26 016
Vaststelling van een Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en daarmee verband houdende wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de jeugdhulpverlening alsmede enige andere wetten (Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 30 maart 1999

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1, onderdeel z, komt te luiden:

z. tijdelijke overplaatsing: de overplaatsing voor een bepaalde tijd vanuit een behandelinrichting naar een opvanginrichting, dan wel vanuit een opvanginrichting naar een andere opvanginrichting, dan wel vanuit een behandelinrichting naar een andere behandelinrichting, op de gronden genoemd in artikel 24, eerste lid, onder a en b;.

2. Artikel 4, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel d wordt «correctieplaatsing» vervangen door: tijdelijke overplaatsing.

b. In onderdeel h wordt «hulpmiddelen» vervangen door: middelen.

3. In artikel 9, tweede lid, onderdeel e, wordt «correctieplaatsing in» vervangen door: tijdelijke overplaatsing naar.

4. In artikel 14, eerste lid, vervalt onderdeel c. De puntkomma aan het eind van onderdeel b wordt vervangen door een punt.

5. De tweede volzin van artikel 22 komt te luiden: De jeugdigen houden zich gedurende de voor de nachtrust bestemde uren in hun kamer op, tenzij zij als onderdeel van het regime van de inrichting deelnemen aan meerdaagse activiteiten buiten de inrichting.

6. Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. De directeur is bevoegd een jeugdige, na overleg met een gedragsdeskundige en de selectiefunctionaris, tijdelijk over te plaatsen op de gronden, genoemd in artikel 24, eerste lid, onder a en b.

b. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «correctieplaatsing» vervangen door: tijdelijke overplaatsing.

c. In het derde lid wordt «correctieplaatsing» telkens vervangen door: tijdelijke overplaatsing.

d. In het vierde lid wordt «maatregel van correctieplaatsing» vervangen door: tijdelijke overplaatsing.

7. Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel C wordt in artikel 77j, tweede lid, «betrokken» vervangen door: betrokkene.

b. In onderdeel D wordt «het vijfde lid tot het vierde lid» vervangen door: het vijfde tot en met achtste lid tot vierde tot en met zevende lid.

8. Artikel 82, onderdeel E, wordt als volgt gewijzigd: In artikel 68, eerste volzin, wordt na «artikel 65» een komma geplaatst en wordt «verschillende» vervangen door: verschillend.

9. Artikel 84 komt te luiden:

Artikel 84

Aan artikel 305 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De artikelen 261, derde tot en met zesde lid, 262, eerste en derde lid, 263, eerste lid, eerste volzin, en vierde lid, eerste volzin, en 265, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

Onderdelen 1, 2.a, 3 en 6

In het verslag vragen de leden van de fracties van de RPF en het GPV of de regeling van de correctieplaatsing niet meer als een disciplinaire straf moet worden gezien, mede gelet op de taalkundige betekenis van dit woord. In de memorie van toelichting is aangeven dat de correctieplaatsing een ordemaatregel is en dat de naam dermate ingeburgerd is dat deze in het voorstel van wet is opgenomen. Bij nader inzien ben ik tot de conclusie gekomen dat het woord «correctieplaatsing» niet juist is en, zoals deze leden al aangaven, te veel associaties oproept met een disciplinaire straf. Het gaat hier om een ordemaatregel, die genomen kan worden indien de situatie in een inrichting ten aanzien van een bepaalde jeugdige zodanig is dat zowel de jeugdige als de inrichting erbij gebaad zijn dat zij elkaar even niet zien. Het gaat in feite om een «time-out» en zeker niet om een disciplinaire straf. Primair zal natuurlijk worden bezien of de jeugdige dan niet in een ander groep in dezelfde inrichting tijdelijk geplaatst kan worden, doch dit zal niet in alle gevallen mogelijk zijn. In het voorstel van wet wordt door deze wijziging overal het woord «correctieplaatsing» vervangen door «tijdelijke overplaatsing».

Onderdelen 2.b, 7 en 8

Deze wijzigingen betreffen redactionele verbeteringen.

Onderdeel 4

De leden van de PvdA-fractie vragen in het verslag naar een uitleg over de mate van beveiliging van de bijzonder beveiligde inrichting of afdeling. In de nota naar aanleiding van het verslag heb ik naar aanleiding van die vraag aangegeven dat ik bij nader inzien een dergelijke differentiatie onwenselijk acht. In het uitzonderlijke geval dat een jeugdige aan zulke opvang behoefte zou hebben zullen zij een dermate ernstig delict hebben begaan dat het voor de hand ligt om hen volgens het volwassenenstrafrecht te berechten, voor zover het gaat om jeugdigen van 16 jaar of ouder. In dat geval vindt ook de tenuitvoerlegging van de sanctie in het gevangeniswezen plaats. Voor jeugdigen onder de 16 jaar is er geen behoefte aan deze vorm vanwege de jeugdige leeftijd van betrokkene.Voor het geval in een jeugdinrichting extra beveiliging noodzakelijk is acht ik het niet wenselijk dat daarvoor het materiële beveiligingsniveau wordt opgeschroefd. In dat geval zie ik meer heil in beperking van de groepsgrootte zodat de jeugdige meer aandacht kan worden gegeven. Hiervoor noemde ik reeds de FOBA en de VIC in de inrichting De Hartelborght, waar dit kan worden geboden. In deze nota van wijziging wordt de bestemming van bijzondere beveiligde inrichting of afdeling daarom geschrapt.

Onderdeel 5

De leden van de fracties van de RPF en het GPV werpen de vraag op of de regel dat de jeugdige zich tijdens de nachtelijke uren in zijn kamer ophoudt niet onmogelijk maakt dat de inrichting meerdaagse activiteiten buitenshuis organiseert. Bij enkele inrichtingen is een verblijf van enkele dagen of enkele weken op een andere locatie dan die van de jeugdinrichting onderdeel van het programma dat de jeugdige wordt aangeboden. In de jeugdinrichting Den Engh is het bij voorbeeld zo dat de jeugdigen als onderdeel van het programma enkele weken op een boot verblijven. Gedurende de dag wordt er op deze boot gewerkt, gedurende de nacht slapen ze op de boot. In open inrichtingen gaan de jeugdigen vaak ook een week op werkkamp als onderdeel van het programma. Om zeker te stellen dat deze onderdelen van het regime mogelijk blijven is artikel 22 in deze zin aangepast.

Onderdeel 9

Per abuis was een aantal bepalingen niet van overeenkomstige toepassing verklaard. Deze omissie wordt thans hersteld. Hierdoor is duidelijk dat er voor een verzoek aan de kinderrechter tot machtiging tot een uithuisplaatsing in een gesloten inrichting geen procureur nodig is. Tevens is thans bepaald dat de machtiging voor de duur van één jaar geldt, behoudens verlenging. Ten slotte is bepaald dat in voorkomende gevallen de minderjarige of zijn (voormalige) pleegouders zich tot de kinderrechter kunnen wenden om de uithuisplaatsing in een gesloten inrichting te bekorten of te beëindigen.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven