26 020
Aanpassing van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Coördinatiewet Sociale Verzekering en in samenhang daarmee enige andere wetten naar aanleiding van de voorstellen van de werkgroep Fiscale behandeling pensioenen (Wet fiscale behandeling van pensioenen)

nr. 17
AMENDEMENT VAN DE LEDEN SCHIMMEL EN DE VRIES TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 81

Ontvangen 17 november 1998

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel D, wordt aan artikel 18 een nieuw lid toegevoegd, luidende:

4. Indien een pensioenregeling is ondergebracht bij een lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onder a tot en met d, verliest deze zijn karakter als zodanig niet, indien deze (mede) voorziet in een uitkering bij overlijden van een werknemer of gewezen werknemer, terwijl geen personen meer in leven zijn als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2° en 3°, mits deze uitkering niet hoger is dan de ten tijde van het overlijden bestaande voorziening, dan wel het alsdan verzekerde kapitaal bij in leven zijn, benodigd voor de dekking van het ouderdomspensioen en het overbruggingspensioen.

Toelichting

Het schrappen van «nagenoeg uitsluitend» uit de pensioendefinitie leidt tot een ongewenst neveneffect met betrekking tot pensioenregelingen die verzekerd worden op kapitaalbasis. Dit neveneffect zal zich vooral (en steeds vaker) in moderne flexibele pensioenregelingen voordoen. Het is niet of nauwelijks uit te leggen dat aanvullende pensioenelementen, die plegen te worden verzekerd op kapitaalbasis – vaak in een vorm die sterk op een spaarrekening lijkt – en die worden gefinancierd uit eigen bijdragen van een werknemer, bij overlijden voor de pensioendatum van die werknemer niet zouden kunnen worden uitgekeerd aan zijn erfgenamen.

Schimmel

De Vries


XNoot
1

Vervanging in verband met wijziging in de ondertekening.

Naar boven