Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25996 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25996 nr. 3 |
Vastgesteld 11 juni 1998
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Er wordt f 11,7 mln bijgesteld in verband met de nieuwbouw van het ministerie. Wat was oorspronkelijk geraamd voor de nieuwbouw? Wat zijn de precieze oorzaken van deze forse bijstelling? Hoe komt het dat deze ophoging niet ten tijde van de opstelling van de begroting noodzakelijk was? Op welk moment is duidelijk geworden dat er sprake was van een overschrijding?
Zie het antwoord op vraag 9.
Welke technische redenen liggen ten grondslag aan het feit dat «enkele reeds wel in de Voorjaarsbrief Zorg opgenomen bijstellingen op de VWS-begroting nog niet in de Voorjaarsnota en in het voorliggende wijzigingsvoorstel zijn verwerkt»? (blz. 1)
Enkele in de Voorjaarsbrief Zorg opgenomen bijstellingen hebben betrekking op de VWS-begroting. Deze waren echter nog niet doorvertaald naar het rijksbegrotingsdeel van de Voorjaarsbrief. Op het moment dat besloten werd deze bijstellingen ook in de begrotingsadministratie en dus in voorliggend wetsvoorstel te verwerken, was de periode voor het invoeren van mutaties reeds afgesloten. Het betreft allereerst een drietal verhogingen aan de ontvangstenkant, te weten:
a. f 44 miljoen als gevolg van de afrekening extra banen zorgsector over het jaar 1996;
b. f 10 miljoen afrekening sectorfondsen;
c. f 5 miljoen structurele taakstelling afrekening volksgezondheidssubsidies.
Daarnaast twee begrotingsmutaties aan de uitgavenkant:
a. f 10 miljoen incidentele taakstelling volksgezondheidsbeleid;
b. f 8 miljoen hogere uitgaven destructiewet.
Daarnaast is een incidentele taakstelling 1998 op het Budgettair Kader Zorg (BKZ) gelegd, die deels in onderuitputting van bouwbudgetten zal worden gevonden en deels in de begrotingssfeer zal worden opgevangen. Over de precieze verdeling tussen bouwmiddelen en begroting zal in de 2e Suppletore wet 1998 gerapporteerd worden. Zoals reeds aangegeven, zullen ook bovengenoemde begrotingswijzigingen worden meegenomen in de 2e Suppletore wet 1998.
Wat betekent het afgesloten CAO-akkoord voor de ziekenhuizen concreet voor de begroting 1998? Welk extra bedrag, bovenop hetgeen reeds door het kabinet was gereserveerd, is gemoeid met de «marktconforme» CAO? Op welke wijze zal dit bedrag van een degelijke en solide dekking worden voorzien? (blz. 1)
Geïmpliceerd wordt dat er een 1 op 1 relatie bestaat tussen de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (OVA) en de financiering van de door werkgevers en werknemers afgesloten CAO's. Het simpelweg door de overheid vergoeden van de CAO-kosten die boven de werkgeversbijdrage uitgaan, is echter niet aan de orde. Uitgaande van het post-WAGGS-model wordt via de OVA de gemiddelde loonkostenontwikkeling in de marktsector, zoals geraamd door het Centraal Planbureau (CPB), vergoed. Dit ten einde werkgevers in staat te stellen een marktconforme CAO af te sluiten.
Na intensieve onderhandelingen heeft het kabinet werkgevers dit jaar een bod gedaan voor de OVA-98 en -99 om werkgevers in staat te stellen een marktconforme CAO af te sluiten. Het kabinetsbod voor de OVA-98 en -99 ging vergezeld van een bod voor een aanpak op het arbeidsmarktterrein.
Er bestaat een verschil van mening tussen overheid en werkgevers over de toereikendheid van de OVA om een marktconforme CAO af te sluiten. Dit geschil is in een gezamenlijke adviesaanvraag van overheid en Nederlandse Zorgfederatie (NZf) voorgelegd aan de commissie-Van Voorden. Over de stand van zaken met betrekking tot de advisering zult u binnenkort vertrouwelijk geïnformeerd worden.
Het advies van Van Voorden zal ook een belangrijke rol spelen bij het door het kabinet toegezegde najaarsoverleg met de bij het post-WAGGS-overleg betrokken werkgeversorganisaties in de VWS-sector.
In het algemeen overleg met de Vaste Kamercommissie van VWS van 28 april jl. en de daaropvolgende brief van diezelfde datum aan de werkgevers ter verheldering van het toegezegde najaarsoverleg is het volgende opgemerkt:
«Daarbij wil ik benadrukken dat het niet zo kan zijn dat de financiële gevolgen van een nieuwe CAO ongeclausuleerd, naar het Kabinet kunnen worden doorgeschoven.»
Welke financiële effecten heeft de afgesloten CAO voor de verzorgings- en verpleeghuizen op het BKZ? Wanneer voor de thuiszorg een (hernieuwde) CAO wordt afgesloten in lijn met die welke voor het ziekenhuiswezen is afgesloten, betekent zulks dan een extra belasting voor de begroting 1998? Om welk extra bedrag gaat het hier dan, en welke dekking staat hier tegenover? (blz. 1)
Zie het antwoord op vraag 3.
Met welk bedrag zal naar verwachting de begroting 1998 worden overschreden? Welk deel daarvan, waar nu nog geen structurele dekking tegenover staat, heeft een structurele doorwerking naar volgende jaren? Is reeds een oplossing gevonden voor het bedrag aan overschrijding van f 1,9 miljard? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, maakt het dichten van dit gat deel uit van de erfenis van dit kabinet aan het volgende kabinet? (blz. 1)
Onderscheid moet gemaakt worden tussen de begroting van VWS en het Budgettair Kader Zorg. De begroting 1998 zal naar verwachting niet worden overschreden. In de Voorjaarsbrief zorg is voor 1998 een overschrijding van het Budgettair Kader Zorg gemeld van f 1,9 miljard. Om voldoende groei in de zorg te kunnen waarborgen was het kabinet reeds ten tijde van het JOZ 1998 akkoord gegaan met een overschrijding van het kader met circa f 0,7 miljard. Hierdoor resteert ten opzichte van het JOZ 1998 een overschrijding van f 1,2 miljard, waarvan circa f 0,6 miljard wordt veroorzaakt door nominale ontwikkelingen (neerwaartse aanpassing van het kader als gevolg van de lager dan geraamde prijs BBP). Daarnaast bedraagt het saldo van mee- en tegenvallers en besparingsverliezen f 0,75 miljard. Ter dekking van deze overschrijding is voor 1998 besloten tot een pakket beleidsmaatregelen ter grootte van per saldo f 0,2 miljard.
Tijdens de besluitvorming rond de Voorjaarsnota is door het kabinet de resterende overschrijding van het kader voor 1998 geaccordeerd. Bij de formatiebesprekingen rond de vorming van het nieuwe regeerakkoord zal nader worden bezien in hoeverre het nu voorliggende meerjarige cijferbeeld in het nieuw af te spreken budgettair kader zorg zal worden verwerkt.
Nu via de Voorjaarsbrief is meegedeeld dat de tegenvallende inkomsten in de AWBZ onder andere worden verklaard door een daling van de Rijksbijdrage klemt de vraag, hoe zulks te rijmen is met de in de onderhavige stukken aangekondigde «verhoging van de rijksbijdrage aan de Algemene kas (...) en aan het Algemeen Fonds (...)»? (blz. 2)
De hoogten van de rijksbijdragen ziekenfondsverzekering en AFBZ worden bepaald door de meerjarenraming te verhogen of te verlagen. Mutaties vinden plaats op grond van:
a. loon- en prijsbijstellingen
b. verschuivingen tussen en in premie- en begrotingsgefinancierde uitgaven.
c. incidentele wijzigingen.
De loon- en prijsbijstelling 1998 is in mei 1998 door het ministerie van Financiën aan de begrotingen van de ministeries toegevoegd. In de 1e Suppletore wet is hier nog geen rekening meegehouden.
Ten aanzien van de verschuivingen kan worden opgemerkt dat deze in de 1e en 2e Suppletore wet en in de Slotwet worden toegelicht. Het betreft een veelheid van mutaties waarvan de grootste een verschuiving betreft van de kosten van ambulance- en overig ziekenvervoer van de AWBZ naar de ziekenfondsverzekering (f 474,8 miljoen).
Er heeft een drietal incidentele bijboekingen plaatsgevonden, namelijk een verhoging van de rijksbijdrage AFBZ uit de eindejaarsmarge voor intensieve thuiszorg (f 15 miljoen) en voor het niet doorgaan van de tariefskorting fysiotherapie (f 32 miljoen). Voorts is de rijksbijdrage ziekenfondsverzekering uit de eindejaarsmarge verhoogd met f 26,6 miljoen vanwege de algemene financiële problematiek in de zorg.
Zoals uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd heeft de hoogte van het vermogenstekort geen invloed gehad op de hoogte van de rijksbijdragen aan de ziekenfondsverzekering en de AFBZ. Wel is het uiteraard mogelijk via een incidentele bijboeking op de rijksbijdragen een vermogenstekort te verkleinen. Momenteel is hier geen reden voor. Ten aanzien van de constatering dat in de Voorjaarsnota wordt gesproken over een verhoging van de rijksbijdrage en in de Voorjaarsbrief over een verlaging, merk ik op dat in de Voorjaarsnota de verhoging uit de eindejaarsmarge wordt bedoeld, en in de Voorjaarsbrief de verlaging op grond van het saldo van alle bij- en afboekingen.
Wat is naar de huidige inzichten de verwachting van het premiebeeld voor de ZFW en de AWBZ voor 1999 in relatie tot 1998? Wordt een premiestijging voorzien en zo ja, in welke orde van grootte, absoluut en procentueel? (blz. 2)
Het Centraal Economisch Plan 1998 (CEP 1998) van het CPB dat in april is verschenen sluit in grote lijnen aan op de uitgavenramingen die in de Voorjaarsbrief Zorg aan de Kamer zijn gemeld. In dat CEP staan op deze uitgavenramingen aansluitende ramingen voor de premiepercentages. Het betreft hier voorlopige ramingen. Het kabinet besluit deze zomer over de hoogte van de premies in 1999.
In het CEP staan voor de ZFW en de AWBZ de volgende premiepercentages:
| Werknemers | Werkgevers | |||
|---|---|---|---|---|
| 1998 | 1999 | 1998 | 1999 | |
| ZFW | 1,20% | 1,45% | 5,60% | 5,90% |
| AWBZ | 9,60% | 10,25% | – | – |
Wordt een vermogenstekort in beide kassen (Algemene kas t.b.v. de Ziekenfondsverzekering en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten) voorzien van f 4 miljard? Hoe zullen deze vermogenstekorten worden ingelopen? (blz. 2)
Zoals uit een optelling van de onderste regels van de tabellen B2 en B3 van de Voorjaarsbrief blijkt, wordt bij beide kassen een vermogenstekort van f 2,7 miljard geraamd. Deze tekorten zullen in beginsel worden weggewerkt door de premies vast te stellen boven lastendekkend niveau. Hierover zal het (nieuwe) kabinet in augustus een beslissing nemen.
Kan een nadere onderbouwing worden gegeven van de bijstellingen welke samenhangen met de nieuwbouw van het Ministerie van VWS (f 11,7 miljoen) en de extra kosten, voortvloeiende uit de verhuizing (f 4,2 miljoen)? Welk bedrag was in totaal geraamd voor de nieuwbouw van het ministerie en zal de nieuwbouw binnen deze raming gerealiseerd kunnen worden? Zo neen, met welk bedrag aan verwachte overschrijding moet rekening worden gehouden? (blz. 2)
Voor 1998 was er oorspronkelijk een bedrag van f 27,4 mln. geraamd. De bijstelling met 11,7 mln komt omdat oorspronkelijk was voorzien dat dit bedrag in 1997 uitgegeven zou worden. Deze 11,7 mln. bleek echter, ten gevolge van vertraging in de uitvoering van het project, niet uitgegeven te zijn in 1997. Ten tijde van de opstelling van de begroting 1998 werd deze vertraging nog niet voorzien. Het betreft aldus geen overschrijding maar een overheveling van 1997 op 1998 ten gevolge van vertraging in de uitvoering.
In totaal was er een bedrag van f 40,9 mln. geraamd voor de nieuwbouw. Naar verwachting zal de nieuwbouw niet binnen dit bedrag gerealiseerd kunnen worden. Er wordt rekening gehouden met een overschrijding van f 4,6 mln. De oorzaak van deze overschrijding is met name toe te schrijven aan investeringskosten voor laag 1 van gebouw Helicon (zou oorspronkelijk verhuurd worden aan derden), noodstroom E & IT voorzieningen en meerkosten voor communicatiemiddelen. Voorts is f 4,2 miljoen bestemd voor het aanpassen van de werkplekvoorzieningen aan de nieuwe standaard van informatie- en communicatietechnologie (de digitale werkplek).
Wat is de exacte grootte van de kasmeevaller in het persoonsgebonden budget? Welke oorzaken liggen aan deze meevaller ten grondslag, en welk deel hiervan heeft een structureel en welk deel een incidenteel karakter? Moet gelet op de onderuitputting op deze post worden vastgesteld dat het beleid onvoldoende gestalte heeft gekregen? Zo neen, waarom niet? (blz. 2)
In verband met de afrekensystematiek van subsidieregelingen van de Ziekenfondsraad is het niet mogelijk om op dit moment de exacte grootte van de kasmeevaller in het persoonsgebonden budget te geven. In het Jaaroverzicht Zorg 1999, dat rond Prinsjesdag 1998 zal verschijnen, zal op basis van de meest actuele inzichten een zo exact mogelijke raming gepresenteerd worden. De verwachte onderuitputting heeft een volledig incidenteel karakter en is grotendeels te wijten aan enkele aspecten van de uitvoering, te weten: de lange doorlooptijden bij het verkrijgen van een PGB, de voorlichting over het PGB en de ingewikkelde administratieve uitvoering. Gelet op deze oorzaken heeft de onderuitputting geen structureel karakter.
Welke met de reorganisatie van de IGB samenhangende investeringen nopen tot een overheveling van een deel van de verlaging van de Rijksbijdrage AWBZ? Waarom wordt hiervoor, conform de Regels Budgetdiscipline, niet de eindejaarsmarge ingezet? (blz. 2)
Het gaat hierbij met name om uitgaven die gedaan moeten worden in verband met het verzorgen van opleidingen, het overplaatsen van mensen en het betalen van wachtgelden.
Ten aanzien van de eindejaarsmarge BKZ is door het kabinet besloten dat deze aangewend zou worden voor de tariefmaatregel fysiotherapie, de intensieve thuiszorg en ter verlichting van algemene financiële problematiek in de zorgsector.
Het kabinet heeft er daarnaast voor gekozen om een aantal uitvoeringsknelpunten, waaronder de reorganisatiekosten IGB, te dekken via de onderbesteding op het beschikbare budget voor «Persoonsgebonden Budgetten».
Is de constatering juist dat bij de buitenschoolse opvang de begroting in 1999 wordt verhoogd, en in 1998 en 2000 wordt verlaagd, en betekent dit dat extra kosten die in 1999 worden gemaakt in 2000 moeten worden opgevangen? Welke motivering ligt aan deze werkwijze ten grondslag? (blz. 3)
De overheveling van middelen tussen jaren (inter-temporele compensatie) hangt samen met de wens van de Kamer om met de stimuleringsregeling Buitenschoolse Opvang naast een capaciteitsuitbreiding ook de bijdrage per opvangplaats te verhogen. Ook de bijdrage voor de reeds bestaande capaciteit voortvloeiende uit de Tijdelijke stimuleringsmaatregel is hiermee verhoogd. Om het hiermee samenhangende uitgavenritme binnen de meerjarenramingen van VWS te passen, is gekozen voor deze intertemporele compensatie waardoor de financiering van de regeling per saldo binnen het meerjarenbudget gedekt wordt.
Bestaat reeds een solide dekking voor het volledige bedrag dat gemoeid is met de aanvaarde moties, zoals ingediend tijdens de laatstgehouden Algemene Politieke Beschouwingen? Is het waar dat het beleidsvoornemen ten aanzien van kortingen en bonussen van apothekers, zoals aangekondigd tijdens de behandeling van het JOZ 1998, niet gerealiseerd zal worden? Welk besparingsverlies treedt hierdoor op en hoe wordt voorzien in de dekking? (blz. 4)
De in de Voorjaarsbrief genoemde moties kennen in totaal een uitgavenverhoging van f 125 miljoen. Daarvan werd destijds voorzien dat f 45 miljoen binnen het BKZ gedekt zou kunnen worden door maatregelen in de sfeer van kortingen en bonussen. De resterende f 80 miljoen is door het kabinet geaccepteerd als een overschrijding van het BKZ.
Naar aanleiding van het voorstel dat is besproken in het Kamerdebat over het JOZ 1998, heb ik u op 5 december jl. het COTG een aanwijzing gegeven gericht op verhoging van de taakstelling van f 100 naar f 150 miljoen in 1998. In mijn brief dd. 27 april waarmee ik een nieuwe aanwijzing apotheekhoudenden heb voorgehangen bij de Kamer heb ik het volgende bericht. De KNMP achtte de verhoging van de taakstelling voor 1998 in strijd met de afspraken en spande een kort geding aan. Ten einde tot een oplossing ter zake te komen ben ik met KNMP en LHV in overleg getreden en is de uitwerking van de aanwijzing van 5 december op mijn verzoek door het COTG aangehouden. Het overleg heeft niet geleid tot een oplossing waarmee de verhoogde taakstelling voor 1998 kan worden verwezenlijkt. Daarom heb ik het gewenst geacht vooralsnog terug te vallen op de oorspronkelijke taakstelling van f 100 miljoen in 1998. Als uitvloeisel hiervan is de aanwijzing van 5 december jl. ingetrokken en vervangen door een aanwijzing die uiteindelijk op 15 mei jl. aan het COTG is gezonden. Van een besparingsverlies is geen sprake, omdat voor de dekking van de kosten van de aanpak van wachtlijsten inmiddels een andere oplossing is gevonden.
Welke kosten zijn naar verwachting in 1998 gemoeid met het inhuren door het ministerie van externe (organisatie) adviseurs, welk bedrag was hiervoor geraamd en op welke plaats in de rij bevindt het ministerie zich ten opzichte van andere ministeries? (blz. 5)
VWS raamt ca. f 7 miljoen aan externe (organisatie)adviseurs ten laste van de apparaatsuitgaven. Hierin zijn onder andere begrepen de uitgaven voor organisatie-advies, financiële adviezen en juridische adviezen. VWS heeft geen inzicht in de uitgaven voor externe (organisatie) adviseurs van andere departementen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken coördineert de rijksbrede informatie-voorziening op het terrein van management en personeel (en rapporteert daarover in de rapportage Mens en Management in de Rijksdienst).
Heeft de overheveling vanuit uitgavenartikel 25.03 (Rijksbijdrage AWBZ) ten behoeve van de subsidiëring van de LOBB een incidenteel of structureel karakter? Wordt bij een incidentele overheveling de LOBB ook in de toekomst nog van subsidiegelden voorzien en zo ja, waar worden alsdan de daarmee gemoeide gelden vrijgemaakt? (blz. 8)
De overboeking van uitgavenartikel 25.03 (Rijksbijdrage AWBZ) ad f 0,817 miljoen ten gunste van uitgavenartikel 24.02 heeft betrekking op de jaren 1998 tot en met 2000. Deze periode loopt parallel met het tijdvak dat de Overgangswet verzorgingshuizen (uitvoering door Ziekenfondsraad) nog vigerend is. In de provinciale/grootstedelijke plannen voor de verzorgingshuizen is door respectievelijke overheden het betreffende bedrag opgenomen voor de LOBB. De Overgangswet verzorgingshuizen geeft echter de Ziekenfondsraad niet de bevoegdheid om rechtstreeks subsidie te verlenen aan de LOBB. Met deze overboeking wordt een tijdelijke overname van de subsidiëring door VWS mogelijk gemaakt.
Is de verwachting gerechtvaardigd dat het bedrag dat gereserveerd is voor de kosten die samenhangen met de millenniumproblematiek voldoende is? Welke voorzieningen zijn door het «zorgveld» hiervoor getroffen? Komen eventuele kosten van ZBO's in het zorgveld ook ten laste van het ministerie? (blz. 11)
Zie antwoord op vraag 21.
