Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25916 nr. 1;288 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25916 nr. 1;288 |
Vastgesteld 10 maart 1998
Van 9 tot en met 13 februari 1998 zijn delegaties van de Staten van de Nederlandse Antillen, van de Staten van Aruba en van de vaste commissies voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken uit de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal op Aruba bijeengekomen in het kader van het parlementair Contactplan.
Het programma bestond uit besprekingen over staatkundige, financieel-economische alsmede sociaal-culturele en justitiële aangelegenheden. Deze onderwerpen zijn tijdens deze reguliere contactplanbijeenkomst in werkgroepen en tijdens plenaire vergaderingen, zowel in tripartiet als bipartiet verband, aan de orde gekomen.
Aan het contactplan werd deelgenomen door de volgende leden:
(vanuit de Staten van Aruba)
drs. C. A. S. D. Wever (delegatieleider), H. R. Croes (plv. delegatieleider), mw. drs. L. G. Beke-Martinez, A. R. Bisslik, ing. E. Briesen, M. V. Christiaans, G. F.Croes, mw. G. J. Margaretha, N. O. Oduber, F. J. Refunjol, mw. drs. M. J. Tromp, mw. A. A. Tromp-Yarzagaray, ing. E. Werleman;
(vanuit de Staten van de Nederlandse Antillen)
J. A. Abraham (delegatieleider), M. E. Isenia (plv. delegatieleider), R. T. Booi, mw. mr S. F. C. Camelia-Römer, L. W. Ferrier, M. F. A. Gumbs, W. S. Johnson, ir. D. F. Martina, D. H. Poulo, A. K. van Putten, drs. G. T. Sulvaran;
(vanuit de Eerste en Tweede Kamer)
mr G. J. W. van Oven (delegatieleider), mw. drs. A. C. Grol-Overling (plv. delegatieleider), H. G. Fermina, mw. P. A. L. Mulder-van Dam, mr ir H. Heijne Makkreel, J. J. Lilipaly, E. van Middelkoop, mw. mr. O. Scheltema- de Nie, dr. ir. E. Schuurman, drs. N. Smits, mr A. J. te Veldhuis, W. van de Zandschulp.
De delegaties werden bijgestaan door de griffiers mr R. P. Sommer en lic. J. D. Semeleer (Staten van Aruba), mr. C. M. Grüning en drs. R. J. Henriques (Staten van de Nederlandse Antillen) en mw. mr G. E. Heijnis en mr T. N. J. de Lange (Eerste en Tweede Kamer).
Voorafgaande aan de besprekingen heeft de Nederlandse delegatie van 6 tot en met 8 februari 1998 een bezoek gebracht aan Sint Maarten. Met het Bestuurscollege werd met name gesproken over de wederopbouw van Sint Maarten. Na de mondelinge uiteenzettingen heeft de delegatie tijdens een rondrit ook met eigen ogen kennis kunnen nemen van de verschillende wederopbouwprojecten.
Na de contactplanbesprekingen op Aruba heeft de Nederlandse delegatie Curaçao bezocht. Hier werd de delegatie ontvangen door de Minister-President van de Nederlandse Antillen, mr M. A. Pourier. Nadien werd een bezoek gebracht aan de gevangenis Koraal Specht.
De delegatie brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen tijdens de bezoeken aan Sint Maarten en Curaçao (onderdelen A resp. C van het verslag) en van de uitkomsten van de besprekingen in het kader van het Contactplan (onderdeel B van het verslag; de gezamenlijke slotverklaring).
De voorzitter van de delegatie,
Van Oven
De plv. voorzitter van de delegatie,
Grol-Overling
De griffiers van de delegatie,
Heijnis
De Lange
A. Het bezoek aan Sint Maarten
Op 6 februari 1998 heeft de Nederlandse delegatie gesproken met de 1e wnd. gezaghebber van het eilandgebied Sint Maarten (M. S. Voges) en met leden van het bestuurscollege (L. F. Priest, W. V. Marlin, E. H. Lynch en E. A. Jones). Tijdens dit onderhoud werd in het bijzonder aandacht geschonken aan projecten op het gebied van volkshuisvesting, infrastructuur, afval- en afvalwaterbeheer, riolering en scholenbouw. Deze onderwerpen, in portefeuille bij de heer Marlin, werden uitvoerig belicht en een dag later tijdens een rondrit over het Nederlandse deel van het eiland getoond. Ook werd kort ingegaan op recente ontwikkelingen rondom de luchthaven van Sint Maarten.
Voor de wederopbouw van scholen is een bedrag van nfl 41,8 miljoen beschikbaar. Een substantieel deel hiervan is sedert 1996 al uitgegeven aan de (weder)opbouw van scholen en van accommodaties bij scholen (sportzalen). Ook wordt binnenkort een tot buurtcentrum verbouwde school opgeleverd.
Ook op het gebied van de volkshuisvesting is grote vooruitgang geboekt. Het containerdorp is afgebroken. De containers zijn deels verkocht, deels opgeslagen om desgewenst nog als noodlokaal of noodvoorziening te kunnen dienen. Veel van de bewoners van het containerdorp waren illegalen, waarvan een deel inmiddels is verdwenen. De overigen worden langzamerhand ondergebracht in nieuw te bouwen huizenblokken.
Er is een aantal nieuwbouwplannen ontwikkeld, bijvoorbeeld het bouwplan Belvedère, een terrein van 26 ha waar 474 (huur)woningen in 13 verschillende typen, waaronder 36 bejaardenwoningen, worden gebouwd. Daarnaast is er ruimte gereserveerd voor bijbehorende voorzieningen zoals winkels, scholen en brandweer.
Andere bouwplannen omvatten een plan voor 26 woningen, dat in mei 1998 zal worden aanbesteed, en een plan voor 150 woningen, ter vervanging van voormalige zgn. «shantytowns». Voorts zullen een kleine 100 woningen worden gerealiseerd met behulp van een public-private partnership-constructie (de bouwgrond wordt voor 30 jaar gehuurd en hierop worden huizenblokken gebouwd voor met name immigranten).
Voorts is in voorbereiding een project tot herstel van ca. 80 woningen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een zachte lening/schenking, een soort revolving fund. Tenslotte is er nog een zelfbouwproject van ca. 100 woningen onder leiding van het Sint Maarten development fund. Ook hierbij is sprake van een zachte lening.
Met betrekking tot het beheer van afvalwater wordt gemeld dat er een persleiding van Belvedère tot aan de rioolwaterzuiveringsinstallatie zal komen. Deze zal naar verwachting in juli 1998 klaar zijn. Het waterprobleem bij het Emmaplein wordt als onderdeel van een rioleringsproject in december 1998 opgelost.
The Fresh Pond bevat verontreinigd slib. Een plan van aanpak is in voorbereiding. Ook bij Dutch Quarter wortdt gedacht aan een persleiding. Mede als gevolg hiervan zal de rioolwaterzuiveringsinstallatie moeten worden uitgebreid. Ook zal de sluis naar Great Bay weer worden hersteld en in gebruik genomen. Er zal een basis rioleringsplan voor het hele eiland komen, een structuurplan hiervoor is bijna gereed.
Er zullen in de toekomst naast metalen containers voor afval ook kunststofcontainers komen. De isolatie van de huidige stortplaats van het afval (de zgn. «Landfill») is begin dit jaar 1998 aanbesteed.
In de hierop volgende discussie kwam onder meer de (problematische) relatie tussen de leerplicht en het grote aantal kinderen van illegalen aan de orde. Niet alleen is er sprake van aanwas van eigen leerplichtige kinderen, ook is er een groeiende hoeveelheid illegale kinderen die de leerplichtige leeftijd hebben. Dit gaat de (financiële) middelen van het eilandgebied te boven en heeft tot gevolg dat de leerplicht niet (volledig) kan worden nageleefd.
Tot slot werd kort ingegaan op de stand van zaken m.b.t. de criminaliteitsbestrijding, het toerisme en het kadaster.
B. Het parlementair contactplan
De parlementaire delegaties van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba hebben elkaar in de periode van 9 tot en met 13 februari 1998 in het kader van het parlementair contactplan ontmoet te Aruba.
Tijdens deze zogenaamde reguliere Contactplanbijeenkomst is in werkgroepen en in plenaire vergaderingen – zowel in tripartiet als in bipartiet verband – uitvoerig van gedachten gewisseld over staatkundige, financieel-economische, sociaal-culturele en justitiële aangelegenheden. In afzonderlijk contactplan-presidiumoverleg is ook van gedachten gewisseld met betrekking tot de planning van volgende contactplanbijeenkomsten.
De besprekingen hebben in alle openheid en in beste verstandhouding plaatsgevonden. De delegaties willen nogmaals het nut onderstrepen van dit regelmatig contact, dat in verschillende behoeften voorziet en ongetwijfeld bijdraagt aan een beter begrip voor elkaars positie en omstandigheden.
II. Staatkundige Aangelegenheden
II.1 Europese integratie en Koninkrijksverhoudingen
De delegaties hebben kennis genomen van de door het Ministerie van Buitenlandse Zaken opgestelde Notitie inzake de Europese integratie en de Koninkrijksverhoudingen dd. 25 november 1997, aangeboden bij brief dd. 28 november 1997, kenmerk DIE/AB-1193/97.
De leden van de delegaties vinden dat de behandeling van dit onderwerp in de notitie erg summier is. Daardoor is er nog niet voldoende duidelijkheid gecreëerd met betrekking tot de daarin behandelde problematiek. Men is van mening dat een en ander nog moet worden uitgediept door de Koninkrijksregering.
Voorts is naar voren gebracht dat naar alle waarschijnlijkheid het Verdrag van Amsterdam van 2 oktober 1997 nog dit jaar zal worden behandeld. Het verdient aanbeveling om de parlementaire behandeling van de goedkeuringswet ook te gebruiken om meer duidelijkheid te krijgen omtrent mogelijke gevolgen van meer Europese regelgeving voor de Caraïbische rijksdelen. Wellicht kan in de eerstvolgende Contactplanbijeenkomst ook aan dit punt aandacht worden gegeven.
Bij de uitvoering van dit verdrag zal Nederland als lid van de Europese Unie vaak moeten meewerken aan beslissingen op Europees niveau die ook voor de Caraïbische rijksdelen gevolgen kunnen hebben. Het is daarom belangrijk dat men in Nederland een standaardprocedure vaststelt voor beslissingen die de belangen van de andere rijksdelen kunnen raken.
Het verdient aanbeveling om de parlementaire behandeling van het Verdrag van Amsterdam te benutten om de daarbij gevoegde verklaring inzake het nieuwe LGO-regime zorgvuldig te analyseren en te vragen wat de inzet van de Koninkrijksregering zal zijn.
Het is zeer gewenst dat in het Koninkrijk een goede ambtelijke en politieke voorbereiding plaatsvindt met het oog op de nieuwe associatieregeling voor de LGO en wel zodanig dat de belangen van de Nederlandse Antillen en Aruba voldoende zijn gewaarborgd.
II.2. Het buitenlands beleid in de Caraïbische regio
De verwachting is dat zeer binnenkort door het Ministerie van Buitenlandse Zaken een document zal worden uitgebracht inzake het buitenlands beleid ten aanzien van het Caraïbisch gebied (in ruime zin). De delegaties gaan er in goed vertrouwen van uit dat de Nederlandse Antillen en Aruba in een vroeg stadium betrokken zijn geweest bij het opstellen van dit document.
De verwachting is dat het politieke en vooral het economische belang van Nederland in deze regio groter zal worden. De delegaties benadrukken dat het daarbij van groot belang is dat in die ontwikkeling de Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse belangen zodanig worden behartigd dat beide landen mee profiteren van de groeiende Nederlandse aandacht in de Caraïbische regio. Daarnaast wijzen de delegaties opnieuw op de groeiende noodzaak voor de Nederlandse Antillen en Aruba om ruimte te krijgen voor het presenteren van een eigen buitenlands beleid in de regio, in het bijzonder in daarvoor in aanmerking komende regionale instellingen.
Men verwacht daarom dat in bovengenoemd document naast de behartiging van de belangen het Koninkrijk ook voldoende aandacht wordt gegeven aan de behartiging van de belangen van de Nederlandse Antillen en Aruba.
II.3 Parlementaire controle op de Koninkrijksregering
Bij de Contactplanbijeenkomst van september 1997 zijn de delegaties overeengekomen om een gemengde parlementaire werkgroep bestaande uit drie leden – een uit elke delegatie – in te stellen met de opdracht om het democratisch tekort te analyseren en mogelijkheden voor oplossingsrichtingen aan te dragen. Helaas heeft daarna de feitelijke samenstelling van deze werkgroep nog niet plaatsgevonden. De Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse delegaties hebben deze week ieder uit hun midden een persoon aangewezen zodat de werkgroep meteen aan de slag kan.
Daarbij wordt van Nederlands-Antilliaanse zijde aan deze gemengde werkgroep de suggestie gedaan om bij de uitvoering van haar opdracht ook onderzoek te doen naar de mogelijkheid van instelling van een Constitutioneel Hof.
Van Arubaanse zijde wordt gesteld dat men bij de door de werkgroep aangedragen voorstellen voor de oplossing van de gesignaleerde problematiek in ieder geval uitgaat van gelijkwaardigheid tussen de landen. De beide andere delegaties sluiten zich hierbij aan.
Het voorstel van de werkgroep zal zo mogelijk in de eerstvolgende bijeenkomst besproken worden.
II.4 Stand van zaken wetsvoorstellen met betrekking tot kustwacht en uitleveringsverdrag
De regeling voor de kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba is voorlopig opgesteld in de vorm van een algemene maatregel van rijksbestuur. De Koninkrijksregering heeft toegezegd deze aangelegenheid definitief bij rijkswet te regelen. Ook het Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Uitleveringsbesluit (thans een Amvrb) zou vervangen worden door een regeling bij rijkswet. De delegaties dringen nogmaals bij de Koninkrijksregering aan op een spoedige indiening – binnen de termijn van 1 jaar – bij de parlementen van bovenbedoelde voorstellen van rijkswet.
In het algemeen wil men hier stellen dat wanneer vanwege het spoedeisend karakter van een bepaald onderwerp men besluit tot een voorlopige regeling bij algemene maatregel van rijksbestuur, het ook geboden is dat daarbij direct een zekere tijdslimiet wordt aangegeven waarbinnen de definitieve regeling bij rijkswet tot stand moet komen. De Arubaanse delegatie verwijst hierbij naar de passages in par. II.2 in de Slotverklaring van januari 1996.
De delegaties dringen er op aan van de koninkrijksregering een voortgangsrapportage te ontvangen waarin nader wordt ingegaan op de vorderingen en/of knelpunten met betrekking tot het operationeel functioneren van de Kustwacht.
Voor wat betreft de uitlevering is de situatie thans zo dat er ten aanzien van uitleveringszaken een verschil in behandeling tussen de landen bestaat. In Nederland is er de mogelijkheid van cassatie. In de Nederlandse Antillen en Aruba bestaat die mogelijkheid niet. De delegaties zijn van mening dat in het voorstel van rijkswet inzake uitlevering een eind moet worden gemaakt aan deze vorm van rechtsongelijkheid.
II.5 De toenemende bemoeienis vanuit politiek Den Haag met interne bestuurlijke aangelegenheden van de Nederlandse Antillen en Aruba
De delegaties zijn het er over eens dat juist in ontmoetingen in het kader van het Contactplan er ruimte moet zijn om te praten over de wijze waarop wij met elkaar in één Koninkrijk omgaan. Wanneer zich gevallen voordoen die tot irritaties leiden bij een van de parlementen dan moet men hierover openhartig met elkaar kunnen praten.
In de afgelopen jaren hebben zich herhaalde malen voorvallen voorgedaan die tot irritaties hebben geleid in Den Haag, Willemstad of Oranjestad. De delegaties van de Nederlandse Antillen en Aruba zijn van mening dat nader overleg geboden is om herhalingen van soortgelijke voorvallen te voorkomen.
Van Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse zijde wordt gesteld dat het in de praktijk maar al te vaak voorkomt dat vanuit politiek Den Haag ongenuanceerde uitspraken worden gedaan met betrekking tot de gang van zaken rondom interne aangelegenheden van de Nederlandse Antillen en Aruba.
Deze uitspraken – meestal gedaan zonder dat men over de juiste informatie beschikt – leiden dan tot onnodige politieke discussies in deze landen.
Het komt zelfs voor – aldus nog steeds de Nederlands-Antilliaanse delegatie – dat officiële stukken die aan de Kamer worden overgelegd kennelijke onjuistheden bevatten. Een recent voorbeeld hiervan is de brief d.d. 30 januari 1998, kenmerk 98 290/EMS/PJW van de minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (NAAZ), dr. ir. J. J. C. Voorhoeve, aan de Vaste Commissie voor NAAZ uit de Tweede Kamer. Al met al heeft dit tot gevolg dat terwijl de parlementen (mede middels het Contactplanprogramma) streven naar een verbetering van de onderlinge relaties, aan de andere kant dergelijke voorvallen juist de goede verstandhouding en relatie onder druk zetten.
De Nederlandse delegatie stelt dat de Kamer niet de taak heeft om te fungeren als verlengstuk van de regering, maar wel de taak heeft om te regering te controleren. Wanneer in de praktijk zich een geval voordoet waarbij de regering aan de Kamer informatie heeft verstrekt die naar de mening van de collega's van de parlementen van de Nederlandse Antillen of Aruba niet juist is, dan ontvangt de Vaste Commissie voor NAAZ uit de Tweede Kamer hierover gaarne een sein (met de toelichtende informatie over de onjuistheid) zodat de kamercommissie de minister om nadere inlichtingen kan vragen. Voorts acht men het een goede zaak dat wanneer de commissie overleg pleegt met de minister over belangrijke zaken die ook de interne aangelegenheden van deze rijksdelen raken, dat ook de Gevolmachtigde Ministers van deze landen op enigerlei wijze acte de présence geven, uiteraard met inachtneming van de koninkrijksverhoudingen.
Tevens wordt er van Nederlandse zijde op gewezen dat de Nederlandse regering tegenover het eigen parlement verantwoording dient af te leggen over de aan de Caraïbische rijksdelen uit Nederlandse middelen gegeven ondersteuning, en dat daarbij onvermijdelijk mede onderwerpen worden besproken die tot de competentie van de Nederlands-Antilliaanse dan wel Arubaanse regering behoren.
De Nederlands-Antilliaanse delegatie wijst erop dat daarbij geen al te gedetailleerde bespreking van – en bemoeienis met – zaken past die tot de competentie van de Nederlandse Antillen behoren, doch veeleer een controle op de uitgangspunten en afspraken van beleidsoverleg tussen de landen.
De Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse delegaties hebben bij de Contactplanbijeenkomst van september 1997 de wens uitgesproken dat de Nederlandse delegatie bij de regering pleit voor het invoeren van lagere vliegtarieven tussen de rijksdelen. De Nederlandse delegatie zegt dat de tarievenkwestie haar volle aandacht heeft. De Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse delegaties wijzen op het belang van deze kwestie voor de overzeese rijksdelen en verzoeken om deze zaak met de nodige spoed te behandelen.
III. Financieel-economische aangelegenheden
De Nederlands-Antilliaanse delegatie brengt naar voren dat in september vorig jaar reeds uitgebreid van gedachten is gewisseld over dit onderwerp. Dit heeft geleid tot indiening van een motie tijdens behandeling van de begroting van KabNA in oktober vorig jaar. De Minister voor NAAZ heeft aangegeven dat voor afhandeling van het wetsvoorstel nu eerst de medewerking van de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba benodigd is.
De Nederlands-Antilliaanse delegatie heeft enige moeite met deze stellingname. Tijdens de RTC van 1983 is afgesproken dat de minder draagkrachtige eilanden niet te lijden zouden hebben van de uittreding van Aruba. De destijds afgesproken bedragen zijn nooit gecorrigeerd op inflatie. Daarbij zou Nederland naar het oordeel van de Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse delegatie een groter procentueel aandeel in de vulling van het fonds voor haar rekening moeten nemen.
Van de kant van de minder draagkrachtige eilanden van de Nederlandse Antillen wordt nog naar voren gebracht dat zij overwegen om de dekolonisatiecommissie van de Verenigde Naties te benaderen, teneinde vast te stellen of de regering van Nederland bij de dekolonisatie van de Nederlandse Antillen de juiste weg heeft bewandeld en of de garantie door Nederland gegeven tijdens de Ronde Tafel Conferentie van 1983 (artikel 28 RTC) enige waarde heeft.
Al met al pleit de Nederlands-Antilliaanse delegatie voor een constructie waarin wordt zeker gesteld dat de structurele tekorten van de kleine eilanden jaarlijks worden aangevuld, uiteraard na een toets op de juistheid en opportuniteit van de opgevoerde bedragen.
De Nederlandse delegatie benadrukt dat het, gezien het onderwerp, noodzakelijk is dat het Solidariteitsfonds bij Rijkswet wordt geregeld. Daarvoor is de medewerking – en instemming – van de drie betrokken landen noodzakelijk. De Nederlandse delegatie acht het op voorhand niet uitgesloten dat een andere dan de tot nu toe gehanteerde constructie kan worden ingevoerd. De Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse regeringen moeten daartoe wel concrete voorstellen aan de Nederlandse regering doen, met inachtneming van de eerder afgesproken uitgangspunten. De als gevolg hiervan wellicht benodigde extra financiële bijdrage van de zijde van Nederland aan het Solidariteitsfonds zal binnen het bestaande begrotingsplafond voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken moeten worden gevonden.
De delegaties stellen vast dat dit onderwerp moet worden geregeld op het niveau van de drie landen (waarbij de regering van de Nederlandse Antillen zorgt voor onderlinge afstemming tussen de meest betrokken eilandgebieden). De delegaties achten het van groot belang dat op zo kort mogelijke termijn tot afronding van de besluitvorming wordt gekomen. Afgesproken wordt dat de Nederlands-Antilliaanse delegatie bij haar regering zal bevorderen dat een onderbouwd voorstel aan de Nederlandse regering kenbaar zal worden gemaakt. De Arubaanse delegatie zal bij haar regering bevorderen dat zij haar standpunt in deze aan de Nederlandse regering kenbaar zal maken. Vervolgens zal naar verwachting in nader overleg tussen de drie betrokken landen naar een voor alle partijen bevredigende oplossing moeten worden gezocht.
III.2 Voortgang rapporten commissies Wawoe en Biesheuvel
De Arubaanse delegatie geeft aan dat het rapport Biesheuvel nog niet in de Staten besproken is en dat er derhalve nog geen Arubaans standpunt terzake is ingenomen.
De Nederlands-Antilliaanse delegatie geeft aan dat in de Staten met genoegen kennis is genomen van het rapport Wawoe. De delegatie herkent in het rapport enkele reeds eerder door de Nederlandse Antillen gesignaleerde knelpunten. Zij plaatst wel de kanttekening dat de Nederlandse Antillen de eerst aangewezenen zijn om hun eigen koers te bepalen. Voorts heeft de Nederlands-Antilliaanse delegatie twijfels bij de voorstellen inzake de wijze van beheer van het ontwikkelingsfonds. Voorkomen moet worden dat de hiertoe voorgestelde Antilliaanse Ontwikkelingsfinancieringsmaatschappij (AOFM) door samenbundeling van kennis, ervaring en middelen de facto meer macht zou verkrijgen dan de bestuurders. Dit punt is op het moment onderwerp van studie. Hierbij wordt ook het vetorecht van de Nederlandse gedelegeerden in de AOFM meegenomen. De Nederlands-Antilliaanse delegatie benadrukt dat het van belang is dat de Nederlandse Antillen in dit opzicht zelf de kans krijgen om ervaring op te doen.
De delegaties zijn het met elkaar eens dat de gelden uit het fonds niet gebruikt mogen worden voor het dekken van begrotingstekorten en dat de controle zal moeten geschieden door de betrokken rekenkamers. De delegaties onderschrijven voorts dat implementatie van de aanbevelingen uit het rapport in ieder geval afhankelijk is van de voortgang in de navolgende processen:
– opstelling van een integraal ontwikkelingsplan;
– vorming van een ontwikkelingsfonds; en
– gerichte versterking van het bestuursapparaat.
De Nederlandse delegatie is van mening dat ook sanering van de overheidsfinanciën conform een met het IMF overeen te komen structureel aanpassingsprogramma voorwaarde is voor implementatie van de aanbevelingen uit het rapport. De Nederlands-Antilliaanse delegatie wijst er daarentegen op dat deze koppeling in het rapport Wawoe niet wordt gelegd en zelfs sterk wordt afgeraden.
Overigens zal de Nederlands-Antilliaanse delegatie over het rapport als geheel nog nader van gedachten wisselen met de regering van de Nederlandse Antillen.
III.3 Financieel-economische situatie Nederlandse Antillen
De Nederlands-Antilliaanse delegatie geeft een uiteenzetting van de oorzaken en gevolgen van de huidige financieel-economische crisis. Voorts wordt een opsomming gegeven van de reeds getroffen en in voorbereiding zijnde maatregelen. De Nederlands-Antilliaanse delegatie benadrukt dat nog nooit eerder zoveel offers en bijdragen van de bevolking zijn geëist en dat het thans maatschappelijk niet verantwoord lijkt om nog meer van dergelijke offers te vragen. De bewoners van de Nederlandse Antillen hebben zwaar te lijden onder de getroffen maatregelen en een aantal bedrijven lijkt door deze maatregelen failliet te zijn gegaan.
De Nederlands-Antilliaanse delegatie onderschrijft ten volle dat een saneringstraject voortgang zal vinden. Wat de delegatie betreft zullen de hiertoe noodzakelijke maatregelen, gezien het voorgaande, vooral in de uitgaven-verlagende sfeer plaatsvinden. Verdere inkomstenverhogende maatregelen kunnen onder andere bestaan uit het optimaliseren van de efficiëntie en de effectiviteit bij inning en controle. Tevens zullen er in 1998 concrete stappen ondernomen worden die moeten leiden tot versterking van de economische ontwikkeling. Verschillende initiatieven hiertoe zijn in voorbereiding.
De Nederlands-Antilliaanse delegatie stelt dat het IMF voor het jaar 1997 zowel aan de uitgavenkant als aan de inkomstenkant niet altijd van de juiste schattingen is uitgegaan. Zo werd de economische groei op + 1% geschat terwijl dit naar verwachting zal uitkomen op – 2%. De door informatie van het IMF ingegeven passage in de brief van de minister voor NAAZ d.d. 30 januari 1998 dat het voortijdig liquideren van bezittingen van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen zou strekken tot uitbetaling van pensioenen is onjuist. De Nederlands-Antilliaanse delegatie betreurt de mede door deze verkeerde gegevens gewekte indruk als zou de regering zich niet voldoende hebben ingespannen om aan de gemaakte afspraken te voldoen. De delegatie ziet de Nederlandse Antillen voor onoverkomelijke problemen geplaatst wanneer wordt vastgehouden aan de termijn van 1 maart 1998 voor het afbetalen van de overbruggingslening en van de schuldaflossing over 1997 in het onverhoopte geval dat voordien geen overeenstemming met het IMF wordt bereikt.
De Nederlandse delegatie heeft veel waardering voor de in de afgelopen jaren door de Nederlandse Antillen getroffen maatregelen. De delegatie benadrukt dat zij echter nog steeds grote zorgen heeft over de financieel-economische situatie op de Nederlandse Antillen. De delegatie acht betrokkenheid van het IMF absoluut noodzakelijk om tot een oplossing te komen.
De Nederlandse delegatie heeft de indruk dat het Nederlandse bedrijfsleven graag bereid is om meer in de Nederlandse Antillen te investeren indien door de Nederlandse Antillen aan een beperkt aantal voorwaarden wordt voldaan. Dergelijke investeringen lijken van groot belang, nu juist economische groei op dit moment een van de meest geëigende maatregelen ter verbetering van de situatie is.
De delegaties benadrukken het belang van voortgezette betrokkenheid van het IMF en van de totstandkoming van een geactualiseerd structureel aanpassingsprogramma, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid van de respectieve regeringen. De delegaties achten het wel van groot belang dat de besluitvorming plaatsvindt op basis van de juiste cijfers. Om deze reden bepleiten de delegaties dat de regering van de Nederlandse Antillen op korte termijn reageert op de brief terzake van de minister voor NAAZ d.d. 30 januari 1998. De delegaties gaan er voorts van uit dat in de komende besprekingen met het IMF de gesignaleerde tekortkomingen in de analyses van het IMF aan de orde zullen komen. De delegaties wachten met belangstelling de uitkomsten van deze besprekingen af. Als de uitkomsten daartoe aanleiding geven, zal kunnen worden overwogen om later dit een jaar een mini-contactplan hieraan te wijden.
IV. Sociaal-Culturele en Justitiële Aangelegenheden
De delegaties van de Nederlandse Antillen, Aruba en Nederland hebben geruime tijd gesproken over onderwijs en hieraan gerelateerde zaken, zoals gedragsproblemen, (naschoolse) opvang, begeleiding, drop-outs en dergelijke. De delegaties zijn unaniem van mening dat de kwaliteit van het onderwijs voor de toekomst van de bevolking van het grootste belang is. Onderwijs verdient derhalve, naast de financieel-economische problematiek, voortdurend actieve zorg.
De schaalvergroting van scholen heeft een aantal ongunstige neveneffecten opgeleverd. De druk op leerkrachten is vergroot: naast hun onderwijstaak worden zij in toenemende mate belast met sociale opvang. Hun taak, status en salariëring laten een dergelijke extra belasting niet toe. Alle scholen, in het bijzonder in wijken waar sociaal-economische achterstanden zijn, zouden moeten beschikken over maatschappelijke werkers en remediale hulpverlening ten behoeve van begeleiding en naschoolse opvang van verschillende categorieën probleemkinderen. Drugs en drop-outs vormen hierbij een extra probleem. De Arubaanse en Nederlandse delegaties menen dan ook dat een bezinning over het doorgaan met die grootschalige scholengemeenschappen op zijn plaats is.
De Nederlandse en Arubaanse delegaties spreken hun zorg uit over de opvang van buitenlandse kinderen, in het bijzonder illegale kinderen. In Nederland en de Nederlandse Antillen is sprake van leerplicht: de implementatie hiervan op de Antillen geschiedt bij landsverordening. Sint Maarten heeft hieraan nog geen uitvoering gegeven vanwege de financiële problematiek.
In Nederland en de Nederlandse Antillen geldt de leerplicht ook voor illegale kinderen. De naleving als zodanig van de leerplicht is een punt van aandacht; lesuitval door ziekte van leerkrachten en tussenuren alsmede het ontbreken van voldoende sociaal-economische middelen en sociale controle bevorderen het schoolverzuim.
De delegaties zijn van mening dat ondersteuning en herwaardering van scholen gestimuleerd moet worden. Dit betreft in het bijzonder het onderwijs in de Nederlandse taal. Dit is een specifiek probleem voor de Nederlandse Antillen en Aruba; Nederland kent dit probleem alleen bij het onderwijs aan minderheden.
Gezien de verbondenheid van de drie landen en de mogelijkheid tot het volgen van vervolgopleidingen in Nederland, dient de Nederlandse taal in het onderwijs een belangrijke positie te behouden.
De delegaties pleiten er voor om op de Nederlandse Antillen en Aruba in ieder geval in de eerste twee jaren van het basisonderwijs de moedertaal (Papiamentu(o)/Engels) als instructietaal te gebruiken. Probleem hierbij is alleen het gebrek aan modern lesmateriaal in het Papiamentu(o).
De delegaties van de Nederlandse Antillen en Aruba voeren aan dat het voor Antilliaanse en Arubaanse studenten nog altijd moeilijk is aansluiting te vinden op het Nederlandse vervolgonderwijs (mbo/hbo en universiteit), ondanks projecten ter verbetering hiervan. Dit kan in het bijzonder worden verbeterd door een versterking van opvang en begeleiding en door enige rust te creëren op het gebied van de steeds wisselende onderwijsplannen enprogramma's in Nederland.
De delegaties van de Nederlandse Antillen en van Aruba constateren dat studenten de terugbetaling van hun studiefinanciering na beëindiging van hun studie als een probleem ervaren.
De delegaties constateren dat de onderwijsinspectie op zowel de Nederlandse Antillen als Aruba verdere verbetering en versterking behoeft. Zij zijn van oordeel dat deze inspectie een duidelijke taak heeft bij de bewaking van de kwaliteit van het onderwijs. De invloed van de inspectie op de inhoud van het onderwijs moet derhalve versterkt worden. Daarnaast moet worden bevorderd dat het bestaande volwassenenonderwijs verder wordt aangepast en uitgebouwd.
De delegaties zijn van oordeel dat de toepassing van moderne communicatie- en informatietechnologie op de universiteiten van de Nederlandse Antillen en Aruba gestimuleerd moet worden om de aansluiting op buitenlandse universiteiten ten goede te laten komen en de mogelijkheid van onderwijs op afstand te bevorderen.
De delegaties stellen vast dat het natuur- en milieubeleid op de Nederlandse Antillen en Aruba geleidelijk op gang komt, maar dat er nog veel meer moet gebeuren op dit gebied. Gepleit wordt voor versnelling van de totstandkoming van (in concept aanwezige) wet- en regelgeving ter bescherming van natuur en milieu. Problemen zijn vooral de beschikkingsvrijheid van grondeigenaren van te beschermen natuurgebieden (Arikok op Aruba, Klein Bonaire en het Muriel Thissell National Park op Saba) en het milieubewustzijn van de bevolking.
Het gebruik van alternatieve vormen van energie-opwekking (zonne- en windenergie) in beide landen moet verder worden gestimuleerd.
Geconstateerd wordt dat zowel Aruba als Sint Eustatius lijden onder afvalproblemen. Op Sint Eustatius is het probleem van het ophalen van afval naar verwachting binnenkort opgelost. Op Aruba is sprake van een meningsverschil tussen de regering van dit land en die van Nederland over de wijze waarop het project Parkietenbos tot een goed einde moet worden gebracht. De delegaties achten het raadzaam dat de beide regeringen in onderling overleg tot een bevredigende oplossing komen.
IV.3 Milieuschade als gevolg van olieraffinage-activiteiten op Curaçao
De delegaties stellen tot hun genoegen vast dat er in januari 1998 een samenwerkingsovereenkomst tot stand is gekomen om onder leiding van Afvalverwerkingsbedrijf Rijnmond (A.V.R.) de haalbaarheid te onderzoeken van sanering van het Asfaltmeer Buskabaai op een zodanige wijze dat de milieuproblematiek opgelost wordt en het asfaltmeer en de direct aangrenzende gebieden herwonnen worden ten behoeve van de verdere economische ontwikkeling van het eilandgebied Curaçao.
IV.4 Overdracht van strafexecutie van buitenlandse gedetineerden
Een groot percentage van de gedetineerden op de Nederlandse Antillen en Aruba is van buitenlandse afkomst. Het gaat hierbij in veel gevallen om drugskoeriers op doortocht. Dit legt een groot beslag op de financiële middelen voor het gevangeniswezen en veroorzaakt mede overbevolking in de gevangenis. Dit heeft weer een extra veiligheidsrisico tot gevolg. Naar het oordeel van de delegaties moet de Koninkrijksregering zich inspannen om met de meeste spoed te komen tot bilaterale verdragen met andere, voornamelijk Caraïbische en Latijns-Amerikaanse landen, zoals Venezuela en Colombia, om de overdracht van strafexecutie van deze gedetineerden mogelijk te maken.
De delegaties dringen erop aan dat de Koninkrijksregering aandacht besteedt aan de internationaal ongelijke aanpak van opsporing en controle.
IV.5 Situatie in de strafgevangenis en het huis van bewaring Koraal Specht
Er bestaat grote bezorgdheid over de al langer bestaande precaire situatie in de gevangenis Koraal Specht en over de recente ontwikkelingen. De situatie in de gevangenis op Curaçao is explosief te noemen. De Nederlandse delegatie stelt dat de mensenrechtensituatie hierbij op het spel staat.
De Nederlands-Antilliaanse delegatie is van mening dat de situatie in de gevangenis niet los kan worden gezien van de overbevolking die mede het gevolg is van het grote aantal buitenlandse gedetineerden en het ontbreken van een adequaat preventietraject. De detentiesituatie vereist urgente zorg, zowel voor wat betreft de huisvesting als de rehabilitatie, teneinde te voorkomen dat de mensenrechten in het gedrang komen. De interne veiligheid van de gevangenis is onvoldoende gewaarborgd. Het bewakend personeel functioneert onvoldoende.
Door beide delegaties wordt aangedrongen op een zeer spoedige uitvoering van het voor de korte termijn ontwikkelde actieplan. Daarnaast zou ook zeer snel met de uitvoering van het lange termijnproject een begin moeten worden gemaakt.
Bij de Contactplanbijeenkomst van september 1997 hebben de delegaties afgesproken dat er elk jaar in ieder geval een reguliere bijeenkomst wordt gehouden en daarnaast een thematische bijeenkomst, die in meerdere opzichten kleiner van opzet zal zijn. Zo heeft men zich voorgenomen om in ieder geval kleine delegaties af te vaardigen naar thematische bijeenkomsten.
Volgens het in september jl. afgesproken schema voor de Contactplanbijeenkomsten, zou dit jaar de thematische bijeenkomst eind mei, in Nederland gehouden worden. Bij het maken van deze afspraken hebben de delegaties ook in het algemeen opgemerkt dat in een jaar waarin Kamer- of Statenverkiezingen gehouden worden, het schema voor wat betreft dat jaar verstoord kan worden.
Rekening houdend met het bovenstaande spreken de delegaties thans af om elkaar in de periode van 8 tot en met 12 juni 1998, in een thematische Contactplanbijeenkomst te ontmoeten in Nederland. In deze bijeenkomst zal bijzondere aandacht worden geschonken aan het thema «Financieel-economische situatie».
Conform het afgesproken schema zullen in 1999 de volgende bijeenkomsten gehouden worden:
Jan. 1999 – reguliere CP-bijeenkomst – Ned. Antillen
Mei 1999 – thematische bijeenkomst – Nederland
Op 14 februari heeft de Nederlandse delegatie een beleefdheidsbezoek gebracht aan de Minister-President van de Nederlandse Antillen, mr M. A. Pourier. Tijdens dit onderhoud is onder meer kort gesproken over de financiële verhouding van de Nederlandse Antillen met het IMF en Nederland, het solidariteitsfonds alsmede een aantal andere specifieke vraagstukken zoals criminaliteit, jeugdwerkeloosheid, politietekorten, scholingsbehoeften, onderwijs en de financiële verhoudingen in het omringende Caraïbische gebied.
Vervolgens is een bezoek gebracht aan de gevangenis Koraal Specht. Na een inleiding door de directeur van de gevangenis kon een aantal afdelingen worden bezocht, zoals de afdeling voor gevangenen die op afzienbare termijn (binnen ca. 12 maanden) in vrijheid zullen worden gesteld, het gedeelte voor degenen waarvan de detentie nog ca. twee jaar duurt, de vrouwengevangenis en ook de keuken.
Van de situatie in het huis van bewaring en het compartiment voor langgestraften is op afstand kennis genomen. In verband met recente spanningen in deze gedeelten was nadere kennismaking niet opportuun. Deze spanningen worden onder meer veroorzaakt door de overbevolking van de gevangenis, ledigheid van de gevangenen en een kwalitatief tekortschietende infrastructuur. Voor het overige wordt verwezen naar de passages terzake in de slotverklaring van het Contactplan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25916-1-h1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.