25 891 (R 1609)
Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap

nr. 33
VIJFDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 21 februari 2000

Het voorstel van Rijkswet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I, onderdeel J, wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 8, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. die in de Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse samenleving als ingeburgerd kan worden beschouwd op grond van het feit dat hij beschikt over een bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen mate van kennis van de Nederlandse taal, dan wel – indien hij in de Nederlandse-Antillen of Aruba hoofdverblijf heeft – de taal die op het eiland van hoofdverblijf naast het Nederlands gangbaar is, alsmede van de Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse staatsinrichting en maatschappij, en hij zich ook overigens in de Nederlandse, Nederlandse-Antilliaanse of Arubaanse samenleving heeft doen opnemen.

2. Aan artikel 8 wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:

6. Een krachtens het eerste lid, onder d, vastgestelde algemene maatregel van rijksbestuur treedt niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan beide kamers der Staten-Generaal.

Toelichting

Bij de behandeling door de Tweede Kamer der Staten-Generaal van het onderhavige wetsvoorstel is een nota van wijziging toegezegd. De toezegging houdt verband met de uitwerking van het inburgeringsvereiste bij naturalisatie (artikel 8, eerste lid, onder d). Hierbij wordt uitvoering gegeven aan deze toezegging.

Voorgesteld wordt om het vereiste van kennis van de Nederlandse taal, dan wel de taal die gangbaar is in de Nederlandse Antillen of Aruba, en van de kennis van de Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse staatsinrichting en maatschappij nader te regelen bij een algemene maatregel van rijksbestuur. In deze algemene maatregel van rijksbestuur wordt het vereiste niveau van de mondelinge en schriftelijke kennis van de genoemde talen en kennis van de staatsinrichting en maatschappij neergelegd. Tevens wordt de wijze van toetsing geregeld. Daarbij bestaat de mogelijkheid om voor bepaalde categorieën naturalisandi specifieke regels op te stellen met name ten aanzien van het vereiste van schriftelijke kennis van de taal. Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan analfabeten of personen met een geestelijke of lichamelijke handicap.

De beide kamers der Staten-Generaal worden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze te geven voor de inwerkingtreding van de algemene maatregel van rijksbestuur.

De Staatssecretaris van Justitie,

M. J. Cohen

Naar boven