nr. 33
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN UDO EN APOSTOLOU TER VERVANGING
VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 10
Ontvangen 29 september 1999
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
I
In onderdeel G wordt punt 3 vervangen door:
3. In het vierde lid wordt «De bedrijfsleiders en beheerders»
vervangen door: Leidinggevenden. Tevens wordt na «Leidinggevenden»
ingevoegd: , bij rechtspersonen als bedoeld in artikel 3a is zulks beperkt
tot 2 leidinggevenden per rechtspersoon,.
II
In onderdeel H wordt artikel 5a, eerste lid vervangen door:
1. Het bestuur van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 3a dient voor
het verkrijgen van een vergunning een reglement vast te stellen dat waarborgt
dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in de inrichting gedurende de
openingstijden vanuit het oogpunt van sociale hygiëne te allen tijde
geschiedt door op dit gebied gekwalificeerde personen. De kwalificatienormen
hiervoor worden eveneens in het in dit artikel genoemde reglement vastgesteld.
III
In onderdeel Y wordt het eerste lid van artikel 21 vervangen door:
1. Het is verboden een horecalokaliteit of slijtlokaliteit voor het publiek
geopend te houden, met uitzondering van een lokaliteit in beheer bij een rechtspersoon
als bedoeld in artikel 3a, indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig
is die vermeld staat op een vergunning met betrekking tot die inrichting of
een andere vergunning van dezelfde vergunninghouder. Met betrekking tot rechtspersonen
als bedoeld in artikel 3a geldt, dat aanwezig is ofwel de leidinggevende die
vermeld staat op een vergunning met betrekking tot die inrichting of een andere
vergunning van dezelfde vergunninghouder, ofwel een andere op dit gebied
gekwalificeerde persoon als bedoeld in artikel 5a, eerste lid. Voor deze laatste
categorie rechtspersonen geldt deze aangepaste voorwaarde slechts op momenten
dat alcoholhoudende drank wordt geschonken.
Toelichting
Dit amendement voorziet in een wijziging van artikel 5a, lid 1. In het
kader van de wijziging van de Drank- en Horecawet worden leidinggevenden van
sportverenigingen, buurtclubs en andere organisaties voor sociaal- en cultureel
werk met een kantine in eigen beheer verplicht hun vrijwillig kader te scholen
en voortdurend aanwezig te laten zijn in de kantine om uitvoering te geven
aan de nieuwe wet- en regelgeving. Dit vormt een te grote belasting voor het
vrijwillig kader en bovendien betekenen de hiermee gepaard gaande kosten een
te grote aanslag op het verenigingsbudget. Het in het onderhavige wetsvoorstel
genoemde artikel is dus praktisch en financieel niet haalbaar voor de verenigings-budgetten.
In plaats hiervan dienen tenminste twee personen per vereniging te beschikken
over het diploma sociale hygiëne. Daarnaast dienen vrijwilligers een
verkorte instructie te krijgen, nader geregeld in het bestuursreglement als
bedoeld in artikel 5a. De vereniging dient een controleerbare registratie
bij te houden van de aldus geïnstrueerde barvrijwilligers.
De aanwezigheid van ófwel de leidinggevende ófwel de barvrijwilliger
met een dergelijke instructie moet gegarandeerd zijn en wordt vastgelegd in
het bestuursreglement. Het spreekt voor zich, dat op momenten dat geen alcohol
wordt geschonken
– deze tijdsbestekken worden vastgelegd in het bestuursreglement
– er nóch een leidinggevende nóch een ander op dit
gebied voldoende gekwalificeerde persoon aanwezig hoeft te zijn.
Tijdens de behandeling van de begroting 1999 is er een motie ingediend
door de leden Oudkerk en Rijpstra om fl 5 mln. beschikbaar te stellen voor
de sportverenigingen om aan dit probleem tegemoet te komen. Deze motie werd
aangenomen maar is tot op heden nog niet uitgevoerd. Op dit moment voeren
de staatssecretarissen van VWS en Financiën met elkaar overleg om juist
de administratieve en financiële belasting van sportverenigingen te verlichten.
De voorliggende wijziging heeft het voordeel dat het wel praktisch haalbaar
is en de eenmalige kosten in het eerste jaar al aanzienlijk lager zijn dan
5 mln. gulden. De kosten van dit voorstel worden geschat op maximaal 3 mln.
gulden in het eerste jaar, maar zullen aflopen naar 1,5 mln. in de daaropvolgende
jaren. Na 4 jaar zullen de sportverenigingen de kosten volledig op zich nemen.
Udo
Apostolou