26 016
Vaststelling van een Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en daarmee verband houdende wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de jeugdhulpverlening alsmede enige andere wetten (Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen)

nr. 9
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 18 januari 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 53, vierde lid, wordt «zes uren» vervangen door: twee uren.

2. Artikel 81, onderdeel G, komt als volgt te luiden:

Aan artikel 77t, eerste lid wordt de volgende volzin toegevoegd: Niet eerder dan twee maanden en niet later dan een maand voor het tijdstip waarop de maatregel door tijdsverloop zal eindigen, kan het openbaar ministerie een vordering indienen tot verlenging van de maatregel.

Toelichting

Onderdeel 1

Artikel 53, vierde lid, geeft aan dat de directeur zorg draagt dat de jeugdige in de gelegenheid wordt gesteld tot deelname aan recreatieve activiteiten gedurende ten minste zes uren per dag. Artikel 22 van het voorstel van wet bepaalt dat de jeugdige ten minste twaalf uren per dag (en gedurende het weekeinde ten minste acht en een half uur per dag) deelneemt aan gemeenschappelijke activiteiten. In de memorie van toelichting is hierover aangegeven dat de uren recreatie deel kunnen uitmaken van de gemeenschappelijke activiteiten, bedoeld in artikel 22. Het terrein van de justitiële jeugdinrichtingen is volop in beweging. Dat geldt met name ten aanzien van de programmering van de door de inrichtingen aangeboden activiteiten. Meer dan bij het opstellen van beide regels het geval was wordt thans de tijd dat de jeugdige in de groep verblijft gestructureerd. Veel meer tijd wordt ingevuld met onderwijs of andere educatieve activiteiten zoals arbeidstoeleiding. Vaak neemt de jeugdige voor hetzelfde aantal uren als in de buitenwereld geldt deel aan dergelijke activiteiten. Hierdoor is minder tijd nodig en beschikbaar voor de recreatie. Wanneer een jeugdige de gehele dag naar school gaat en hij daarboven nog zes uren per dag aan recreatie zou moeten besteden zou dat betekenen dat de noodzakelijke nachtrust voor de jeugdige in gevaar komt. Dat zou een uiterst onwenselijk gevolg zijn van op zich goed bedoelde regelgeving. Met recreatie van de duur van minimaal twee uur per dag wordt dit bezwaar ondervangen. Ik hecht eraan te benadrukken dat het bovenstaande geen verkapte bezuinigingsmaatregel is.

Het verminderen van het aantal uren recreatie is het gevolg van een verbeterd beleid ten aanzien van het bieden van onderwijs of andere educatieve activiteiten in de justitiële jeugdinrichtingen.

Onderdeel 2

Het betreft hier het herstel van een onjuiste verwijzing.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven