het verschil betreft een positieve bijstelling van een begrote verplichting die in 1997 is aangegaan. De bijstelling is het gevolg van een verschil tussen de ultimokoers 1997 voor de SDR en de begrotingskoers 1997.

04.01 Personeel en materieel Belastingdienst

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Ambtelijk personeel2 400 8592 318 981– 81 878
Overige personele uitgaven35 00070 186+ 35 186
Post-actieven15 30113 957– 1 344
Materiële uitgaven1 102 0001 309 661+ 207 661
 3 553 1603 712 785+ 159 625

Voor de toelichting op de verplichtingen wordt mede verwezen naar de toelichting op de uitgaven.

Het verschil tussen de realisaties van de verplichtingen en de uitgaven is ontstaan doordat bij de 2e suppletore begroting de verplichtingenruimte is verhoogd voor het Client Operating System dat oorspronkelijk voor 1998 en 1999 was voorzien. Dit om uit het oogpunt van een optimale bedrijfsvoering vanaf begin 1998 te kunnen starten met een nieuwe werkomgeving voor de gehele Belastingdienst. De kasbetaling bij deze verplichtingen vindt in 1998 plaats.

De totale verplichtingenraming bij 2e suppletore kwam daarmee op f 3 678,7 mln. De overschrijding van f 34,1 mln. na 2e suppletore begroting is met name het gevolg van extra verplichtingen voor de aanschaf van automatiseringsapparatuur.

Uitgaven

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Ambtelijk personeel2 400 8592 318 981– 81 878
Overige personele uitgaven35 00070 186+ 35 186
Post-actieven15 30113 957– 1 344
Materiële uitgaven1 102 0001 261 161+ 159 161
 3 553 1603 664 285+ 111 125

Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de realisatie vloeit voort uit de bijstellingen zoals verwerkt in de suppletore wetten (f 81,5 mln.) en een overschrijding ná de Najaarsnota (f 29,6 mln.).

Het verschil kan als volgt worden gespecificeerd (x f 1 000):

Uitvoering fiscale wetsvoorstellen: kosten in verband met energie-investeringsaftrek, MRB/BPM, doorstroom lage lonen, afdrachtvermindering HBO, huurwaardeforfait, MRB-vrachtwagens en compensatieregeling accijnsverhoging dieselolie voor zware vrachtwagens+ 22 261
   
Wet Onroerende Zaken (WOZ): de raming voor de kosten WOZ is opwaarts bijgesteld. De redenen hiervoor zijn onder andere het toenemend aantal bezwaarschriften en beter inzicht in de werkelijke uitvoeringskosten bij de gemeenten. Het betreft met name taxatiekosten en kosten voor automatisering+ 42 000
   
Euro: in 1999 moet de euro, naast de gulden, kunnen worden gehanteerd voor het doen van belastingaangiften. Om dit mogelijk te maken worden uitgaven gedaan op het gebied van automatisering, communicatie, opleidingen, voorschriften en dergelijke+ 16 000
   
Sociale lasten: met ingang van 1-1-1997 worden de verplichtingen en de uitgaven in dezelfde maand geboekt, waar voorheen de uitgaven aan sociale lasten een maand later dan de verplichtingen werden geboekt. Dit houdt in dat in 1997 eenmalig dertien maanden sociale lasten zijn betaald, in plaats van 12 maanden+ 14 740
   
Overgang CDIU: de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer (CDIU) is per 1-1-1997 van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) overgegaan naar de Belastingdienst+ 7 298
   
Containerscanner: tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in 1996 heeft het kabinet een bedrag van f 30 mln. structureel beschikbaar gesteld voor een verdere intensivering van de uitvoering van het Schengen-verdrag. Hierbij is een pakket aan maatregelen tot stand gekomen, waarbij een zwaar accent ligt op de versterking van de controles aan de buitengrenzen. In 1997 is eenmalig een bedrag van f 5,8 mln. ter beschikking gesteld aan de Belastingdienst, als bijdrage in de aanschaf van een containerscanner+ 5 800
   
Scan-apparatuur: in het kader van een goede douanecontrole op de Nederlandse Antillen is x-ray apparatuur aangeschaft en beschikbaar gesteld aan Sint Maarten voor doorlichting van poststukken en bagage+ 250
   
Overboeking: in verband met investeringen en huren voor huisvesting Belastingdienst is f 92,3 mln. overgeboekt naar VROM/RGD– 92 273
   
Loon- en prijsbijstelling: zie artikelen 01.03 en 01.04+ 46 431
   
Hogere uitgaven met name in verband met technische bijstand Nederlandse Antillen (AIBS). Hier tegenover staan hogere ontvangsten, die verantwoord zijn op ontvangstenartikel 04.27+ 20 560
   
Overig: voor een aantal kleinere posten is geld overgeboekt danwel zijn kosten gemaakt. Het betreft kosten betalingsverkeer en douane-attaché Londen– 1 534
   
Hogere uitgaven voor automatiseringsapparatuur, portikosten en kosten betalingsverkeer+  29 592
  + 111 125

Kengetallen

In onderstaande tabel zijn kengetallen opgenomen over het volume (in fte) van het ambtelijke en het post-actieve personeel, naast uitgaven per fte. Voor ambtelijk personeel, post-actieven en materieel (in duizenden guldens per fte).

Kengetallen personeel en materieel (Volume in fte; bedragen x f 1 000)

 Realisatie 1996Begroting 1997Realisatie 1997
Volume   
ambtelijk personeel28 05730 44828 679
post-actieven488448418
Gemiddelde uitgaven   
ambtelijk personeel77,178,980,9
post-actieven31,534,233,4
materieel40,736,244,0

Personele uitgaven

De raming voor de totale personele uitgaven (uitgaven ambtelijk personeel, overige personele uitgaven en de uitgaven voor post-actieven) is gedurende het begrotingsjaar 1997 per saldo met in totaal f 46 mln. verlaagd. Dit betekent dat de raming ná de bijstelling van de 2e suppletore begroting 1997 voor de personele uitgaven f 2 405,1 mln. bedraagt. Gerelateerd aan deze raming is er bij de personele uitgaven dus sprake van een onderschrijding van circa f 2 mln.

Binnen de totale personeelsuitgaven heeft een groter accent gelegen op de overige personele uitgaven. Er is meer gebruik gemaakt van uitzendkrachten dan oorspronkelijk geraamd. De reden hiervoor is dat de verwachte instroom van nieuwe medewerkers (in verband met uitvoering fiscale wetsvoorstellen, fraudeplan en herbezetting in het kader van de 36-urige werkweek) minder snel ging dan verwacht. Om de werkzaamheden op te vangen is daarom meer gebruik gemaakt van overwerk en uitzendkrachten. Het volume van het ambtelijk personeel is ook lager dan van tevoren was ingeschat.

Materiële uitgaven naar cluster (x f 1000)

 Realisatie 1996Begroting 1997Realisatie 1997
Huisvesting76 346144 68892 324
Bureaukosten54 91460 45065 324
Communicatie169 321155 835174 466
Reis- en verblijfkosten65 34762 60472 861
Personeelsontwikkeling50 35447 12366 494
Bedrijfsmiddelen90 42066 05386 442
Automatisering512 430393 139567 270
WOZ60 02633 00066 119
Overig62 783139 10869 861
 1 141 9411 102 0001 261 161

Mede door de bijstellingen zoals verwerkt in de suppletore begrotingen (zie voorgaande toelichting) zijn verschillen ontstaan tussen de ontwerp-begroting en de realisaties. De raming voor de materiële uitgaven is per saldo voor een totaalbedrag van f 127,6 mln. opwaarts bijgesteld tot f 1229,6 mln. bij de 2e suppletore begroting.

Het verschil tussen de raming en de realisatie bij het cluster huisvesting wordt gedeeltelijk verklaard door de overboekingen van de Belastingdienstbegroting naar de begroting van de RGD voor projecten die voor de Belastingdienst prioriteit hebben, maar waarvoor de middelen op de RGD-begroting ontbreken. In 1997 is f 92,3 mln. overgeboekt naar de begroting van VROM/RGD.

In verband met de uitvoering van een aantal fiscale wetsvoorstellen en de overgang van de CDIU naar de Belastingdienst is de raming bij verschillende uitgavenclusters gedurende het uitvoeringsjaar opwaarts bijgesteld. Zo zijn de clusters voor onder andere de bureaukosten, de reis- en verblijfkosten, de uitgaven voor personeelsontwikkeling (opleidingen e.d.) en de bedrijfsmiddelen begrotingstechnisch aangepast. Daarnaast zijn de ramingen voor deze clusters gecorrigeerd voor prijsstijgingen. Indien met deze aanpassingen rekening wordt gehouden is er bij deze uitgavenclusters geen sprake van noemenswaardige over- of onderschrijdingen.

In het cluster communicatiekosten zijn de uitgaven circa f 19 mln. hoger dan de ontwerp-begroting.

Ondanks de bijgestelde raming is sprake van een relatief kleine overschrijding als gevolg van hogere portikosten en hogere kosten betalingsverkeer.

In het cluster automatisering zijn de ramingen gedurende het uitvoeringsjaar bijgesteld, onder meer als gevolg van diverse fiscale wetsvoorstellen en kosten automatisering euro.

De overschrijding is specifiek het gevolg van het Belastingdienstbrede Project UCOS (Upgrading Client Operating System). Met dit project wordt de gehele werkomgeving van de Belastingdienst (PC's en software) gemoderniseerd en aangepast aan de huidige kwaliteitsstandaarden. Om redenen van doelmatigheid en om de normale bedrijfsvoering niet te veel te hinderen is in 1997 een zo groot mogelijk deel van de noodzakelijke investeringen (automatiseringsapparatuur, software) gerealiseerd.

De raming van de uitgaven in het kader van de wet Waardering Onroerende Zaken is bij 1e suppletore begroting met een bedrag van f 42 mln. aangepast. Indien hiermee rekening wordt gehouden is dus sprake van een onderschrijding van circa f 9 mln. Met deze onderschrijding zijn tegenvallers in de overige clusters gecompenseerd.

Het verschil bij het cluster overige uitgaven is ramingstechnisch van aard. Indien budgetten aan de Belastingdienstbegroting worden toegevoegd in verband met bijvoorbeeld nieuwe fiscale wetsvoorstellen of nieuwe beleidsmaatregelen worden deze in de begroting veelal toegevoegd aan het cluster overige uitgaven. Nadat de desbetreffende uitgaven nader zijn gespecificeerd, worden deze toegevoegd aan de overige clusters.

04.05 Uitgaven heffings- en invorderingsrente

Verplichtingen en uitgaven

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Invorderingsrente252 100129 463– 122 637
Heffingsrente646 200290 856– 355 344
 898 300420 319– 477 981

De onderschrijding is voornamelijk het gevolg van kortere doorlooptijden, waardoor de rentedragende periode wordt beperkt. Daarnaast is ook de daling van het rentepercentage van invloed geweest. Bij ontwerp-begroting 1997 is rekening gehouden met de afschaffing van het drempeltijdvak. Deze is echter berekend op basis van het toen geldende rente-percentage van 5%. In 1997 is het percentage gedaald tot 3,25%.

2.8.2. Ontvangsten

Niet-belastingontvangsten

01.04. Afdracht Staatsloterij

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Afdracht SENS161 595193 121+ 31 526
Afdracht NIL02 646+ 2 646
 161 595195 767+ 34 172

De afdracht Staatsloterij is hoger uitgekomen vanwege een meevallende voorafdracht SENS over 1997 ten gevolge van een gunstige omzetontwikkeling bij de Staatsloterij. Op het einde van het jaar heeft het succes van de Oudejaarsloterij bijgedragen aan een hogere afdracht.

De realisatie afdracht NIL in 1997 betreft de afdracht over het vierde kwartaal van 1996, zijnde 5 % van de omzet van de krasloterij over die periode. In de ontwerpbegroting 1997 was abusievelijk geen rekening gehouden met het feit dat deze afdracht m.b.t. het jaar 1996 nog tot een kasafdracht in 1997 zou leiden. De vergoeding aan het ministerie van Financiën is per 1 januari 1997 beëindigd.

Meerjarige ontwikkeling omzet en afdracht SENS en NIL (x f 1 mln.)

 1994199519961997
Omzet SENS778,2859,0923,01 041,0
Afdracht SENS conform jaarrekening121,3156,9168,7192,2
Kasafdracht SENS161,2140,1163,7193,1
Kasafdracht NIL8,38,48,02,6
 169,5148,5171,7195,8

De kasafdracht SENS wijkt af van de afdracht conform jaarrekening SENS in verband met de afdrachtssystematiek: voorafdracht van 19% van de omzet gedurende het jaar met eindafrekening van resulterend winst/ verlies na afloop van het jaar. De omzet van de Staatsloterij is de afgelopen jaren sterk gestegen. Bijdragen aan deze omzetstijgingen leverden onder meer de introductie van de jackpot (eind 1994) en het succes van de Oudejaarsloterij.

01.05 Ontvangsten uit exploitatie Domeinen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Verpachting75 00072 583– 2 417
Erfpacht en opstal46 00045 517– 483
Verhuring55 90766 985+ 11 078
Verkoop zand30 00037 390+ 7 390
Vergunningen en overige rechten21 33023 563+ 2 233
 228 237246 038+ 17 801

In totaal treedt een meevaller op van f 17,8 mln. De tegenvallende ontvangsten bij pacht en erfpacht vloeien voort uit de omvangrijke verkopen van agrarische gronden en gebouwen in 1996. Door vermindering van het agrarisch areaal nemen deze ontvangsten uit exploitatie af.

De hogere huuropbrengsten zijn met name het saldo van niet geraamde c.q. meevallende opbrengsten uit verhuring van rijksmusea (+ f 18,4 mln.), van panden in beheer bij de Rijksgebouwendienst (+ f 5,7 mln.), van Defensie-objecten (+ f 3 mln.), van panden in beheer bij Economische Zaken (+ f 1,1 mln.), van tegenvallende IX B-huuropbrengsten (– f 2,7 mln.) en van opbrengsten uit verhuring van panden aan de Arbeidsvoorziening (– f 14,4 mln.). Laatstgenoemde mutatie wordt veroorzaakt door een versnelde verkoop van de door de Arbeidsvoorziening gehuurde panden (zie ook ontvangstenartikel 01.06).

De meevallende zandverkopen in 1997 zijn terug te voeren op zowel prijs- als volume-ontwikkelingen. Met name aan de gemeente Almere is een onverwacht hoog volume verkocht.

Op bepaalde ontvangsten van dit artikel zijn middelenafspraken van toepassing.

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de opbrengsten die vallen onder de middelenafspraken.

Middelenafspraken (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Defensie (met name huren)5 00010 170+ 5 170
RGD (huren, incl. ARBVO)30 01521 336– 8 679
OCW (huren Rijksmusea en IBG)4 39222 765+ 18 373
EZ (huren NITG)01 124+ 1 124
 39 40755 395+ 15 988

01.06 Ontvangsten uit verkoop Domeinen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Roerende zaken    
• Defensiezaken223 800302 564+ 78 764
• Overige overtollige en verbeurd verklaarde zaken9 00048 884+ 39 884
Subtotaal232 800351 448+ 118 648
    
Onroerende zaken    
• Agrarische domeinen79 800177 353+ 97 553
• Defensie-objecten20 000124 781+ 104 781
• RGD-objecten108 06286 010– 22 052
• Overige overtollige zaken45 00096 856+ 51 856
Subtotaal252 862485 000+ 232 138
 485 662836 448+ 350 786

In totaal treedt een meevaller op van f 351 mln. welke voor f 183,5 mln. betrekking heeft op roerende en onroerende Defensie-objecten. Op basis van de door het Ministerie van Defensie opgestelde afstootraming is bij 1e en 2e suppletore begroting 1997 de verkoopraming hiervoor aangepast.

De hoger dan geraamde verkopen van overige overtollige roerende zaken heeft voor het grootste deel betrekking op verrekening van de waarde van roerende zaken welke door het ministerie van Verkeer & Waterstaat zijn overgedragen aan de verzelfstandigde Rijksdienst voor het Wegverkeer (f 34,4 mln.). Daarnaast zijn hogere opbrengsten gerealiseerd uit de verkoop van in beslag genomen en verbeurd verklaarde zaken en zijn door een hoger dan geraamd verkoopvolume ook meer opgelden ontvangen (samen f 5,5 mln.).

De hoger dan geraamde verkoopopbrengsten uit agrarische domeingronden duiden erop dat de condities voor pachters om de door hen gepachte grond te kopen na het recordjaar 1996 ook in 1997 relatief gunstig zijn geweest. Nadat in de tweede helft van 1996 en begin 1997 de vraag van pachters om te kopen aanvankelijk terugliep, trok deze in het voorjaar van 1997 weer aan. Ten opzichte van de (stelpost)raming in de ontwerp-begroting 1997 (2200 ha.) is in 1997 ca. 3650 ha. daadwerkelijk verkocht.

De meevallende opbrengsten uit verkoop van overige overtollige onroerende zaken doen zich voor bij de verkoop van schoolgebouwen (f 9,5 mln.), van panden van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO: f 4,2 mln), van panden van de Arbeidsvoorziening (ARBVO: f 12,9 mln.) en van diverse onroerende zaken in beheer bij Domeinen zelf (f 24,3 mln.). Reeds bij 1e en 2e suppletore begroting zijn de ramingen hiervoor aangepast.

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de opbrengsten waarvoor middelenafspraken bestaan.

Middelenafspraken overige overtollige onroerende zaken (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
RGD (ARBVO)14 50027 381+ 12 881
RGD (overige)108 06286 010– 22 052
LNV (DLO)04 209+ 4 209
Defensie243 800427 345+ 183 545
EZ (NITG)0972+ 972
OCW (schoolgebouwen)09 508+ 9 508
 366 362555 425+ 189 063

01.07 Diverse ontvangsten Domeinen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Overdracht van onroerende zaken aan andere diensten1003 707+ 3 607
Rente1 50010 263+ 8 763
Onbeheerde nalatenschappen1001 975+ 1 875
Overige ontvangsten2 5007 473+ 4 973
 4 20023 418+ 19 218

Bij overdracht van onroerende zaken aan andere diensten wordt het verschil tussen ontwerp-begroting en realisatie veroorzaakt door de overdracht van overtollige kazernes van Defensie.

De meevallende rente-ontvangsten zijn met name het gevolg van het feit dat Peru de verplichtingen voortvloeiende uit aankoop van marinefregatten uit de jaren '70 weer nakomt (f 6,5 mln.). Vanwege een herconsolidatie van de schuldenlast was de oorspronkelijke raming op nihil gesteld. De resterende meevaller bij de rente betreft een niet geraamde reserveringsvergoeding die is ontvangen voor de verkoop van een groot object in Utrecht (f 1,6 mln.).

Op de post overige ontvangsten worden de hoger dan geraamde ontvangsten veroorzaakt door doorberekening van kosten voor bodemonderzoek en -sanering aan de materiële beheerders (andere ministeries) van de gronden.

01.10 Diverse ontvangsten, kernministerie

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Invaliditeitsuitkeringen40235+ 195
Verrichte werkzaamheden kernministerie1 5764 772+ 3 196
Overige ontvangsten3 82011 344+ 7 524
 5 43616 351+ 10 915

De hoger dan geraamde ontvangsten inzake invaliditeitsuitkeringen hebben met name betrekking op nabetalingen door de USZO als gevolg van opschoningsacties in hun bestanden.

Bij de post ontvangsten uit verrichte werkzaamheden bestaat de meevaller uit hoger dan geraamde doorberekende cursuskosten. De raming is hiervoor bij tweede suppletore begroting aangepast.

Bij de post overige ontvangsten bestaat de meevaller voor het grootste deel uit een niet geraamde terugbetaling van het ABP uit hoofde van het FAOP-fonds (Fonds Arbeidsongeschiktheid Overheids Personeel) dat als gevolg van invoering van de wet Overheidspersoneel Onder de Werknemersverzekeringen (OOW) per 1 januari 1998 is opgeheven. Het vermogen van het FAOP-fonds dat ultimo 1997 resteerde is teruggeleid naar de overheidswerkgevers in de vorm van een premierestitutie. Voor het ministerie van Financiën bedraagt de restitutie f 6,5 mln. Daarnaast zijn op dit artikelonderdeel niet geraamde ontvangsten gerealiseerd uit doorberekende personeelskosten aan andere departementen in verband met detachering en interimfunctievervulling, terugontvangen proceskosten en terugontvangen voorschotten.

02.01 Winstuitkering De Nederlandsche Bank

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 1 325 0001 773 423+ 448 423

De realisatie is opgebouwd uit de slotafdracht over 1996 en de interimafdracht over 1997.

De hoger dan geraamde winstuitkering van DNB in 1997 is met name het gevolg van de verkoop van goud in 1996, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat een groter deel van de goud- en deviezenvoorraad rentedragend is geworden. Dit heeft geleid tot een groter winstgenererend vermogen, en dus een hogere winstafdracht.

02.02 Rente De Nederlandsche Bank-FMS account

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 10 62518 4497 824

De rente-opbrengst over de bij de Federal Reserve Bank aangehouden FMS-account was in 1997 fors hoger dan geraamd. De oorzaak hiervan ligt in het hoger dan geraamde gemiddeld saldo en de hogere dollarkoers. Bij 1e suppletore begroting was van de meevaller reeds ruim f 5 mln. aangemeld.

02.04 Toename munten in circulatie

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 34 62556 379+ 21 754

Op dit artikel is de nominale waarde verantwoord van de munten die per saldo in 1997 in omloop zijn gebracht. In 1997 betrof het 147 mln. stuks, hetgeen fors meer is dan de geraamde 95 mln. Voor een toelichting op de toegenomen muntvraag wordt verwezen naar uitgavenartikel 02.01.

02.08 Dividend uit staatsdeelnemingen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Nationale Investeringsbank13 90014 570+ 670
Intern. Nederlanden Groep2 0002 010+ 10
Bank Nederlandse Gemeenten55 40066 829+ 11 429
Hollandsche Signaalapparaten000
Haven van Vlissingen0220+ 220
Nederlandse Waterschapsbank400738+ 338
De Nederlandse Munt800213– 587
Ned. Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden NV0254+ 254
 72 50084 834+ 12 334

Het verschil tussen oorspronkelijke begroting en realisatie wordt met name veroorzaakt door meevallende contante winstuitkeringen bij de Bank Nederlandse Gemeenten (+ f 11,4 mln). Ten opzichte van 1996 (f 79,1 mln.) is f 5,7 mln. meer contant dividend uitgekeerd, voornamelijk bij dividenden Nationale Investeringsbank (+ f 1,3 mln.) en Bank Nederlandse Gemeenten (+ f 4,1 mln.).

02.10 Regeling Bijzondere Financiering en Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Garantieprovisie BF8 0008 084+ 84
Restituties BF21 00027 005+ 6 005
Restituties PPM062+ 62
 29 00035 151+ 6 151

De meevaller ten opzichte van de oorspronkelijke begroting wordt met name veroorzaakt door de onvangst van meer restituties. Deze zijn met name meegevallen doordat enkele bedrijven waarvan in het verleden moest worden aangenomen dat het aan hen verstrekte krediet als verloren moest worden beschouwd inmiddels een goede gang van zaken kennen waardoor de restituties tijdelijk hoger uitvallen.

02.12 Rente en aflossing diverse leningen

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Lening NIB    
• rente3 4853 691+ 206
• aflossing8 6068 6060
    
Lening Postbank    
• rente88 31388 3130
    
Lening NIC    
• rente1 32462– 1 262
• aflossing4 0001 750– 2 250
    
Obligatielening ING    
• rente26 90028 094+ 1 194
• aflossing315 925+ 315 925
    
Lening ROI0229+ 229
 132 628446 670+ 314 042

Het verschil tussen oorspronkelijke begroting en realisatie wordt met name veroorzaakt door de verkoopopbrengst van de achtergestelde obligaties ING-groep (f 316 mln. aflossingsdeel en f 1 mln. rentedeel). De obligaties zouden op 15-3-2001 in een keer à pari (f 268,9 mln.) zijn afgelost. Verder is sprake van een rentederving (f 1,3 mln.) en lagere aflossing (f 2,3 mln.) ten gevolge van de vervroegde aflossing in 1996 van de lening aan de NV Nederlands Inkoopcentrum (NV NIC). Deze lening van f 15 mln. is aan de NV NIC bij verzelfstandiging verstrekt en is per begin 1997 geheel vervroegd afgelost.

03.05 Diverse ontvangsten financiën buitenland

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Nederlands-Indonesische Overeenkomst7 30014 656+ 7 356
Terugontvangen garantiebetalingen EIB02 223+ 2 223
Ontvangsten IDA Special Action Account683631– 52
Terugontvangsten EIB Speciale Rekening000
 7 98317 510+ 9 527

Het verschil kan als volgt gespecificeerd worden:

extra-uitkering door het ministerie van Buitenlandse Zaken inzake de Nederlandse-Indonesische Overeenkomst. In het verleden is een achterstand ontstaan in de verrekening met Buitenlandse Zaken die door middel van deze uitkering wordt ingelopen. In de ontwerp-begroting is uitgegaan van de normale jaarlijkse uitkering door Buitenlandse Zaken, waardoor een extra-uitkering ontstaat van+ 7 356
terugontvangsten van betalingen die in het verleden waren verricht ten gevolge van het inroepen van garanties door de EIB in het kader van de overeenkomsten van Lomé. De terugontvangsten worden in de ontwerp-begroting nihil geraamd, omdat niet vooraf bekend is of er ontvangsten gerealiseerd zullen worden en tot welk bedrag+ 2 223
lagere ontvangsten van IDA omdat de aflossingen van de landen die de betreffende leningen destijds hadden ontvangen lager zijn geweest dan oorspronkelijk door IDA geraamd–    52
  + 9 527

03.06 Exportkredietverzekering

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Premies60 00087 538+ 27 538
Schaderestituties400 000900 360+ 500 360
 460 000987 898+ 527 898

De hogere premie-ontvangsten worden met name gerealiseerd bij de middellange polissen. Bij deze polissen heeft een incidenteel groot project meer premie gegenereerd.

De hogere ontvangsten bij de schaderestituties worden veroorzaakt door een voortgezet goed betalingsgedrag van de belangrijke debiteurenlanden (waaronder Argentinië, Cuba, Iran, Rusland, Tanzania en Polen), waarmee consolidatieregelingen zijn afgesloten.

De situatie in Nigeria is daarentegen nog steeds zorgelijk.

Eventuele schuldkwijtscheldingen in de Club van Parijs komen met ingang van 1-1-1997 ten laste van de Homogene Groep Internationale Samenwerking. In 1997 is een bedrag van f 130 mln. kwijtgescholden.

04.01 Ontvangsten heffings- en invorderingsrente

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Invorderingsrente198 750105 102– 93 648
Heffingsrente831 250444 999– 386 251
 1 030 000550 101– 479 899

Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de realisatie vloeit voort uit met name kortere doorlooptijden waardoor de rentedragende periode is beperkt. Tevens is ook een lager dan geraamde rentestand van invloed geweest op de realisatie.

04.02 Kosten vervolging

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 89 900115 954+ 26 054

Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de realisatie vloeit voort uit een hoger percentage vervolgingsacties dat tot betaling heeft geleid. Uit onderstaande tabel blijkt dat het aantal aanmaningen, dwangbevelen en beslagopdrachten in 1997 ten opzichte van 1996 zijn gedaald, terwijl de ontvangsten zijn gestegen.

Ontwikkelingen aantallen vervolgingsacties (x f 1000) en doorberekende kosten (x f 1 mln.)

 1994199519961997
Aanmaningen2 1932 2872 5382 254
Dwangbevelen7908681 3401 124
Beslagopdrachten305343851457
Tenuitvoerleggingen181171277307
Doorberekende kosten108,7107,8111,7116,0

04.03 Ontvangsten uit verrichte werkzaamheden, Belastingdienst

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Formulieren en publicaties9001 400+ 500
Legesgelden9 40010 365+ 965
Inning gemeentelijk zeehavengeld1 000781– 219
Sociale Verzekeringsfondsen503 863537 560+ 33 697
Motorrijtuigenbelastingen17 95024 750+ 6 800
Bijdrage FIOD aan BFO's1 00033– 967
 534 113574 889+ 40 776

De hogere realisatie ten opzichte van ontwerp-begroting heeft met name betrekking op a) hogere ontvangsten perceptiekosten sociale verzekeringsfondsen in verband met prijsindexatie en b) op een hoger aandeel van de provinciale opcenten in de opbrengst van de Motorrijtuigenbelasting. Hierdoor neemt de vergoeding aan de Belastingdienst voor de inning van de provinciale opcenten toe.

In het gerealiseerde bedrag bij het artikelonderdeel formulieren en publicaties zijn de perceptiekosten Verontreinigingsheffing en de doorberekende administratiekosten Eurovignet opgenomen.

04.04 Bijdrage van de EU in de inningskosten van EU-douanerechten

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 357 000367 471+ 10 471

De ontvangsten op dit artikel zijn gerelateerd aan de geïnde invoerrechten. De opbrengsten op dit artikel zijn daardoor afhankelijk van de hoogte van de vastgestelde invoerrechten. Door een hogere ontvangst van de invoerrechten dan geraamd, betekent dit ook een hogere bijdrage van de EU in de inningskosten.

04.27 Diverse ontvangsten Belastingdienst

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Uitkeringen AAW2 0006 879+ 4 879
Subsidies en ouderbijdragen kinderopvang5 9005 999+ 99
Overige ontvangsten8 71137 057+ 28 346
 16 61149 935+ 33 324

Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de realisatie heeft betrekking op hogere ontvangsten uitkeringen AAW (f 4,9 mln.) en overige ontvangsten (f 28,3 mln.) waarvan f 19,2 mln. AIBS. De hogere ontvangsten AIBS hebben te maken met de hogere aantallen medewerkers die zijn uitgezonden naar de Nederlandse Antillen. De raming van de ontvangsten (uitkeringen AAW) WAO voor 1997 was te laag. De raming wordt gebaseerd op de realisatie van de afgelopen 3 jaren. De realisatie in 1995 was door de overgang van de AAW naar de WAO-conforme uitkering lager dan gemiddeld. Dit beïnvloedt de raming. De ontvangsten 1997 zijn iets hoger dan de afgelopen jaren. Dit wordt ten dele veroorzaakt door een versoepeling van regelgeving.

04.28 Opbrengsten van schikkingen en administratieve boeten

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
Schikkingen4 0005 686+ 1 686
Administratieve boeten87 300216 563+ 129 263
 91 300222 249+ 130 949

Het verschil tussen ontwerp-begroting en realisatie is voor een belangrijk deel het gevolg van hogere ontvangsten inzake boeten Motorrijtuigenbelasting.

Belastingontvangsten

De bedragen in de onderstaande realisatie-overzichten zijn na aftrek van het aandeel dat toekomt aan het Provinciefonds en de afdrachten aan de Europese Unie. De bedragen in de toelichtingen bij deze overzichten hebben zoals gebruikelijk betrekking op de opbrengst voor aftrek van het aandeel dat toekomt aan het Provinciefonds en de afdrachten aan de Europese Unie. Deze bedragen zijn daarmee vergelijkbaar met tabel 2.2 in paragraaf 2.2 van het algemeen deel van de toelichting.

04.05 Inkomstenbelasting

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 6 075 4914 813 908– 1 261 583

De realisatie bij de inkomstenbelasting is f 1,3 mld. lager uitgekomen ten opzichte van de begroting. Hiervan is f 0,5 mld. toe te schrijven aan de doorwerking van de tegenvaller in 1996. Daarnaast is de grondslag voor de jaren 1996 en 1997 negatief beïnvloed door een groter dan geraamd gebruik van aftrekposten en een mogelijke verdere verschuiving van winstinkomen naar VpB. De toeneming in het gebruik van aftrekposten kan worden afgeleid uit cijfers van het CBS die erop wijzen dat het rentebedrag over uitstaande hypotheekschulden en het bedrag aan aftrekbare lijfrentepremies over 1996 meer dan trendmatig is gestegen.

04.06 Vermogensbelasting

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 1 525 0621 673 349+ 148 287

De realisatie is f 0,2 mld. hoger uitgekomen dan de raming bij ontwerp-begroting. Deze opbrengsten zijn volledig geconcentreerd in de ontvangsten over 1996 en zijn het gevolg van een onderschatting van de gerealiseerde vermogensgroei in dat jaar.

04.07 Vennootschapsbelasting

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 24 638 66432 017 625+ 7 378 961

De ontvangsten van de vennootschapsbelasting zijn f 7,4 mld. hoger uitgekomen ten opzichte van de ontwerp-begroting. Voor f 1,3 mld. hangen deze hogere ontvangsten samen met de doorwerking van de meevaller in 1996. Daarnaast zijn de opbrengsten uit de gassector met f 0,7 mld. hoger uitgevallen als gevolg van een hogere olieprijs en een hogere koers van de dollar.

Voor het grootste deel vloeien de hogere kasontvangsten voort uit de sterkere ontwikkeling van de grondslag dan voorzien. Deze gunstige grondslagontwikkeling hangt samen met de hogere dan door het CPB eerder geraamde groei van het overig inkomen.

04.09 Dividendbelasting

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 2 386 6233 231 248+ 844 625

De realisatie van de dividendbelasting is f 0,8 mld. hoger uitgekomen dan geraamd bij de ontwerp-begroting. Voor een belangrijk deel hangt deze groei samen met een hoger dan verwachte groei van dividenduitkeringen. Daarnaast blijkt dat in het eerste halfjaar van 1997 door houders van een aanmerkelijk belang f 0,2 mld. meer dividendbelasting is aangegeven.

04.14 Wijnaccijns en accijns van mousserende dranken

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 336 70233 654– 303 048

De realisatie van de wijnaccijns is f 0,3 mld. lager ten opzichte van de ontwerp-begroting. Dit hangt samen met de terugbetaling van ten onrechte geïnde wijnaccijns in de periode 1989–1993. Op grond van een uitspraak van het Europese Hof is f 0,3 mld. aan ten onrechte geïnde accijns in 1997 teruggegeven.

04.15 Alcoholaccijns

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 856 610920 557+ 63 947

De realisatie bij de alcoholaccijns is f 0,1 mld. hoger dan bij de ontwerp-begroting was geraamd. Dit is grotendeels het gevolg van de doorwerking van de realisatie over 1996. Daarnaast is de consumptiegroei hoger uitgekomen dan geraamd.

04.22 Belastingen van rechtsverkeer

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 4 986 1615 822 776+ 836 615

Bij de belastingen van rechtsverkeer is een meeropbrengst ten opzichte van de ontwerp-begroting zichtbaar van f 0,8 mld. Deze slaat voor het grootste deel neer bij de overdrachtsbelasting (f 0,7 mld.). De meeropbrengst bij de overdrachtsbelasting is voor een deel het gevolg van een voortdurende sterke ontwikkeling van zowel volume als prijs op de markt voor onroerend goed. Daarnaast speelt ook een verandering in het kaspatroon een rol.

04.23 Rechten van successie, van overgang en van schenking

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 1 817 2012 065 461+ 248 260

Bij de successierechten liggen de ontvangsten f 0,3 mld. hoger ten opzichte van de ontwerp-begroting. Er was over het geheel sprake van een gemiddeld omvangrijker endogene vermogenstoename.

04.30 Ontvangsten die ten behoeve van het gemeentefonds worden afgezonderd

Realisatie-overzicht (x f 1000)

 BegrotingRealisatieVerschil
 – 20 716 900– 19 729 558+ 987 342

Voor een toelichting op het verschil tussen begroting en realisatie wordt verwezen naar de financiële verantwoording 1997 van het gemeentefonds.

Met de inwerkingtreding van de nieuwe Financiële-verhoudingswet (FVW), is de wijze waarop de voeding (de ontvangsten) van het gemeente- en provinciefonds is geregeld, formeel gewijzigd. Met ingang van 1-1-1997 wordt een absoluut bedrag aan middelen van het Rijk ten behoeve van het gemeentefonds afgezonderd. Per 1-1-1998 geldt dit ook voor het provinciefonds. Dit artikel beoogt zoveel mogelijk aan te sluiten bij de praktijk zoals die tot en met de begroting 1996 van toepassing was, namelijk door de voeding van het gemeentefonds in mindering te brengen op de belastingontvangsten. In tegenstelling tot voorgaande jaren is evenwel niet meer een bepaald percentage van de raming van elke belastingsoort afgezonderd. Er is immers geen percentage meer. De nieuwe FVW geeft aan dat de uitgaven en ontvangsten van het gemeentefonds met elkaar in evenwicht moeten zijn. Door middel van dit artikel wordt evenwicht bereikt.

Volgens artikel 5, lid 8 van de Comptabiliteitswet (CW), behoort een bedrag van een administratief begrotingsartikel in de rekening op nihil uit te komen. Bij dit artikel is dit niet het geval. Daarom is in artikel 4 van de ontwerp-begroting 1997 opgenomen dat wordt afgeweken van de bedoelde bepaling in de CW. Het is de bedoeling dat bij de eerstvolgende wijziging van de CW een dergelijke bepaling in de CW wordt opgenomen.

SALDIBALANS VAN HET MINISTERIE VAN FINANCIËN (IXB) PER 31 DECEMBER 1997 (BEDRAGEN X F 1000)

DEBET CREDIT

OMSCHRIJVING31-12-199731-12-1996 OMSCHRIJVING31-12-199731-12-1996
1.Uitgaven t.l.v. de begroting 1995 5 113 537 2.Ontvangsten t.g.v. de begroting 1995 129 492 594
 Uitgaven t.l.v. de begroting 19965 151 5255 151 525  Ontvangsten t.g.v. de begroting 1996140 723 252140 723 252
 Uitgaven t.l.v. de begroting 19975 118 566   Ontvangsten t.g.v. de begroting 1997148 655 384  
         
3.Liquide middelen875 065826 636 6.Ontvangsten buiten 113 40228 132
      begrotingsverband  
4.Rekening-courant RHB278 342 973259 147 011      
5.Uitgaven buiten begrotingsverband3 9095 269     
 Sub-totaal289 492 038270 243 978  Sub-totaal289 492 038270 243 978
7.Openstaande rechten27 853 634 25 013 055 7a.Tegenrekening openstaande rechten27 853 63425 013 055
8.Extra-comptabele vorderingen8 239 7679 307 478 8a.Tegenrekening extra-comptabele vorderingen8 239 7679 307 478
9a.Tegenrekening extra-comptabele schulden374 846 9.Extra-comptabele schulden37 4 846
10.Voorschotten153 52761 258 10a.Tegenrekening voorschotten153 52761 258
11a.1Tegenrek. openst. garantieverplichtingen112 598 405115 039 223 11.1Openstaande garantieverplichtingen112 598 405115 039 223
11a.2Tegenrek. openst. betalingsverplichtingen2 826 0562 685 084 11.2Openstaande betalingsverplichtingen2 826 0562 685 084
12.Deelnemingen1 864 5451 617 285 12a.Tegenrekening deelnemingen1 864 5451 617 285
 Totaal-generaal443 028 009423 972 207  Totaal-generaal443 028 009423 972 207

TOELICHTING BIJ DE SALDIBALANS

Algemene toelichting

Alle bedragen zijn opgenomen tegen nominale waarden en vermeld in duizenden guldens tenzij anders vermeld. In de tabellen zijn specificaties cursief weergegeven. Relevante posten worden hieronder nader toegelicht. Hierbij is de nummering van de saldibalans aangehouden. De gehanteerde valutakoersen zijn in onderstaand overzicht samengevat.

Valutakoersen (x f 1)

Valutaultimo 1997ultimo 1996
US$2,01721,7436
ECU2,22802,1770
SDR2,72802,5030
DM1,12711,1224

Specifieke toelichting per saldibalanspost

3. Liquide middelen

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

 ultimo 1997ultimo 1996
Kas564365
Bank9 1676 356
Giro865 334816 453
Overige03 462
 875 065826 636

4. Rekening-courant RHB

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

 ultimo 1997ultimo 1996
Rekening-courant RHB265 365 923248 314 463
Overige12 977 05010 832 548
 278 342 973259 147 011

Onder «overige» zijn onder meer de maandverantwoordingen van december 1997 van het Agentschap en de Belastingdienst opgenomen.

5. Uitgaven buiten begrotingsverband

De stand ultimo 1997 heeft grotendeels betrekking op de rekening-courant NCM. De uitgaven zijn in 1997 ontstaan.

6. Ontvangsten buiten begrotingsverband

De stand ultimo 1997 heeft grotendeels betrekking op de loonheffing die in december 1997 op de salarissen is ingehouden (en in januari 1998 is afgedragen), alsmede op bedragen die de Belastingdienst en Domeinen nog moeten verrekenen met derden. De ontvangsten zijn, met uitzondering van onder meer de consignatiekas, ontstaan in 1997.

7. Openstaande rechten

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

 ultimo 1997ultimo 1996
Belastingvorderingen26 501 63923 440 254
   
Vorderingen Domeinen:1 211 0971 350 227
Defensiegoederen1 148 5051 305 270
overige62 59244 957
   
Overige140 898222 574
 27 853 63425 013 055

Toelichting openstaande rechten

Belastingvorderingen

De belangrijkste vorderingen hebben betrekking op de vennootschapsbelasting (f 9,3 mld.), inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen (f 5,3 mld.), omzetbelasting (f 4,1 mld.), loonbelasting/premies volksverzekeringen (f 1,9 mld.) en de tabaksaccijns (f 1,6 mld.).

De belastingvorderingen zijn voor 69% ontstaan in 1997, voor 10% in 1996, voor 7% in 1995, voor 7% in 1994 en dateren voor 7% van vóór 1994.

Met betrekking tot de invorderbaarheid wordt opgemerkt dat van het totale te vorderen bedrag uiteindelijk een aanzienlijk deel niet inbaar zal zijn. Het totale openstaande saldo bestaat voor meer dan de helft uit vorderingen waarvan de betalingstermijnen zijn vervallen. Hiervan bestaat circa 43% uit betwiste rechten, bijvoorbeeld als gevolg van ingediende bezwaarschriften e.d. Ook van de niet-betwiste rechten met een betalingsachterstand, zal een gedeelte niet of moeilijk inbaar zijn, als gevolg van faillissementen, e.d.

Verloop van de belastingvorderingen

Ultimo 199623 440 254
  
Ontstane rechten+ 130 919 926
  
Vervallen rechten:  
– ontvangsten– 48 573 920
– verleende verminderingen en negatieve aanslagen– 77 837 065
– oninbaarlijdingen en kwijtscheldingen– 1 447 556
Ultimo 199726 501 639

Vorderingen Domeinen

De vorderingen van Domeinen houden voornamelijk verband met verkopen van Defensiegoederen aan diverse landen. Een belangrijke vordering is die op Peru ten bedrage van f 311 mln. Dit bedrag is gebaseerd op het betalingsschema dat via de «Club van Parijs» is overeengekomen. Overeenkomstig dit betalingsschema moet Peru de laatste termijn in het jaar 2015 voldoen. De vordering, oorspronkelijk groot f 80 mln., is begin jaren tachtig ontstaan uit de levering van marineschepen. Door cumulatie van rente is de vordering opgelopen.

