nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 23 november 1998
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel II wordt als volgt gewijzigd:
Na onderdeel A wordt een onderdeel Aa ingevoegd, luidende:
Aa
In artikel 7, eerste lid, wordt «en 7:26, vierde lid» vervangen
door: , 7:26, vierde lid, en 10:3, eerste lid, onder c,.
Toelichting
De beslissing op het administratief beroep ingevolge de artikelen 6 tot
en met 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
is ingevolge artikel 6 van de wet opgedragen aan de officier van justitie.
In de praktijk worden deze beroepen vergaand voorbereid en afgehandeld door
parketsecretarissen. Ingevolge artikel 10:3, eerste lid, onder c, van de Algemeen
wet bestuursrecht kan van de bevoegdheid tot het beslissen op het beroepschrift
geen mandaat worden verleend. Reden hiervoor is de in het algemeen bijzondere
positie van het bestuursorgaan aan wie het administratief beroep is opgedragen.
Het college van Procureurs-Generaal heeft recent bij nota verzocht het
mandaat uitdrukkelijk wel mogelijk te maken in deze zaken. Daartoe is aangevoerd
dat de almaar stijgende instroom van zaken de officier van justitie feitelijk
voor de onmogelijke taak stelt op alle administratieve beroepen zelf te beslissen,
naast de uitvoering van de andere aan hem opgedragen taken. Hoewel ik de betrokkenheid
van de officier van justitie bij de afhandeling van deze zaken in beginsel
gewenst acht, ben ik ook van mening dat er thans onvoldoende feitelijke mogelijkheden
zijn om dat in alle gevallen te waarborgen. Ik stel daarom voor de mogelijkheid
van het mandateren van de bevoegdheid om op het administratief beroep te beslissen in de wet te openen. Ik merk op, dat de officier van justitie
niet verplicht zal zijn van deze mogelijkheid gebruik te maken. Ingevolge
de Algemene wet bestuursrecht kan de officier van justitie, indien hij van
zijn bevoegdheid mandaat verleent, instructies geven aan de gemandateerde.
Bovendien kan de officier van justitie de gemandateerde bevoegdheid te allen
tijde zelf uitoefenen.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals