25 914
Vaststelling van regels ter aanvulling van het inkomen van enkele groepen uitkeringsgerechtigden en belastingplichtigen (Wet inkomensaanvulling 1998)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot vaststelling van regels ter aanvulling van het inkomen van enkele groepen uitkeringsgerechtigden en belastingplichtigen (Wet inkomensaanvulling 1998).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

6 maart 1998

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een aantal maatregelen te nemen die leiden tot inkomensaanvulling voor een aantal groepen uitkeringsgerechtigden en belastingplichtigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In afwijking van de artikelen 11 en 12 van de Wet financiering volksverzekeringen en de daarop gebaseerde regelingen wordt:

a. de premie voor de algemene ouderdomsverzekering voor de maand april 1998 vastgesteld op 23,5 procent;

b. de premie voor de algemene ouderdomsverzekering van 1 mei 1998 tot en met 31 december 1998 vastgesteld op 18,25 procent; en

c. het gemiddeld premiepercentage voor de algemene ouderdomsverzekering voor het jaar 1998 vastgesteld op 18,25.

Artikel 2

Indien het bij koninklijke boodschap van 27 oktober 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet financiering volksverzekeringen houdende regels omtrent de maximering van het premiepercentage en de mogelijkheid van verstrekking van rijksbijdragen voor de algemene ouderdomsverzekering, alsmede omtrent de vorming van een Spaarfonds AOW (kamerstukken I 1997/98, nr. 25 699) tot wet wordt verheven, wordt in het in artikel I, onderdeel D, van deze wet opgenomen artikel 10a, eerste lid «ten hoogste 16,5 procent» vervangen door: ten hoogste 18,25 procent.

Artikel 3

1. De overhevelingstoeslag, bedoeld in artikel 1 van de Wet overhevelingstoeslag opslagpremies, over een door een werkgever verstrekte aanvulling op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering bedraagt voor het jaar 1998: 5%.

2. Indien de overhevelingstoeslag door de werkgever uitsluitend wordt verstrekt over de in het eerste lid bedoelde aanvulling, bedraagt deze maximaal f 4030,–. Indien de overhevelingstoeslag door de werkgever wordt verstrekt over de wettelijke socialezekerheidsuitkering en de aanvulling tezamen, is de overhevelingstoeslag niet verschuldigd over dat deel van de in het eerste lid bedoelde aanvulling waarmee de som van de wettelijke uitkering en de aanvulling een bedrag van f 80 600,– te boven gaat.

3. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing indien in het jaar 1997 op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering premie is geheven, dan wel zou zijn geheven, over de door de werkgever verstrekte aanvulling, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4

De Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 37, eerste lid, wordt het in onderdeel b opgenomen bedrag vervangen door: f 1033.

B

In artikel 44m worden in de in het tweede lid opgenomen tabel de in de derde kolom opgenomen bedragen van de zelfstandigenaftrek verhoogd met f 335.

C

Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zevende lid wordt in de tweede volzin het laatstgenoemde bedrag vervangen door: f 1965.

2. In het achtste lid wordt in de tweede volzin het laatstgenoemde bedrag vervangen door: f 2881.

D

In de in artikel 53a, eerste lid, opgenomen tarieftabel wordt het in kolom IV eerstvermelde percentage vervangen door: 7,1%. Voorts worden de in kolom III vermelde bedragen vervangen door f 3350 onderscheidenlijk f 31 645.

Artikel 5

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 17, eerste lid, wordt het in onderdeel b opgenomen bedrag vervangen door: f 1033.

B

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zevende lid wordt in de tweede volzin het laatstgenoemde bedrag vervangen door: f 1965.

2. In het achtste lid wordt in de tweede volzin het laatstgenoemde bedrag vervangen door: f 2881.

C

In de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tarieftabel wordt het in kolom IV eerstvermelde percentage vervangen door: 7,1%. Voorts worden de in kolom III vermelde bedragen vervangen door f 3350 onderscheidenlijk f 31 645.

Artikel 6

1. In afwijking van artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt voor de maanden april tot en met december 1998 het aldaar genoemde bedrag gesteld op f 1172.

2. In afwijking van artikel 20, zevende lid, tweede volzin, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt voor de maand april 1998 het aldaar laatstgenoemde bedrag gesteld op f 2775.

3. In afwijking van artikel 20, achtste lid, tweede volzin, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt voor de maand april 1998 het aldaar laatstgenoemde bedrag gesteld op f 3481.

4. In afwijking van artikel 20a, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt in de aldaar opgenomen tabel het in kolom IV eerstvermelde percentage voor de maand april 1998 gesteld op 1,85. Voorts worden de in kolom III vermelde bedragen voor die maand vervangen door f 872, onderscheidenlijk f 29 167.

Artikel 7

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 april 1998 en werkt wat de artikelen 3 en 4 betreft terug tot en met 1 januari 1998.

2. Artikel 4 vindt eerst toepassing nadat artikel 66b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 1998 is toegepast.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Staatssecretaris van Financiën,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven