26 023
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en de Penitentiaire beginselenwet (strafrechtelijke opvang verslaafden)

nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 1 november 1999

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel I wordt artikel 38m als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid, onderdeel 2° komt te luiden:

2°. De verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte is veroordeeld, het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er voorts ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan;

b. Na vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

2. De maatregel strekt er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek van de verdachte ten behoeve van zijn terugkeer in de maatschappij en de beëindiging van zijn recidive.

c. In het derde lid wordt «deskundige» vervangen door: gedragsdeskundige.

2. In artikel I wordt in artikel 38p, vijfde lid, «maximale duur die korter is dan de proeftijd» vervangen door: duur van ten hoogste twee jaren.

3. In artikel I wordt in artikel 38s, eerste lid, na «bij het oplegging van de maatregel» ingevoegd: en nadien eenmaal op vordering van het openbaar ministerie, op verzoek van de veroordeelde of zijn raadsman of ambtshalve,.

Toelichting

1. In de nota naar aanleiding van het nader verslag zijn deze wijzigingen al aangekondigd en toegelicht.

a. Het nieuwe onderdeel 2° stelt als vereiste dat nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de dag waarop de verdachte wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemene nutte is veroordeeld, de verdachte in die periode na die veroordeling nog tweemaal wegens een misdrijf onherroepelijk daartoe is veroordeeld, het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er voorts ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.

In het vereiste van drie antecedenten en het recidiveren na de tenuitvoerlegging van de bij drie uitspraken opgelegde straffen en maatregelen wordt mede het subsidiariteitsbeginsel tot uitdrukking gebracht. Door de samenhang met onderdeel 3° geldt tevens de eis dat de verdachte reeds geruime tijd verslaafd is.

b. In het nieuwe tweede lid wordt het tweede doeleinde van de voorgestelde regeling inzake de strafrechtelijke opvang van verslaafden tot uitdrukking gebracht: de oplossing van de verslavingsproblematiek van de verdachte ten behoeve van zijn terugkeer in de maatschappij en de beëindiging van zijn recidive.

c. De wijziging in het derde lid verzekert dat het onafhankelijk advies in ieder geval wordt uitgebracht door één gedragsdeskundige (psycholoog of psychiater).

2. Deze reeds aangekondigde wijziging strekt ertoe te verzekeren dat de duur van een opname in een inrichting in het kader van een voorwaardelijk opgelegde SOV niet langer kan duren dan de maximale duur van een SOV.

3. Ook deze wijziging is aangekondigd in de nota naar aanleiding van het nader verslag. De wijziging introduceert de mogelijkheid dat de rechter ook na oplegging van de SOV eenmaal – op vordering van het openbaar ministerie, op verzoek van de veroordeelde of zijn raadsman dan wel ambtshalve – kan besluiten tot een tussentijdse toetsing.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven