25 926
Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Beroepswet, de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet op de Raad van State, de Wet op de studiefinanciering en de Wet tarieven in burgerlijke zaken ter verhoging van de opbrengst van de griffierechten (verhoging van de opbrengst van griffierechten)

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 29 januari 1998 en het nader rapport d.d. 6 maart 1998, aangeboden aan de Koningin door de minister van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 24 december 1997, no. 97.006400, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Beroepswet, de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet op de Raad van State, de Wet op de studiefinanciering, en de Wet tarieven in burgerlijke zaken ter verhoging van de opbrengst van de griffierechten (verhoging van de opbrengst van griffierechten).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 24 december 1997, nr. 97.006400, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake bovenvermeld voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 29 januari 1998, nr. W03.98.0007, bied ik u hierbij aan.

1. Het voorgestelde artikel I, aanhef en sub 1, brengt het beroep tegen een besluit, genomen op grond van de Huursubsidiewet, onder het lage griffiegeldtarief van f 60,–.

In zoverre wordt gevolg gegeven aan een aanbeveling die de Commissie evaluatie Algemene wet bestuursrecht heeft gedaan in haar verslag van 18 december 1996 (paragraaf 7.2).

Die aanbeveling ging echter verder. Gevraagd werd om te overwegen meer regelingen die zich in hoofdzaak tot de laagste inkomensgroepen richten onder het lage griffierecht te brengen, waarbij de commissie in het bijzonder dacht aan de Wet op de individuele huursubsidie (thans de Huursubsidiewet), doch kennelijk ook aan andere regelingen.

De Raad van State beveelt aan om in de toelichting in te gaan op de vraag of er aanleiding is ook die andere regelingen, die zich in hoofdzaak tot de laagste inkomensgroepen richten, onder het lagere griffierechttarief te brengen en bij bevestigende beantwoording van die vraag daartoe in het wetsvoorstel over te gaan.

1. De Raad merkt terecht op dat de Commissie evaluatie Algemene wet bestuursrecht in haar verslag van 18 december 1998 in het bijzonder de aandacht heeft gevestigd op het griffierechttarief in zaken op grond van de Huursubsidiewet, maar daarnaast kennelijk ook op andere regelingen die zich in hoofdzaak tot de laagste inkomensgroepen richten. De aanbeveling van de Raad om in de memorie van toelichting in te gaan op de vraag of deze regelingen niet ook onder het lage griffierechttarief van artikel 8:41 Algemene wet bestuursrecht (Awb) gebracht kunnen worden, is gevolgd. Ik verwijs terzake naar de toelichting.

2. De toelichting op het tweede lid van artikel IX vermeldt dat deze regeling wordt voorgesteld «ten aanzien van besluiten die op de dag van inwerkingtreding van deze wet bekend gemaakt worden». Blijkens de voorgestelde wettekst gaat het echter ook om besluiten die voor de dag van inwerkingtreding zijn bekendgemaakt, ten aanzien waarvan op die dag de beroepstermijn van zes weken nog openstaat en waartegen nog geen beroep is ingediend.

De Raad geeft in overweging de toelichting in overeenstemming te brengen met de wettekst.

2. De Raad heeft voorts de aandacht gevestigd op de toelichting bij het tweede lid van artikel IX. Terecht merkt de Raad op dat de voorziening van overgangsrecht ook betrekking heeft op besluiten die voor de dag van inwerkingtreding van het wetsvoorstel bekend zijn gemaakt en waartegen nog tijdig beroep kan worden ingesteld. Dit is ook beoogd. In de toelichting wordt dit scherper geformuleerd.

3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

3. De redactionele opmerkingen van de Raad zijn, op één na, overgenomen. De niet overgenomen opmerking heeft betrekking op de afstemming tussen het onderhavige voorstel van wet en het reeds bij de tweede Kamer aanhangige voorstel van wet houdende aanpassing van het fiscale procesrecht aan de Algemene wet bestuursrecht en wijziging van een aantal fiscale en andere wetten (herziening van het fiscale procesrecht). Er is voor gekozen in laatstgenoemd voorstel zelf het griffierecht van f 50 te verhogen naar f 55 teneinde daarmee aan te sluiten bij het griffierecht van artikel 8:41 Awb zoals dat is komen te luiden ingevolge het besluit van 28 februari 1997, Stb. 112. Dit is inmiddels bij nota van wijizging gebeurd (kamerstukken II 1996/97, 25 175, nr. 6, onder I, onder c, onder 4.) Het onderhavige wetsvoorstel neemt deze wijziging tot uitgangspunt.

4. In het voorstel zijn, los van het advies van de Raad, enkele (technische) wijzigingen toegevoegd (wijziging van artikel 2, vierde lid, en 17, tweede lid, van de Wet tarieven in burgerlijke zaken) Ik verwijs terzake van deze wijzigingen naar de memorie van toelichting.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

5. Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 29 januari 1998, no. W03.98.0007, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In artikel III, onder B, de zinsnede «wordt in artikel 27b, eerste lid, onder a, «55 gulden» vervangen door «60 gulden» en wordt in het eerste lid, onder b, «200 gulden» vervangen door «225 gulden» en «400 gulden» vervangen door «450 gulden»» wijzigen in: wordt in artikel 27b, eerste lid, onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen «50 gulden» vervangen door: 60 gulden en wordt in het eerste lid, onder b, «200 gulden» vervangen door: 225 gulden en in het eerste lid, onder c, «400 gulden» vervangen door: 450 gulden.

– In artikel V «50 gulden» vervangen door: 55 gulden.

– In artikel IV en de toelichting telkens «Wetboek van burgerlijke rechtsvordering» vervangen door: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

– In de toelichting naar kamerstukken verwijzen overeenkomstig aanwijzing 219 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

– In noot 1 van de memorie van toelichting «Dit verslag is aangeboden aan beide kamers der Staten-Generaal op 21 december 1996 (kamerstukken II, 1996/1997,...)» vervangen door: Dit verslag is aangeboden aan beide kamers der Staten-Generaal op 21 januari 1997 (Handelingen I 1996/1997, blz. 42–3445).

– In de toelichting op artikel I «artikel 119a van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie» vervangen door: artikel 19 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie.

– In de toelichting op artikel III, onder B, «artikel 27b van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken» vervangen door: artikel 27b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

– In de toelichting op artikel XI (te wijzigen in: IX) «artikel 6:6 van de Awb» vervangen door: artikel 6:7 Awb.

Naar boven