De boeking van de debiteuren uit verkopen van Defensiegoederen vindt plaats op het moment dat de contracten worden afgesloten. Ultimo 1997 is onder de debiteuren een bedrag verantwoord van circa f 528 mln., waarbij de desbetreffende goederen nog niet zijn geleverd. Dit bedrag wordt als een geconditioneerde vordering aangemerkt.

Verloop van de vorderingen Domeinen

Ultimo 19961 350 227
  
Ontstane rechten+ 1 427 211
  
Vervallen rechten:  
– ontvangsten– 1 105 999
– definitieve buiteninvorderingstellingen– 2 185
– overige mutaties– 458 157
Ultimo 19971 211 097

Van het totale openstaande bedrag is f 40 mln. direct opeisbaar en f 1 171 mln. op termijn opeisbaar. Een bedrag van circa f 1 mln. is voorlopig buiten invordering gesteld, danwel niet inbaar.

8. Extra-comptabele vorderingen

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

 ultimo 1997ultimo 1996
Geconditioneerde vorderingen exportkredietverzekering (NCM)6 186 5146 702 091
Leningen u/g1 353 9251 633 268
Geconditioneerde vorderingen BF-regeling (NIB)578 795831 166
Overige120 533140 953
 8 239 7679 307 478

Toelichting extra-comptabele vorderingen

Geconditioneerde vorderingen exportkredietverzekering (NCM)

Verreweg het grootste deel van de geconditioneerde vorderingen op de NCM ad f 6,2 mld. is opgenomen in consolidatie-overeenkomsten afgesloten in het kader van de Club van Parijs (f 5,4 mld.). Vorderingen begrepen in consolidatieregelingen zijn door landen erkende vorderingen waar een betalingsregeling voor geldt, en kunnen derhalve worden beschouwd als recuperabel. Landen zijn echter niet altijd in staat de betalingsverplichtingen uit hoofde van zo'n regeling na te komen. In die gevallen worden doorgaans herconsolidaties afgesloten. Hierdoor verschuift de geplande ontvangst van provenuen door NCM verder naar de toekomst. Dit betekent dat de afdracht van de ontvangen provenuen overeenkomstig verschuift. Een klein deel van de uitstaande vorderingen (f 0,8 mld.) is (nog) niet begrepen in consolidatieovereenkomsten.

Met betrekking tot de mate van invorderbaarheid kan het volgende opgemerkt worden. Verondersteld kan worden dat de geconditioneerde vorderingen op de NCM, ongeacht de ouderdom, in principe hard zijn (dat wil zeggen 100% invorderbaar). Bij vorderingen die opgenomen zijn in consolidatieregelingen gaat het immers om vorderingen op overheidsdebiteuren. Daar staat tegenover dat onverwachte binnenlandse en/of buitenlandse gebeurtenissen ertoe kunnen leiden dat een (nieuwe) regering van een land opeens niet meer wil of kan voldoen aan eertijds overeengekomen betalingsverplichtingen in het kader van de Club van Parijs. Met betrekking tot bepaalde landen kan in het kader van de Club van Parijs tot kwijtschelding worden besloten.

Verloop van de geconditioneerde vorderingen exportkredietverzekering (NCM)

Ultimo 19966 702 091
  
Ontstane vorderingen (schade-uitkeringen)+ 58 291
  
Vervallen vorderingen:  
– schaderestituties– 452 326
– kwijtscheldingen– 116 818
– buiteninvorderingstellingen– 5 706
– overige mutaties+ 982
Ultimo 19976 186 514

Het merendeel van de cijfers in bovenstaand overzicht heeft betrekking op consolidatievorderingen.

Leningen u/g (uitgegeven gelden)

In onderstaand overzicht zijn de leningen nader gespecificeerd. Met betrekking tot de ouderdom is het jaar van aangaan van de overeenkomst vermeld. Voorts is het geldende rentepercentage aangegeven.

 ultimo 1997ultimo 1996jaar van aangaanrente
Postbank N.V.1 300 0001 300 000   
 350 000350 00019867,25%
 950 000950 00019866,625%
     
N.V. ING0268 987198910%
     
Overige53 92564 2811987–1993div. %
 1 353 9251 633 268  

De reële waarde kan, afhankelijk van onder meer de leningvoorwaarden, van de nominale waarde afwijken. De mutatie bij de lening ING is het gevolg van de verkoop van deze lening; de post «overige» daalt als gevolg van ontvangen aflossingen.

Geconditioneerde vorderingen BF-regeling (NIB)

De rechten van de Staat jegens derden (te weten de kredietnemers van de NIB) terzake van reeds afgedekte kredieten in het kader van de BF-regeling worden beschouwd als geconditioneerde vorderingen. Zodra de ondernemingen weer voldoende liquide zijn, moet het door de Staat afgedekte krediet worden terugbetaald. In het verleden is gebleken dat slechts een gering bedrag uiteindelijk wordt gerestitueerd (vanwege faillissement e.d.). De daling ten opzichte van ultimo 1996 is met name het gevolg van de afboeking van een oude vordering.

Overige

Onder deze post zijn onder meer vorderingen op IDA en EIB opgenomen. De bedragen worden conform bestaande afspraken ontvangen.

Verloop van de extra-comtabele vorderingen (excl. NCM)

Ultimo 19962 605 387
  
Ontstane vorderingen+ 1 967 673
  
Vervallen vorderingen:  
– ontvangsten– 2 519 800
– kwijtscheldingen– 7
Ultimo 19972 053 253

10. Voorschotten

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

 ultimo 1997ultimo 1996
Personeel en Materieel131 19054 765
Overige22 3376 493
 153 52761 258

Toelichting voorschotten

Personeel en Materieel

Deze post betreft hoofdzakelijk voorschotten aan USZO en aan gemeenten inzake kostenvergoeding in verband met de Wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ). Daarnaast betreft het voorschotten aan ambtenaren van het kernministerie en de Belastingdienst terzake van studiekosten, reis- en verblijfkosten, verhuiskosten, vakantie-uitkeringen e.d. De voorschotten stammen grotendeels uit 1996 en 1997. Voorts betreft het voorschotten inzake materiële uitgaven, die in 1997 zijn ontstaan.

Overige

Deze post betreft voornamelijk voorschotten aan gemeenten inzake bijdragen in de kosten van opsporing en ruiming van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog.

Verloop van de voorschotten

Ultimo 199661 258
Ontstane voorschotten+ 115 937
Vervallen voorschotten– 23 668
Ultimo 1997153 527

11. Openstaande verplichtingen

Op deze post zijn de openstaande garantie- en betalingsverplichtingen opgenomen. In onderstaand overzicht is hiervan een specificatie opgenomen.

Totaaloverzicht van de openstaande verplichtingen

 ultimo 1997ultimo 1996
Garantieverplichtingen112 598 405115 039 223
   
Betalingsverplichtingen2 826 0562 685 084
 115 424 461117 724 307

De saldibalanspost openstaande verplichtingen is gesplitst in 2 subposten te weten 11.1 openstaande garantieverplichtingen en 11.2 openstaande betalingsverplichtingen.

Toelichting openstaande garantieverplichtingen

De openstaande garantieverplichtingen kunnen als volgt worden gespecificeerd.

 ultimo 1997ultimo 1996
Herverzekeringen33 992 00032 393 000
Kernongevallen (WAKO)35 000 00040 000 000
Deelnemingen (garantiekapitaal)31 834 48028 474 832
Crediteurengarantie (NWB)8 048 66910 602 748
Overige3 723 2563 568 643
 112 598 405115 039 223

Herverzekeringen

De openstaande verplichting betreft voornamelijk het risico (obligo) van de Staat uit hoofde van de door de NCM verzekerde kredieten en koersrisico's. Het openstaande bedrag heeft betrekking op een totaalbedrag aan mogelijke schades in het kader van de herverzekering. Daarnaast betreft de openstaande verplichting het risico uit hoofde van de door de NCM verzekerde investeringen in het kader van de Wet Herverzekering Investeringen (WHI). Per 15 oktober 1997 is de WHI-regeling en de Tijdelijke Regeling Herverzekering Investeringen (RHI) samengevoegd tot één regeling Herverzekering Investeringen (RHI). In 1997 heeft geen herverzekering onder de RHI plaatsgevonden.

Uit het onderstaande overzicht van de risico-ontwikkeling blijkt dat het totale obligo in 1997 licht gestegen is van f 32 mld. naar f 34 mld. Het obligo van definitieve polissen blijft stabiel met circa f 25 mld.

Risico-ontwikkeling ultimo 1989 t/m 1997 en aanvaarde nieuwe risico's (x f 1 mld.)

JaarTotale obligo (a)Obligo van definitieve polissen (b)(b) in % van (a)Aanvaarde nieuwe risico's
19892722828
19902521847
199137225922
199238236010
199353234325
199452254818
19953624678
19963224759
199734257411

Kernongevallen (WAKO)

Op grond van de Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen (WAKO) staat de Staat, voorzover de vergoedingen uit andere hoofde niet toereikend zijn, voor maximaal f 5 mld. per vergunning garant ten einde schade ten gevolge van een kernongeval te vergoeden. Omdat met ingang van 1-1-1997 een installatie niet meer als kerninstallatie in de zin van de WAKO wordt aangemerkt is de Staatsgarantie met f 5 mld. gedaald.

Deelnemingen (garantiekapitaal)

• Deelneming IMF

DNB neemt namens de Staat, onder Staatsgarantie, deel in het kapitaal van het Internationale Monetaire Fonds (IMF). De stijging ten opzichte van ultimo 1996 is het gevolg van een positieve bijstelling van de aangegane garanties uit eerdere begrotingsjaren door een stijging van de koers van de SDR (+ f 1 205 mln.).

• Deelnemingen Wereldbank, Regionale Ontwikkelingsbanken, EIB, EBRD, MIGA, BNG en NWB

Dit bedrag betreft het garantiekapitaal (de niet volgestorte aandelen) inzake de deelneming van de Staat in het kapitaal van de betreffende banken. Slechts indien de banken in ernstige financiële problemen komen, kan om storting (vol- of bijstorting) van het garantiekapitaal worden gevraagd.

De stijging ten opzichte van ultimo 1996 is met name het gevolg van positieve bijstellingen van aangegane garanties uit eerdere begrotingsjaren door een stijging van de koers van de US-dollar (+ f 1 508 mln.).

Crediteurengarantie (NWB)

Het mogelijke risico vloeit voort uit een door de Staat afgegeven crediteurengarantie voor alle door de Nederlandse Waterschapsbank (NWB) vòòr 1-7-1989 opgenomen leningen. De Staat garandeert hiermee het nakomen van de betalingsverplichtingen van de NWB. Deze garantie vervalt al naar gelang de NWB de leningen aflost. De daling ten opzichte van ultimo 1996 is een gevolg van aflossingen in 1997.

Overige

Deze post betreft onder meer Staatsgaranties van verleende kredieten (BF-regeling en EU-betalingsbalanssteun). Een tweetal p.m. posten wordt hieronder toegelicht.

Vrijwaringen Verzekeringskamer en Stichting Toezicht Effectenverkeer

Door de Staat zijn in het kader van de verzelfstandigingen van de Verzekeringskamer en de Stichting Toezicht Effectenverkeer vrijwaringen verleend ter zake van schade als gevolg van mogelijk uit de toezichtstaak voortvloeiende aansprakelijkheidsclaims. De vrijwaring aan de Verzekeringskamer geldt uitsluitend voorzover de limiet voor het bestuurdersaansprakelijkheidsrisico ter grootte van f 10 mln. per aanspraak en per jaar of de limiet voor het beroepsaansprakelijkheidsrisico ter grootte van f 30 mln. per aanspraak en per jaar wordt overschreden. Het ligt in de bedoeling met de Stichting Toezicht Effectenverkeer een analoge regeling tot stand te brengen.

FMO (Overeenkomst 1991, artikelen 14 en 15)

De Staat staat garant voor het risico dat de debiteuren van de FMO niet kunnen voldoen aan hun verplichtingen en het daarvoor bestemde reservefonds van de FMO onvoldoende is. Deze zogenaamde debiteurengarantie is een pm-post, omdat deze afhankelijk is van de omvang van de door de FMO verstrekte en te verstrekken kredieten.

Toelichting openstaande betalingsverplichtingen

De openstaande betalingsverplichtingen kunnen als volgt worden gespecificeerd.

 ultimo 1997ultimo 1996
Deelnemingen2 502 3052 530 532
Materiële uitgaven172 076122 789
Overige151 67531 763
 2 826 0562 685 084

Deelnemingen

Zoals reeds toegelicht bij de garantieverplichtingen zijn met de banken en instellingen regelingen getroffen over de betaling van het zogenaamde paid-in capital (te storten kapitaal). De openstaande betalingsverplichtingen komen volgens de overeengekomen betalingstermijnen gespreid over een aantal jaren tot betaling.

De stand van de openstaande betalingsverplichtingen wordt beïnvloed door de aangegane en vervallen verplichtingen en de valutakoersen. De daling ten opzichte van ultimo 1996 is voornamelijk het gevolg van tot betaling gekomen verplichtingen.

Materiële uitgaven

De openstaande verplichtingen hebben betrekking op de materiële uitgaven van de Belastingdienst en het kernministerie.

Overige betalingsverplichtingen

Deze verplichtingen houden met name verband met de tijdelijke regeling subsidie tankstations, exploitatie van Domeinen en de bommenregeling. De stijging heeft met name op eerstgenoemde post betrekking.

Voor de specificatie van het verloop van de verplichtingen wordt verwezen naar de bijlagen 1 en 2 van deze saldibalans. De aangegane betalingsverplichtingen welke op grond van de Comptabiliteitswet gelijk kunnen worden gesteld aan de kasuitgaven zijn hierin niet opgenomen.

12. Deelnemingen

De post deelnemingen bestaat uit de aandelen in Nederlandse ondernemingen en de aandelen in internationale instellingen. De deelnemingen zijn als volgt gewaardeerd:

1. Nederlandse ondernemingen: op basis van het gestorte kapitaal.

Met uitzondering van de NWB en BNG geldt dat er geen verplichtingen openstaan. Voor de NWB en BNG geldt dat de aandelen B slechts voor 25% volgestort zijn en dat voor de overige 75% een garantieverplichting is verstrekt.

2. Internationale instellingen: op basis van het gestorte kapitaal en nog te storten kapitaal uit hoofde van een betalingsverplichting (paid-in capital). Voor het restant, dat niet als deelneming is opgenomen, is een garantieverplichting verstrekt (callable capital).

De deelnemingen kunnen als volgt gespecificeerd worden. In de laatste kolom van het overzicht is het deelnemingspercentage ultimo 1997 vermeld.

 ultimo 19979ultimo 1996aandeel in %
Nederlandse ondernemingen   
Bank Ned. Gemeenten (BNG)139 227139 22750
Nat.Investeringsbank (NIB)77 31776 36350,3
Overige63 90563 905div.
Subtotaal280 449279 495 
Internationale instellingen   
Wereldbank (IBRD)534 152461 7032,39
Europese Inv.Bank (EIB)508 434496 7964,90
Eur.Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD)290 086161 9692,48
Int.Fin.Mij. (IFC)113 22897 8702,47
Overige138 196119 452div.
Subtotaal1 584 0961 337 790 
Totaal1 864 5451 617 285 

Toelichting deelnemingen

De mutatie ten opzichte van ultimo 1996 betreft de gedeeltelijke conversie van de lening NIB in aandelenkapitaal en de uitbreiding van het aandelenkapitaal bij diverse internationale instellingen.

Niet uit de saldibalans blijkende deelneming

Tot de deelnemingen kan ook de SENS worden gerekend. De relatie tussen het ministerie van Financiën en de SENS is met name financieel van aard.

BIJLAGE 1 SALDIBALANS VAN HET MINISTERIE VAN FINANCIËN (IXB) PER 31-12-1997

VERLOOP VAN DE OPENSTAANDE GARANTIEVERPLICHTINGEN (bedragen x f 1 000)

> Art.OmschrijvingOpenstaande garanties 01-01-1997Verleende garanties in 1997 (excl. positieve bijstellingen)Positieve bijstellingen in 1997Vervallen garanties in 1997*)Negatieve bijstellingen van aangegane garanties uit eerdere begrotingsjarenOpenstaande garanties 31-12-1997
02.03Garanties en waarborgen binnenland10 654 123  – 2 558 159 8 095 964
 – Garantie inzake deelneming in het kapitaal van de N.V.Bank Nederlandse Gemeenten34 875    34 875
 – Garantie inzake deelneming in het kapitaal van de Nederlandse Waterschapsbank N.V. 2 500    2 500
 – Waarborg tot het nakomen van de betalingsverplichtingen van de Nederlandse Waterschapsbank N.V. 10 602 748  – 2 554 079 8 048 669
 – Garantie SENS inzake exploitatie verlies Hippo Toto B.V.14 000  – 4 080 9 920
02.05(Her)verzekering schaden aan derden40 000 20535 – 5 000 000 35 000 240
 – Vergoeding voor schade aan derden door kernongevallen op grond van de Wet aansprakelijkheid kern ongevallen40 000 000  – 5 000 000 35 000 000
 – Op grond van artikel 24a van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motor rijtuigen gewaarborgde verplichtingen van het Waarborgfonds Motorverkeer20535   240
 – Molestdekking schepen en vliegtuigenp.m.    p.m.
 – Vrijwaring Stichting Toezicht Effecten verkeerp.m.    p.m.
 – Vrijwaring Verzekeringskamerp.m.    p.m.
02.07Regeling Bijzondere Financiering**1 332 100268 435 – 198 338 1 402 197
 – AA-kredieten1 260 217230 360 – 168 218 1 322 359
 – B-kredieten52 49038 075 – 12 326 78 239
 – overig19 393  – 17 794 1 599
02.08Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen53 800  – 10 500 43 300
03.02Garanties aan de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden299 783  – 67 850 231 933
 – crediteurengarantie299 783  – 67 850 231 933
 – overeenkomst 1991, artikel 14 en 15p.m.    p.m.
03.05Garanties inzake deelneming in het kapitaal van multilaterale ontwikkelingsbanken en garanties aan de EIB8 613 68730 1611 337 634– 2 210– 4 9529 974 320
 – Garantie inzake deelneming in het kapitaal van de Wereldbank7 005 990 1 099 357  8 105 347
 – Garantie inzake deelneming in het kapitaal van het Multilaterale Agentschap voor Investeringsgaranties32 736 5 137  37 873
 – Garantie inzake deelneming in het kapitaal van de regionale ontwikkelingsbanken1 466 064 230 050  1 696 114
 – Overeenkomsten van Borgtocht met de Europese Investeringsbank inzake leningen te verstrekken aan de Afrikaanse, Caraïbische en Stille Zuidzeelanden (ACP-landen) en de landen en gebieden overzee (LGO) vallende onder de Overeenkomsten van Lomè108 89730 1613 090– 2 210– 4 952134 986
03.07Garanties aan De Nederlandsche Bank13 403 065100 0001 204 830  14 707 895
 – Uitgaven uit hoofde van de in 1980 gesloten overeenkomst tussen de Staat der Nederlanden en De Neder- landsche Bank N.V. inzake de Nederlandse deelneming in het Internationale Monetaire Fonds13 403 065 1 204 830  14 607 895
 – Garantie-overeenkomst met De Nederlandsche Bank N.V. in verband met de bemoeienissen van de Bank in de geschillenbeslechting tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Islamitische Republiek Iran0    0
 – Garantie-overeenkomst tussen de Staat en De Nederlandsche Bank N.V. voor het Nederlandse aandeel in de via de Bank voor Internationale Betalingen te verstrekken kredietfaciliteiten0    0
 – Garantie-overeenkomst tussen de Staat en De Nederlandsche Bank N.V. in verband met een krediet aan de Bank Nederlandse Antillen 100 000   100 000
03.08Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten1 759 017 41 208  1 800 225
03.10Exportkredietverzekering Schade-uitkeringen31 634 00010 783 000 – 9 404 000 33 013 000
03.11Herverzekering Investeringen759 000273 000 – 53 000 979 000
03.14Garantie inzake deelneming in het kapitaal van Europese Banken6 529 602407 464173 725  7 110 791
 – EBRD377 927407 46429 611  815 002
 – EIB6 151 675 144 114  6 295 789
03.17Garantie inzake deelneming in het kapitaal van de Ontwikkelingsbank voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika 209 52629 559  239 085
04.06Garantie procesrisico's84197 – 176– 307455
  115 039 22312 071 7182 786 956– 17 294 233– 5 259112 598 405

* Onder de vervallen garanties zijn o.m. begrepen de tot betaling gekomen garanties.

** Het uitstaand obligo per 1-1-1997 bij artikel 02.07 Regeling Bijzondere Financiering wijkt af van de saldibalansstand ultimo 1996 (f 1 332 mln. versus f 1 430 mln.) Na opstelling van de financiële verantwoording 1996 is gebleken dat het bedrag in de saldibalans ultimo 1996 onjuist was. Bij de opstelling van de saldibalans ultimo 1997 is hiermee rekening gehouden.

BIJLAGE 2 SALDIBALANS VAN HET MINISTERIE VAN FINANCIËN (IXB) PER 31-12-1997

VERLOOP VAN DE OPENSTAANDE BETALINGSVERPLICHTINGEN (bedragen x f 1 000)

Art.OmschrijvingOpenstaande verplichtingen 01-01-1997Aangegane verplichtingen in 1997 (excl. positieve bijstellingen)Positieve bijstellingen in 1997Tot betaling gekomen in 1997Negatieve bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjarenOpenstaande verplichtingen 31-12-1997
01.01Personeel en materieel kernministerie3 37286 326 – 83 445– 9675 286
 – Materieel kernministerie3 37286 326 – 83 445– 9675 286
01.10Opsporing en ruiming van explosieven8 4728 285 – 8 395– 1 4446 918
01.11Uitvoering van werken door Domeinen21 45019 184 – 18 597– 37421 663
 – Onderhoud gronden en gebouwen21 4249 531 – 8 918– 37421 663
 – Kapitaalinvesteringen gronden en gebouwen262 030 – 2 056 0
 – Beheerskosten07 623 – 7 623 0
01.13Uitgaven Bureau Schade-afwikkeling06 755 – 6 755 0
01.14Diverse uitgaven043 399 – 43 399 0
 – Bijdrage St.BOFEB0225 – 225 0
 – Inst. voor Onderzoek Overheidsuitgaven010 – 10 0
 – Prov.opcenten MRB 41 900 – 41 900 0
 – Pensioenbijdrage verzelfst. 's Rijks Munt 1 263 – 1 263 0
 – Overige kosten 1 – 1 0
02.01Muntwezen1 84121 575 – 22 114– 719583
 – Kosten grondstoffen46314 212 – 14 498 177
 – Overige kosten1 3786 787 – 7 040– 719406
 – Muntmuseum0576 – 576 0
 – Afname munten in circulatie (niet relevant)0    0
02.04Deelneming in het kapitaal van banken0    0
02.09Kosten betalingsverkeer rijksoverheid01 204 – 1 096 108
02.10Verwerving vermogenstitels0    0
02.11Tijdelijke regeling subsidie tankstations0130 369 – 7 966 122 403
 – subsidies0129 994 – 7 591 122 403
 – uitvoeringskosten0375 – 375 0
03.03Tijdelijke financiering van de liquiditeiten van de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden0    0
03.04Deelnemingen in het kapitaal van multilaterale ontwikkelingsbanken2 502 048107 800149 130– 460 430– 2602 298 288
 – Deelneming in het kapitaal van de Intern. Financieringsmaatschappij8 511 1 210– 9 721 0
 – Deelneming in het kapitaal van de Wereldbank0    0
 – Deelneming in het kapitaal van het Multilaterale Agentschap voor Investereringsgaranties4 853 21  4 874
 – Deelneming in het kapitaal van Regionale Ontwikkelingsbanken23 561 2 243– 2 666– 25922 879
 – Deelneming in speciale fondsen van Regionale Ontwikkelingsbanken646 485107 800 – 85 037– 1669 247
 – Bijdrage in de middelen van de Internationale Ontwikkelingsassociatie1 818 638 145 656– 363 006 1 601 288
03.10Exportkredietverzekering – Kostenvergoeding NCM027 407 – 27 407 0
03.13Deelneming in het kapitaal van Europese banken28 484127 5076 068– 14 652– 23 085124 322
 – Deelneming kapitaal EBRD5 399118 2966 068– 5 441 124 322
 – Deelneming kapitaal EIB23 085   – 23 0850
 – Handhaving waarde kapitaal EIB 9 211 – 9 211 0
03.16Deelneming in het kapitaal van de Ontwikkelinsbank voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika 69 8409 855  79 695
04.01Personeel en materieel Belastingdienst119 4171 309 662 – 1 261 162– 1 127166 790
 – Materieel Belastingdienst119 4171 309 662 – 1 261 162– 1 127166 790
04.03Bijdragen en staatsprijs betreffende fiscale zaken0369 – 369 0
 – Staatsprijs voor fiscaal-wetenschappelijke publicaties01 – 1 0
 – Internationaal Belasting Documentatie Bureau te Amsterdam03 – 3 0
 – Internationale Douaneraad0365 – 365 0
04.04Vergoeding bij onterecht verzoek om bijstand bij invordering EU-heffingen0    0
04.05Uitgaven heffings- en invorderingsrente0420 319 – 420 319 0
 – Uitgaven invorderingsrente0129 463 – 129 463 0
 – Uitgaven heffingsrente0290 856 – 290 856 0
04.08Vergoeding proceskosten02 961 – 2 961 0
  2 685 0842 382 962165 053– 2 379 067– 27 9762 826 056

XNoot
1

UA staat voor Unit of Account. De waarde hiervan is gelijk aan die van een SDR.

Naar boven