Welke oorzaken liggen ten grondslag aan het achterblijven van de bezetting van de toegewezen arbeidsplaatsen in het kader van de regeling «Extra arbeidsplaatsen zorgsector»? Welke (uiterste) inspanning is verricht om deze plaatsen ten behoeve van de zorgsector te behouden? (blz. 13)
In oktober 1997 heb ik, samen met de Minister van SZW en de Staatssecretaris van VWS overleg gevoerd met de werkgevers in de zorgsector over de voortgang van de realisatie van de extra zorgbanen. Tijdens dit overleg gaven de werkgevers aan dat de vervulling van de banen met name moeizaam gaat in verband met het ontbreken van kandidaten. Dit beeld wordt bevestigd door het onderzoek van Bureau Bartels, «De effecten van Melkert-werk op het voorzieningenniveau in de zorgsector», dat ik op 31 oktober 1997 aan de Tweede kamer heb aangeboden. Daarnaast komt uit dit onderzoek naar voren dat intern-organisatorische oorzaken (bijvoorbeeld de moeilijkheid om draagvlak binnen de instelling te creëren) en aspecten van de regeling een rol spelen als vertragende factor bij de invulling. Naar de knelpunten die een rol spelen bij de totstandkoming van de arbeidsplaatsen heb ik een onderzoek laten uitvoeren, waarvan het eindrapport in juli aan de Kamer zal worden aangeboden.
In het overleg met werkgevers in oktober vorig jaar is geconstateerd dat er een grote inspanning moet worden geleverd om de destijds nog openstaande arbeidsplaatsen en de nieuw toe te wijzen arbeidsplaatsen (tot maximaal 1000 vanuit de tranche 1998) eind 1998 te bezetten. De werkgevers achtten het niet reëel dat de overige 4000 banen uit de tranche 1998 ook voor eind 1998 door de zorgsector kunnen worden ingevuld. Over de stand van bezetting van de arbeidsplaatsen per 1 april 1998 zult u binnenkort geïnformeerd worden.
In het kader van de Operatie Kangoeroe, een project van de gezamenlijke werkgevers, zijn inmiddels twintig regionale regiepunten actief. Kerntaak van deze regiepunten is het versnellen van de bezetting van de extra zorgbanen.
Kan een verklaring worden gegeven voor het feit dat de verplichtingen (f 21,4 mln) die van dit artikel worden overgeboekt naar het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet op het onderhavige artikel waren geboekt? (blz. 13)
Op het uitgavenartikel 25.03 (Rijksbijdragen volksgezondheid) waren financiële middelen (verplichtingen en kas) gereserveerd ten behoeve van woningaanpassingen boven de f 45 000,–. De daadwerkelijke uitvoering van deze subsidieregeling berustte bij de Ziekenfondsraad, die daartoe verplichtingen aanging en betalingen verrichtte. Per 1 januari 1998 is de verantwoordelijkheid voor de regeling overgegaan naar het ministerie SZW en is bij 1e Suppletore wet de verplichtingen/kas-reeks overgeboekt van VWS naar SZW. Dit onder vermindering van het kasbedrag waarvoor de Ziekenfondsraad reeds verplichtingen was aangegaan die tot betaling komen in 1998.
Kan een nadere toelichting worden gegeven op een verlaging van de verplichtingenraming ter hoogte van f 26,6 mln? (blz. 13)
Deze verlaging is het gevolg van een wijziging in de vastlegging van de verplichtingen aan de sectorfondsen. Voorheen werden deze verplichtingen «dakpansgewijs» vastgelegd, maar van deze systematiek is in 1997 afgestapt. Sindsdien vindt de vastlegging plaats door middel van structurele verplichtingen. Als gevolg hiervan kan ook de verplichtingenraming 1998 worden verlaagd.
Kan worden aangegeven om welke technische redenen enkele wijzigingen wel in de Voorjaarsbrief zorg 1998 zijn opgenomen en niet in voorliggende suppletore begroting? Betreft het bij een drietal bijstellingen ad f 25 miljoen om een verhoging of een verlaging? (blz. 1)
Zie het antwoord op vraag 2.
Voor de financiering van het millennium Platform Zorg is tussen 1998 en 2000 in totaal f 65 mln beschikbaar gesteld, waarvan f 22 mln in voorliggende suppletoire begroting is ingeboekt. Verwacht de minister dat zij met dit bedrag kan volstaan? Het bedrag is onder meer bedoeld voor het coördineren en faciliteren van acties gericht op de aanpak van het millenniumprobleem. Door wie (ministerie, instellingen?) worden die acties ondernomen? Heeft de minister inzicht in de maatregelen die instellingen zelf voor deze problematiek hebben getroffen? Zo ja, welke maatregelen, en in hoeverre komen deze maatregelen voor rekening van het ministerie? (blz. 1)
De verwachting is, dat de betreffende 65 miljoen voldoende zullen zijn voor de financiering van de activiteiten van het Millennium Platform Zorg (MPZ). Het MPZ heeft als taken om de instelllingen en beroepsbeoefenaren in de zorgsectoren te informeren en ondersteunen bij hun aanpak van het millenniumvraagstuk en daarbij waar nuttig en nodig dergelijke acties te coördineren. Tevens heeft het MPZ de opdracht om de voortgang in de zorgsector te monitoren en mij daarover per kwartaal te rapporteren. Op grond van deze monitoring kan inzicht worden verkregen in de voortgang van de acties die instellingen moeten ondernemen in de millenniumproblematiek tijdig het hoofd te kunnen bieden. Deze maatregelen bestaan uit het inventariseren, analyseren en oplossen van de problematiek, waarbij oplossingen kunnen worden gevonden in het repareren, vervangen of niet langer gebruiken van objecten die een millenniumprobleem hebben. De kosten hiervan dienen gedekt te worden binnen het eigen budget van de zorgaanbieder, dan wel (indien het budget niet toereikend zou zijn) uit diens reserves. De voorlopige conclusie uit de eerste kwartaalrapportage, die ik medio april heb ontvangen, is dat de zorgsector nog in de startfase verkeert. De ziekenhuizen, die een eerste speerpunt voor de activiteiten van het MPZ vormden, zijn daarbij in het algemeen verder dan de overige sectoren. De aanpak en problematiek in het zorgveld kan zeer verschillen per instelling en per deelsector. Nog onbekend is in welke mate in financiele zin door instellingen voorzieningen zijn getroffen. ZBO's moeten, evenals andere organisaties, binnen het eigen budget oplossingen vinden voor eventuele kosten van de millenniumproblematiek. Voor een nader inzicht in de stand van zaken verwijs ik naar de rapportage die coordinerend Staatssecretaris Kohnstamm van Binnenlandse Zaken dezer dagen aan de kamer zal zenden.
Er is besloten een deel van de eindejaarsmarge BKZ, namelijk f 26,6 mln in te zetten ter verlichting van de algemene financiële problematiek in de zorgsector. Via verhoging van de rijksbijdragen wordt hieraan uitvoering gegeven. Kan de minister voornoemde problematiek nader concretiseren? (blz. 2)
De Voorjaarsbrief Zorg 1998 van 2 april jongstleden geeft een overzicht van de budgettaire ontwikkelingen in de zorgsector sedert het verschijnen van het Jaaroverzicht zorg 1998. Het inzetten van de eindejaarsmarge-1997 in 1998 is onderdeel van de maatregelen, die zijn getroffen om de uitgavengroei van de zorg in 1998 te beperken. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Kan de minister aangeven hoe groot de te verwachten onderbesteding op het beschikbare budget voor persoonsgebonden budgetten is? Gaat het hierbij om een structurele of incidentele meevaller en wat zijn de oorzaken hiervan (blz. 2)
Zie het antwoord op vraag 10.
Kan worden aangegeven waarom er, gelet op het vermogenstekort, sprake is van een verlaging van de rijksbijdrage AWBZ? Kan de minister aangeven in hoeverre er discrepantie is tussen de Voorjaarsnota, waarin gesproken wordt over een verhoging van de rijksbijdrage, en de Voorjaarsbrief waarin sprake is van een verlaging van de rijksbijdrage (bijlage 2 van de Voorjaarsbrief)? (blz. 3)
Zie het antwoord op vraag 6.
Kan de minister aangeven waarom financiële middelen, die in eerste instantie bedoeld waren voor de AWBZ, nu worden ingezet voor de reorganisatie van de IGB? Om welke met de reorganisatie samenhangende investeringen gaat het? Passen deze binnen het door de Regels budgetdiscipline aangegeven kader? (blz. 3)
Zie het antwoord op vraag 11.
Waarom wordt gebruik gemaakt van inter-temporele compensatie bij de instelling van het BIG-register en de buitenschoolse opvang terwijl er geen sprake is van investeringen? (blz. 3)
In de ontwerpbegroting 1996 is aangegeven dat, gezien de spreiding van het aantal registraties gedurende de eerste periode van tien jaar, de uitgaven en ontvangsten van het BIG-register niet parallel lopen.
Nu enige jaren ervaring is opgedaan met de ontwikkeling van het BIG-register bestaat er aanleiding om de gemaakte raming te actualiseren en te komen tot een verschuiving ten gunste van de jaren 1999–2004, opnieuw via het instrument inter-temporele compensatie.
Zie ook het antwoord op vraag 12.
Leidt de gekozen werkwijze bij de buitenschoolse opvang tot extra kosten in 1999, welke vervolgens in het jaar 2000 moeten worden opgevangen? Waarom heeft de minister voor deze werkwijze gekozen? (blz. 3)
Zie het antwoord op vraag 12.
Kan de minister aangeven voor welke projecten die f 20 mln afkomstig uit de Vierde Tranche Goudpool bestemd zijn? (blz. 4)
De middelen afkomstig uit de Vierde Tranche Goudpool, zijn gereserveerd voor slachtoffers in Nederland van de Nazi-vervolging. Ik ben voornemens een klein adviescollege in te stellen die de binnengekomen projectvoorstellen toetst en mij vervolgens adviseert omtrent de aanvraag. In dit stadium zijn echter nog geen concrete projecten te benoemen. Voor nadere omschrijving van de bestemming van de projectuitkeringen en de hier bijbehorende criteria verwijs ik u naar de brief van de Minister van Financiën van 6 april jl..
Kan de minister aangeven wat zij verstaat onder de versterking van de decentrale financiële functie van het kerndepartement, en hoe zij een en ander vorm zal geven? (blz. 5)
De versterking van de decentrale financiële functie van het kerndepartement heeft betrekking op de financiële functie van beleidsdirecties en kent een aantal elementen. In de eerste plaats vindt een beperkte formatieve uitbreiding plaats van het aantal financiële adviseurs bij de directies (ca. 1 f.t.e. per directie). Daarnaast is een project in gang gezet waarbij enerzijds de organisatorische inbedding van de financiële adviesfunctie binnen de beleidsdirecties wordt verstevigd en anderzijds de procedures en administratieve organisatie met betrekking tot het budgettaire proces verder worden ontwikkeld. Tevens vinden in dit verband opleidingsactiviteiten plaats.
De versterkende maatregelen hebben in hoofdzaak betrekking op de beleidsdirecties die werkzaam zijn op het premiegefinancierde terrein.
Kan de reden worden aangegeven van de correctie op de toegedeelde loon- en OVA-bijstelling 1997? (blz.6)
De correctie op de toegedeelde loon- en OVA-bijstelling heeft betrekking op een doorloop van de met de 2e Suppletore wet 1997 toegedeelde loonbijstelling 1997. Bij nadere controle bleek dat nog niet de volledige loonbijstelling 1997 aan de genoemde uitgaven artikelen 25.01 en 25.03 structureel was toegedeeld.
Kan worden aangegeven of de overboeking van artikel 25.03 (Rijksbijdragen AWBZ) ad f 0,817 miljoen ten gunste van artikel 24.02 Ouderenbeleid van structurele danwel van incidentele aard zal zijn? Indien er sprake is van structurele overheveling, kan dan worden verduidelijkt waar in de toekomst de betreffende gelden dienen te worden vrijgemaakt? (blz. 8)
Zie het antwoord op vraag 15.
Kan worden aangegeven wat de minister verstaat onder het faciliteren/flankeren van de pakketbeperkende maatregel fysiotherapie? (blz. 12)
Hieronder versta ik het beleid zoals dat thans in uitvoering is ter versterking van de kwaliteit en doelmatigheid van de fysiotherapie en oefentherapie. Met de betreffende middelen uit het JOZ wordt de opbouw en instandhouding van een infrastructuur op lokaal/regionaal nivo voor kwaliteitsbeleid voor de drie beroepsgroepen gefinancierd en een project van de beroepsgroepen met de LHV en ZN dat tot doel heeft de samenwerking huisarts–fysiotherapeut/oefentherapeut te verbeteren door handreikingen te ontwikkelen voor de onderlinge samenwerking.
Waarom rekent de minister vanaf 1999 op een volledige bezetting van het toegestane volume voor extra banen in de zorgsector? (blz. 13)
In het overleg van oktober 1997 (zie antwoord op vraag 17) hebben werkgevers zich gecommitteerd aan de vervulling van de 13 830 van de zorgsector beschikbare arbeidsplaatsen eind 1998. Gezien de inspanningen die in het kader van de Operatie Kangoeroe met name op regionaal niveau worden verricht, heb ik vertrouwen in een volledige bezetting van de voor de zorgsector beschikbare arbeidsplaatsen vanaf 1999.
Kan de minister een nadere – meer concrete – verklaring geven waarom er in 1998 sprake is van een tegenvaller van f 100 miljoen bij de ontvangsten aan eigen bijdragen verzorgingshuizen? Kan zij voorts aangeven wat daar volgend jaar aangedaan gaat worden? (blz. 15)
De tegenvaller in de opbrengst van de eigen bijdragen bij de verzorgingshuizen is enerzijds het gevolg van een tegenvallende inkomensontwikkeling van de bewoners van verzorgingshuizen, en anderzijds van het feit dat er minder plaatsen zijn dan waar bij eerdere ramingen rekening mee werd gehouden. Overigens is de Ziekenfondsraad opdracht gegeven nader onderzoek te doen naar de bijdragen van bovengenoemde factoren in de omvang van de tegenvaller. Uitkomsten van dit onderzoek worden nog in juni verwacht.
Een aantal bijstellingen is om «technische redenen» niet in deze eerste suppletore begroting opgenomen. Waarom kunnen deze niet in deze suppletore begroting worden opgenomen? Kan de minister uitleggen welke technische redenen het betreft?
Zie het antwoord op vraag 2.
Verwacht de minister dat met het voor het oplossen van de millenniumproblematiek gereserveerde bedrag kan worden volstaan? Hoe worden deze gelden verdeeld over de verschillende activiteiten die reeds in gang zijn gezet? Welke voorzieningen zijn reeds getroffen, bijvoorbeeld door de sectoren en instellingen in het «zorgveld»? Komen eventuele kosten van ZBO's etc. in het zorgveld ook voor rekening van het ministerie?
Zie het antwoord op vraag 21.
Kan de minister aangeven hoe groot de totale kasmeevaller in het persoonsgebonden budget is, waarvan de genoemde f 25 miljoen deel uitmaakt? Wat zijn precies de oorzaken van deze meevaller? Is het een structurele of incidentele meevaller.
Zie het antwoord op vraag 10.
Om welke met de reorganisatie van de Inspectie Gezondheidsbescherming (IGB) samenhangende investeringen gaat het precies? Passen deze inderdaad binnen het door de Regels Budgetdiscipline aangegeven kader?
Zie het antwoord op vraag 11.
Bij de instelling van het BIG-register (artikel 23.01) en de buitenschoolse opvang (n.a.v. bij Nota van Wijziging 1998, 25 600, nr. 14, toegevoegde middelen) is ook sprake van een inter-temporele compensatie. Hier lijkt geen sprake te zijn van investeringen en/of investeringsachtige uitgaven. Waarom wordt in deze gevallen een inter temporele compensatie gebruikt? Bij de buitenschoolse opvang speelt overigens nog (hoewel het om een klein bedrag gaat) dat de begroting in 1999 verhoogd wordt, en in 1998 en 2000 verlaagd. Dit betekent dat extra kosten die in 1999 worden gemaakt in 2000 moeten worden opgevangen. Waarom heeft de minister voor deze werkwijze gekozen?
Zie de antwoorden op de vragen 12 en 26.
Op artikel 24.05 (Verzetsdeelnemers, vervolgden en burgeroorlogsgetroffenen) wordt een aantal «merendeels» incidentele uitgaven verantwoord. Zo zal f 20 miljoen afkomstig uit de Vierde Tranche Goudpool conform kabinetsbesluit worden besteed op projectbasis. De suppletore begroting geeft geen inzicht in de projecten waaraan het geld zal worden besteed. Kan de minister aangeven voor welke projecten het genoemde bedrag bedoeld is? Welk bedrag wordt (ongeveer) voor welk project uitgetrokken? Binnen welke termijn zullen de gelden worden uitgekeerd aan de betreffende instanties.
Zie het antwoord op vraag 28.
Is ten aanzien van de subsidiëring van de LOBB van een structurele of een incidentele overheveling? Indien er sprake is van een incidentele overheveling, kan de minister dan aangeven of zij van plan is LOBB in de toekomst van subsidiegelden te blijven voorzien?
Zo ja, kan dan worden verduidelijkt waar in de toekomst de betreffende gelden dienen te worden vrijgemaakt?
Zie het antwoord op vraag 15.
Een en overboeking van f 4 miljoen (artikel 25.03 Rijksbijdragen Volksgezondheid) zal worden ingezet ter «facilitering/flankering» van de pakketbeperkende maatregel fysiotherapie. Wat moet precies worden verstaan onder het «faciliteren/flankeren» van de genoemde maatregel?
Zie het antwoord op vraag 32.
Artikel 25.03 geeft aan dat een overboeking van verplichtingen ad f 21,4 miljoen naar het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid plaatsvindt in verband met de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG). Uit de Begroting 1998 blijkt dat de verplichtingen die hier worden overgeboekt echter niet op dit artikel waren geboekt. Kan de minister dit uitleggen?
Zie het antwoord op vraag 18.
Op hetzelfde artikel wordt de verplichtingenraming 1998 met f 26,6 miljoen verlaagd. Hierbij wordt niet aangegeven om welk onderwerp het precies gaat. Kan de minister deze verlaging van de verplichtingenraming nader toelichten.
Zie het antwoord op vraag 19.
De vermogenspositie van het AFBZ ultimo verslechtert per saldo met f 1,9 miljard. De aankondiging dat het vermogenstekort van f 2,7 miljard in lijn met het vorig jaar in gang gezette beleid zal worden weggewerkt roept wel enige vragen op. Het wegwerken van het vermogenstekort wordt nogal bemoeilijkt als een geraamd exploitatieoverschot omslaat in een exploitatietekort (in 1997 van + 0,3 naar –0,2 miljard, in 1998 van +0,2 naar –1,2 miljard). Betekent het vasthouden aan het bestaande beleid dat het uitgezette tijdpad gehandhaafd blijft?
Het beleid is erop gericht om vermogenstekorten in drie jaar weg te werken. Zie ook het antwoord op vraag 8.
Op welke wijze denkt het kabinet de extra financiële lasten te compenseren die voortvloeien uit de onlangs afgesloten zorgcao's?
Zie het antwoord op vraag 3.
Hoe wordt de BKZ-overschrijding van f 1,9 miljard opgelost?
Zie het antwoord op vraag 5.
Kan worden uiteengezet waar de overschrijdingen zich voordoen en waarom deze kosten niet of moeilijk beheerst kunnen worden?
De uitgaven in het eerste compartiment (AWBZ), maar ook die in de curatieve zorg verlopen in hoofdlijnen redelijk conform de ramingen. De financiële problematiek doet zich met name voor in de sectoren die een open einde financiering kennen. Het overgrote deel van de in de Voorjaarsbrief genoemde tegenvallers wordt veroorzaakt door een uitgavenoverschrijding bij geneesmiddelen. Grondige analyse van deze uitgavenoverschrijding laat zien dat geen van de partijen die betrokken is bij de afname van geneesmiddelen (leverancier, voorschrijver en afnemer) belang heeft bij doelmatig handelen. Een en onbeheerste kostenontwikkeling is hiervan het gevolg. Zoals in bijlage drie van de Voorjaarsbrief (plan van aanpak project kosten geneesmiddelen) is vermeld, is een interdepartementale stuurgroep bezig een doeltreffend werkend stelsel voor te bereiden, dat onder meer een beheerste kostenontwikkeling waarborgt.
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), fungerend voorzitter, Vliegenthart (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Middel (PvdA), Van Hoof (VVD), Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), Rijpstra (VVD), Rouvoet (RPF), B.M. de Vries (VVD), Van Boxtel (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Passtoors (VVD), Gortzak (PvdA), Eisses-Timmerman (CDA), Buijs (CDA), Kortram (PvdA), Ravestein (D66), Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Arib (PvdA), Spoelman (PvdA), Kant (SP) en Hermann (GroenLinks).
Plv. leden: Ybema (D66), Swildens-Rozendaal (PvdA), Eurlings (CDA), Koenders (PvdA), J. M. de Vries (VVD), Van de Camp (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Remak (VVD), Schutte (GPV), Essers (VVD), Schimmel (D66), Hoogervorst (VVD), Orgü (VVD), Dijksma (PvdA), Visser-van Doorn (CDA), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bakker (D66), Meijer (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Duijkers (PvdA), Smits (PvdA), Marijnissen (SP) en Harrewijn (GroenLinks).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25996-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.