26 016
Vaststelling van een Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en daarmee verband houdende wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de jeugdhulpverlening alsmede enige andere wetten (Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen)

nr. 8
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 16 juli 1999

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 82, onderdeel E, wordt in artikel 66, tweede lid, een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 61, derde lid, en artikel 62, aanhef en onderdeel b, zijn van overeenkomstige toepassing.

2. Artikel 42, derde lid, vervalt. Het vierde lid van dat artikel wordt vernummerd tot het derde lid.

3. In artikel 62, derde lid, wordt «gedetineerde» vervangen door: jeugdige.

Toelichting

Onderdeel 1

Alhoewel in het voorgestelde artikel 65 van de Wet op de jeugdhulpverlening is aangegeven dat de Minister van Justitie landelijke voorzieningen van residentiële hulpverlening subsidieert of in stand houdt, is het scheppen van een wettelijke basis voor het stellen van nadere regels over de subsidie nagelaten. Dit verzuim wordt bij deze hersteld. De bepaling is gelijkluidend aan het thans geldende artikel 65, tweede lid, van de Wet op de jeugdhulpverlening.

Onderdeel 2

Zoals in de toelichting bij het voorstel van wet is aangegeven (p. 52) gelden eventueel opgelegde beperkingen op grond van de artikelen 222 en 225 van de Invoeringswet van het Wetboek van Strafvordering ook indien dit niet uitdrukkelijk in de Beginselenwet is vermeld. In een eerder stadium zijn de beperkingsgronden die naar genoemde bepalingen verwezen reeds vervallen. De verwijzing in artikel 42, derde lid, was daarbij over het hoofd gezien. Dit wordt thans hersteld.

Onderdeel 3

Ten onrechte werd in artikel 62, derde lid, gesproken van «gedetineerde» terwijl «jeugdige» wordt bedoeld.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven