25 922 (R 1613)
Goedkeuring van het op 2 oktober 1997 te Amsterdam tot stand gekomen Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten, met Protocollen

nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID VAN DEN AKKER C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 61

Ontvangen 28 oktober 1998

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Na artikel 2 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

1. Het bepaalde in artikel 2, eerste tot en met vierde lid, is van toepassing op een ontwerp van een besluit krachtens Titel IIIA van het door het in artikel 1 genoemde Verdrag gewijzigde Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap dat beoogt het Koninkrijk te binden genomen, voorzover en voor zolang het bepaalde in artikel 73 O, tweede en vierde lid, van deze Titel ten aanzien van dat ontwerp-besluit geen toepassing vindt.

2. Het bepaalde in het eerste lid blijft buiten toepassing met betrekking tot maatregelen welke worden aangenomen door de Raad volgens de procedure als bedoeld in het derde lid van artikel 73 O van het bij het in artikel 1 genoemde Verdrag tot wijziging van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Toelichting

Bij de goedkeuring van de Aanvullende Schengen-overeenkomst (TK 22 140) en het Verdrag van Maastricht (TK 22 647) heeft de Kamer bij amendement vastgelegd dat ontwerp-besluiten onder de beide verdragen aan de Staten-Generaal worden voorgelegd voordat daarover enigerlei besluitvorming plaatsvindt. De hoofdreden voor de beide amendementen (Van Traa/De Hoop Scheffer 22 140 nr. 20 en Van der Linden Linden c.s. 22 647 nr. 20) was dat er geen of onvoldoende parlementaire controle op nationaal en/of Europees niveau voorzien was, terwijl er ook geen mogelijkheid was opgenomen om te komen tot een vorm van internationaalrechtelijke toetsing.

Dezelfde gebreken bestaan nog steeds bij het Verdrag van Amsterdam. Voor wat betreft titel VI blijft het amendement Van der Linden van kracht. Echter delen van titel VI, zullen middels het Verdrag overgeheveld worden naar een nieuwe titel IIIA. Hierbij is evenwel in ieder geval voor de eerste vijf jaar niet voorzien in een volledige bevoegdheid van het Europees Parlement middels de codecisie-procedure. Dit is dan ook de reden dat de Kamer consequent de lijn van de amendementen Van Traa/De Hoop Scheffer en Van der Linden c.s. zou dienen door te trekken, teneinde te voorkomen dat de winst op het terrein van de parlementaire controle die bij de Schengen-overeenkomst en het Verdrag van Maastricht is geboekt weer verdwijnt.

Van den Akker

Van Oven

Scheltema-de Nie

Karimi

Van Bommel


XNoot
1

Vervangen in verband met een wijziging in de ondertekening.

Naar boven