25 946
Internationaal Natuur- en Milieubeleid

30 300 XIV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2006

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 februari 2006

Tijdens de schriftelijke behandeling van mijn begroting (kamerstuk 30 300 XIV, nr. 8) heb ik toegezegd om u te informeren over de kansen van biobrandstoffen. Ik heb deze toezegging gestalte gegeven door de WUR te vragen een onafhankelijke analyse te maken in de vorm van een quick scan. Adviesbureau Ecofys heeft een review van het conceptrapport uitgevoerd. Ik doe u hierbij de rapportage van de studie toekomen.1

Bij de studie zijn als uitgangspunt genomen de EU richtlijn 2003/30/EC, die indicatieve streefcijfers voor alle lidstaten stelt voor de toepassing van biobrandstoffen, en het Nederlandse beleid voor biobrandstoffen zoals vastgesteld in het Belastingplan 2006. Belangrijk uitgangspunt voor het Nederlandse beleid is het streven naar kosteneffectiviteit, reden om met name de ontwikkeling en toepassing van innovatieve biobrandstoffen, met een gunstiger kosteneffectiviteit en betere milieuprestaties, te stimuleren.

Het rapport biedt mijns inziens een goede eerste analyse van de kansen van biobrandstoffen voor de Nederlandse economie in den brede en meer in het bijzonder voor de agrosector. Zoals u in het rapport kunt lezen komen de onderzoekers tot de conclusie dat de kansen voor Nederland vooral liggen in het benutten van de beschikbare reststromen uit de verwerkende sector en in de invoer en verwerking van buitenlandse grondstoffen. De teelt van gewassen voor biobrandstoffen biedt slechts in beperkte mate kansen voor de Nederlandse akkerbouw.

In welke mate de geïdentificeerde kansen benut worden is uiteraard in de eerste plaats een zaak van het Nederlandse bedrijfsleven. Ik zal de komende tijd in overleg met de sector en samen met mijn collega’s nagaan of op gebied van marktkansen aanvullende analyses gewenst zijn.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven