26 019
Voorstel van wet van het lid Van Ardenne-van der Hoeven tot wijziging van de bepalingen betreffende pensioenen in de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 2 oktober 1998

De vaste commissie voor Defensie1, belast met het voorbereidend onderzoek van het wetsvoorstel, heeft de eer van haar bevindingen als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de gestelde vragen door de indieners tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Valk

De griffier voor dit verslag,

Del Grosso

Inleiding

De leden van de fracties van de PvdA, VVD, D66 en SGP hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel van wet van het lid Van Ardenne-van der Hoeven tot wijziging van de bepalingen betreffende pensioen in de Uitkeringswet tegemoetkoming twee-tot-vijfjarige diensttijd veteranen. (Kamerstuk 25 444)

De leden van de fractie van de CDA, GroenLinks en de SP hebben met grote instemming kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw van Ardenne. De leden van de fractie van de CDA hopen dat dit wetsvoorstel spoedig doch zorgvuldig kan worden afgehandeld, opdat duidelijkheid gegeven kan worden aan een kwetsbare, al vaak teleurgestelde groep veteranen. De leden van de fractie van GroenLinks hopen op een spoedige aanname en uitvoering van deze wet.

De leden van de fractie van de GPV betwisten niet het recht van de initiatiefneemster een wetsvoorstel als het onderhavige in te dienen. Echter, inhoudelijk gezien betreft het echter niet meer dan wat nog geen jaar geleden door de Tweede Kamer werd afgewezen in de verwerping van het amendement-Meyer/Van Ardenne. De argumentatie om een «tweede poging» te wagen achten zij niet erg sterk.

Vooraf stellen de leden van de fractie van het GPV een vraag naar de wijze waarop van het recht van initiatief gebruik is gemaakt. Het valt namelijk op dat in de toelichting kennelijk niet de initiatiefneemster aan het woord is, maar de leden van de fractie van het CDA. Zij veronderstellen dat dit een vergissing is en dat uitsluitend de initiatiefneemster het wetsvoorstel voor haar rekening neemt en de leden van de fractie van het CDA zich thans nog nergens toe heeft verplicht.

Enkele dagen voor de verkiezing van de Tweede Kamer is de voorliggende initiatiefwet bij de Kamer ingediend. Voor zover bekend heeft de initiatiefneemster andere fracties niet gevraagd als mede-indieners op te treden om zich zodoende te verzekeren van een meerderheid in de Kamer. De leden van de fractie van de PvdA vragen zich af wat hier de reden van is geweest.

De leden van de fractie van de GPV vragen of de initiatiefneemster, gelet op de aard van de materie en de voorgeschiedenis van wetsvoorstel Uitkeringswet tegemoetkoming twee-tot-vijfjarige diensttijd veteranen op enig moment heeft overwogen het voorstel vanaf het begin een breder politiek draagvlak te geven. Heeft zij met andere politieke groeperingen daarover contact gehad? Tenslotte stelt zij de vraag of het toeval is dat het voorstel is ingediend een week voor de laatstgehouden verkiezingen.

Voorgeschiedenis

De leden van de fractie van de VVD stellen het op prijs een toelichting te krijgen op het volgende. De Kamer heeft zeer recent behandeld de Uitkeringswet tegemoetkoming twee-tot-vijfjarige diensttijd veteranen. Volgens deze wet wordt de eenmalige uitkering van f 1000 verrekend met het pensioen van diegenen, die buiten hun militaire diensttijd in dienst van de overheid hebben gewerkt De leden van de fractie van het CDA hebben tijdens de behandeling van de Uitkeringswet tegemoetkoming twee-tot-vijfjarige diensttijd veteranen geen steun verleend aan het amendement Zijlstra. Dat amendement beoogde eenzelfde doel als het huidige initiatiefwetsontwerp, namelijk het onder de werking van de wet brengen van diegenen die ook een overheidspensioen genieten en overigens aan de criteria van de wet voldeden. De leden van de fractie van de VVD erkennen de enorme teleurstelling bij die veteranen die niet onder de werking van de huidige wet vallen. Ook zij betreuren de emoties die hier een gevolg van zijn. Tegelijkertijd beseffen deze leden, dat bij elke wet er personen zijn die als gevolg van de gestelde regelgeving buiten de wet vallen. De leden van de fractie van de VVD vragen zich dan ook af of na dit initiatiefwetsontwerp zich een nieuwe categorie veteranen zal aandienen die menen ook recht te hebben op vergoeding en erkenning. Deze leden vragen zich af of de indienster van het wetsontwerp deze zorgen deelt, en zo ja hoe zij hierop denkt te reageren.

De leden van de fractie van de VVD vragen zich af in hoeverre de initiatiefneemster advies heeft ingewonnen bij het Veteranenplatform, dat immers zo nauw betrokken is geweest bij de totstandkoming van de zogenaamde «1000-gulden uitkering voor veteranen».

Het CDA heeft indertijd bij de behandeling van het wetsvoorstel Uitkeringswet tegemoetkoming twee-tot-vijfjarige diensttijd veteranen een amendement ingediend dat tot doel had om de groep veteranen die een overheidspensioen hebben, ook recht te geven op deze erkenningsuitkering. Het gaat daarbij om veteranen die aan de criteria van de wet voldoen betreffende diensttijd, stationering en dergelijke maar niet in aanmerking komen omdat de wet veteranen met een overheidspensioen uitsluit. De leden van de fractie van het CDA delen de mening van mevrouw Van Ardenne dat deze uitsluiting een onrechtvaardige uitwerking heeft.

De leden van de fractie van het CDA vraagt zich naar aanleiding van de adviezen van de Raad van State af of deze wet de uitwerking kan hebben dat weer andere veteranen-groepen zich uitgesloten voelen. Het blijkt dat een groep ex- KNIL'ers geen aanspraak op de uitkering kan maken omdat ze worden aangemerkt als oorlogsvrijwilligers c.q. beroepsmilitairen. Hoe zou met deze groep omgegaan moeten worden?

De leden van de fractie van het CDA beseffen dat deze vragen eigenlijk de reikwijdte van het reparatievoorstel voorbijgaan maar omdat met dit initiatief deze wet waarschijnlijk zal worden afgesloten, willen zij dit punt toch opbrengen. In het debat met de initiatiefneemster èn de regering kan de specifieke vraag naar de KNIL'ers wellicht ook door de regering worden beantwoord.

De leden van de fractie van de SP vragen naar het standpunt van de initiatiefneemster ten aanzien van de reactie van de Algemene Federatie Militair Personeel (AFMP) op onderhavig wetsvoorstel. De AFMP is van mening dat er onderscheid wordt gemaakt tussen dienstplichtige militairen en beroepsmilitairen. Beroepsmilitairen hebben volgens de AFMP geen recht op de erkenningsuitkering.

In de huidige Uitkeringswet tegemoetkoming twee-tot-vijfjarige diensttijd veteranen staat dat voormalige militairen na hun diensttijd tenminste een jaar onafgebroken in Nederland moeten hebben gewoond om recht te hebben op de erkenningsuitkering. De leden van de fractie van de SP heeft brieven ontvangen van oud-militairen waarvan de aanvraag voor een uitkering op basis van deze voorwaarde is afgewezen. De leden vragen de initiatiefneemster of zij hiervan op de hoogte is en of zij van mening is dat dit geregeld zou moeten worden.

De leden van de fractie van de SP vragen zich af of de publieke berichtgeving rond het debat dat in oktober 1997 werd gevoerd achteraf gezien niet als verwarrend kan worden beschouwd. Immers, alleen het erkenningskarakter van de uitkering werd benadrukt. Hierdoor dienden ook vele veteranen met een overheidspensioen een aanvraag in. Zij zijn zeer teleurgesteld over het feit dat zij geen recht hebben op een uitkering en dus in feite ook niet erkend en gerespecteerd worden. Zij werden voor hun gevoel al niet erkend en gerespecteerd en worden dat nu nog niet. Hun leed is hierdoor nog groter geworden. De leden van de fractie van de SP vragen de initiatiefneemster om een reactie op dit standpunt.

De leden van de fractie van de SGP betreuren het dat zoveel jaren na de diensttijd door een groep veteranen nog steeds een leemte ervaren wordt in de toekenning van een uitkering als bewijs van erkenning voor bewezen diensten. Het initiatiefwetsvoorstel komt overeen met de visie van de leden van de fractie SGP dat de uitkering haar enige grond vindt in de aan de in dit voorstel bedoelde categorie dienstplichtige veteranen verschuldigde erkenning. Een en ander heeft aangetoond dat het de dienstplichtige militairen slechts te doen is om erkenning, niet om financiële compensatie of om aanvulling op overheidspensioen. De leden van de fractie van de SGP waarderen derhalve het door het lid Van Ardenne-van der Hoeven genomen initiatief.

De leden van de fractie van de GPV erkennen met de initiatiefneemster dat discussie mogelijk is over de rechtvaardigheid van de streep die in Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen is getrokken, namelijk het uitzonderen van degenen die een overheidspensioen ontvangen. Om die reden mocht verwacht worden dat er protesten zouden komen. Erkent zij evenwel dat de wetgever in 1997 dat nadrukkelijk onder ogen heeft gezien? Wat is er nadien veranderd? Erkent zij tevens dat het simpele feit van indiening van dit initiatief-wetsvoorstel opnieuw verwachtingen wekt?

Tenslotte vragen deze leden of de initiatiefneemster er zelf van overtuigd is dat na aanvaarding van haar voorstel de discussie over de omvang van de groep die in aanmerking kan komen van een eenmalige uitkering daadwerkelijk afgesloten kan worden. Kortom, heeft elke potentiële gerechtigde dan zijn of haar recht?

Erkenningskarakter

Het erkenningskarakter van de Uitkeringswet verhoudt zich niet met het gemaakte onderscheid tussen veteranen die geen overheidspensioen genieten en veteranen die wel een overheidspensioen krijgen. De leden van de fractie van het CDA steunt daarom het voorstel van mevrouw van Ardenne om tot reparatie over te gaan.

Met de leden van de fractie van het CDA zijn de leden van de fractie van D66 van mening dat de erkenningskwestie nu snel, voor eens en altijd, geregeld moet worden.

De leden van de fractie van D66 onderschrijven de mening van de initiatiefnemers dat juist het erkenningskarakter van de f 1000-regeling voorop staat. Deze leden zijn de mening toegedaan dat veteranen in hun aanvullend pensioen vaak een blijk van erkenning zien. Deze leden vragen zich af of de leden van de fractie van het CDA onderschrijven dat er in de pensioen- of pensioenvervangende uitkering een erkenningselement zit.

De leden van de fractie van D66 vragen zich af of met dit voorstel voorbij wordt gegaan aan de oorspronkelijke doelstelling van de Uitkeringswet tegemoetkoming twee-tot-vijfjarige diensttijd veteranen. Deze uitkering is immers gericht op die veteranen die niet uit andere hoofden een materiële erkenning van de overheid hebben ontvangen?

De leden van de fractie van de SP zijn met de initiatiefneemster van mening dat het wezen van de Uitkeringswet, namelijk erkenning en respect voor hetgeen de militairen destijds loyaal hebben gedaan ten behoeve van het koninkrijk, hierin onvoldoende tot uitdrukking komt.

De leden van de fractie van de SP vragen de initiatiefneemster om een toelichting op de visie van de leden van de fractie van het CDA dat het loslaten van de vijfjarengrens betekent dat de regeling los staat van pensioencompensatie.

Financiële paragraaf

De leden van de fractie van het CDA wilden destijds dat de dekking van dit amendement niet ten koste ging van het defensiebudget. De leden van de fractie van de VVD constateren echter dat de initiatiefneemster nu wel de dekking zoekt op de defensiebegroting. Deze leden zouden dit punt nader willen zien toegelicht. Tevens zouden zij willen vernemen of reeds ter zake een amendement op de defensiebegroting 1999 is ingediend. Ook stellen zij een toelichting op de keuze op prijs, omdat immers de besluitvorming omtrent de aanschaf van het ATGW nog niet is afgerond. Is de initiatiefneemster van mening dat niet politieke en operationele randvoorwaarden een doorslaggevende rol bij de besluitvorming moeten spelen, maar in dit geval uitsluitend de hoogte van de aanschafkosten?

Ten tijde van de behandeling van de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd was de leden van de fractie van het CDA niet bereid de dekking voor het amendement «overheidspensioenen» binnen de Defensiebegroting te zoeken. Thans is dat wel het geval en dat brengt de leden van de fractie van de PvdA tot de vraag waarom de initiatiefneemster nu wel de dekking wil zoeken binnen de Defensiebegroting en vorig jaar niet.

De leden van de fractie van het CDA vragen zich af of de financiële onderbouwing nog actueel is omdat deze gebaseerd is op de begroting 1998. Als het initiatief zal worden aangenomen, zullen de eenmalige kosten ervoor waarschijnlijk grotendeels in het begrotingsjaar 1999 tot uiting komen. Hoe zal hiermee worden omgegaan?

De leden van de fractie van D66 vragen zich verder af hoe de door de initiatiefnemers voorgestelde dekking zich verhoudt tot de eerder door de fractie van het CDA gedane uitspraak dat deze fractie van mening is dat het volle bedrag uit de algemene middelen moet komen?

De leden van de fractie van de SP kunnen instemmen met het aanwijzen van het ATGW-project als financieringsbron.

De leden van de fractie van de SGP zijn van mening dat het uitkeren van de f 1000,– gezien moet worden als een inlossing door het Koninkrijk van een ereschuld die al jaren openstaat. Zij vragen daarom of het juist is om de extra uitkeringen geheel ten laste te laten komen van Defensie. Ligt een dekking uit algemene middelen niet meer voor de hand dan een extra bezuiniging op defensie-uitgaven?


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van den Berg (SGP), Zijlstra (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), voorzitter, Hessing (VVD), ondervoorzitter, Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Hoekema (D66), Stellingwerf (RPF), Essers (VVD), Verhagen (CDA), M. B. Vos (GroenLinks), Van 't Riet (D66), Van den Doel (VVD), De Haan (CDA), Visser-van Doorn (CDA), Koenders (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Niederer (VVD), Bussemaker (PvdA), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Oplaat (VVD), Albayrak (PvdA) en Balemans (VVD).

Plv. leden: Dittrich (D66), Swildens-Rozendaal (PvdA), Arib (PvdA), Leers (CDA), Van Oven (PvdA), Weisglas (VVD), De Milliano (CDA), Ter Veer (D66), Van Middelkoop (GPV), Passtoors (VVD), Van der Hoeven (CDA), Vendrik (GroenLinks), Lambrechts (D66), Blaauw (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Van Dok-Van Weele (PvdA), Karimi (GroenLinks), E. Meijer (VVD), vacature PvdA, Dijksma (PvdA), Marijnissen (SP), Voorhoeve (VVD), Duivesteijn (PvdA) en Wilders (VVD).

Naar boven