25 883 Arbeidsomstandigheden

Nr. 497 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Ontvangen ter Griffie op 21 juni 2024.

De vastgestelde algemene maatregel van bestuur is aan de Kamer overgelegd tot en met 31 juli 2024.

De vastgestelde algemene maatregel van bestuur kan niet eerder inwerking treden dan op 1 augustus 2024.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2024

Hierbij bied ik uw Kamer in het kader van de nahangprocedure op grond van de Wet milieubeheer (artikel 21.6, derde lid) en kennisgevingsprocedure op grond van de Omgevingswet (artikel 23.5, vierde lid) het bovengenoemde besluit aan. Voor een beschrijving van de inhoud verwijs ik u naar de nota van toelichting. De nahangprocedure is van toepassing aangezien met dit besluit onder meer wijzigingen worden aangebracht in het Asbestverwijderingsbesluit 2005. Kennisgeving van de inwerkingtreding, advies van de Raad van State en het nader rapport geldt voor de wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

De inwerkingtreding van het besluit is voorzien op 1 augustus 2024. Een specifieke wijziging in het Arbeidsomstandighedenbesluit krijgt vervolgens terugwerkende kracht tot 1 juli 2024 om aan te sluiten op een termijn die dan afloopt voor de aanwijzing van certificerende instellingen.

Onder verwijzing naar Aanwijzing 2.37 van de Aanwijzingen voor de regelgeving leg ik uw Kamer het besluit voor zoals het is vastgesteld en later in het Staatsblad zal worden gepubliceerd. Voor deze vorm is gekozen om te zorgen dat ook Aanwijzing 2.38 – dat ten minste drie kwart van de nahangperiode buiten het reces dient te vallen – zo goed mogelijk kan worden gerespecteerd. Een verdere vertraging tot na het zomerreces is vooral voor de certificeringspraktijk problematisch, waardoor zo lang niet gewacht kan worden (zie verder de toelichting op de inwerkingtreding in paragraaf 10 van de nota van toelichting bij het besluit). Wel wordt de nahangperiode door inwerkingtreding op 1 augustus 2024 verlengd tot circa zes weken in plaats van de vereiste vier weken.

Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Naar boven